Jan en ik praten erover waarom het om te beginnen zo hard werken was, om ze er echt bij te krijgen. Ze deden wel braaf alles wat er van ze gevraagd werd, ze waren best geïnteresseerd, maar het duurde tot het er echt in schoot. Dat is omdat we hier aan de daderkant werken, zei Jan, dat is altijd zwaarder. Waar. We hebben in de Balkan ook zowel met slachtoffers als met daders gewerkt, en met daders is het altijd moeilijker. Met slachtoffers zet je vooral heel veel empathie in, maar met daders is het altijd een mengeling van acceptatie en confrontatie. En hier is het ingewikkeld, lopen daderschap en slachtofferschap zo door elkaar.
De laatste dag beginnen we met een kleine ceremonie, zoals Jan die al zoveel keer in de AIDS crisis heeft gehouden, en zoals we die ook hebben gedaan in Gaza. Ik steek de kaarsjes aan. De moeder van Nir heeft de laptop van haar zoon meegenomen, waarop het laatste liedje dat hij voor zijn dood nog heeft gespeeld. Er zijn foto’s, Nir met zijn vrienden, Nir in het leger waar hij zijn eenheid allemaal een roze T-shirt had gegeven, Nir met zijn moeder. Een zachte jongen, zegt ze, maar altijd bezig, altijd actief. En in een seconde was zijn leven afgelopen.
Iedereen is stil, en zacht. Mensen houden elkaar vast, er wordt gehuild. Delen, voor wie wil, wat iedereen heeft verloren. Er komen verhalen: de jonge man die op de eerste dag tranen in zijn ogen had en niet wilde dat ik hem fotografeerde, is zijn broer verloren, die eerst zijn dochtertje heeft gedood en toen zichzelf. Een andere man vertelt over een vriend, die gek is geworden, en eerst zijn ouders vermoordde, en toen door de politie werd doodgeschoten. Sommigen hebben mensen verloren, gewoon, aan ouderdom en ziekte. Een van de lesbische vrouwen is haar familie kwijt: het is alsof ik dood voor ze ben, en dat is moeilijk, als je weet dat ze nog leven.
Meer inleiding van Jan, over hoe leiders meestal als er een crisis is meteen in de actie gaan en zichzelf overslaan, bijna alle leiders hebben zelf een vertraagde reactie. En wat er goed is aan een trauma, dat het een kans is om alle ontkenning achter je te laten, de schok kan ook een mogelijkheid zijn om de vastgelopen patronen achter je te laten. zoals nu. En dat er een risico zit in de saamhorigheid die er nu is ontstaan, dat je opnieuw mensen buiten gaat sluiten. De vraag, voor iedereen in de groep is nu, wat je gaat doen, met deze bijzondere ervaring, deze sharing, en deze band die er nu is – hoe kunnen we die omzetten in energie waar mee er iets in beweging gezet kan worden. Hoe gaan we terug naar de realiteit?
Evaluatieronde: een van de lesbische vrouwen zegt: mijn ontdekking is dat we meer met elkaar gemeenschappelijk hebben dan wat ons van elkaar scheidt. Een ander zegt: ik was echt erg sceptisch, en eerlijk gezegd: ik ben nog steeds sceptisch, maar ik voel ook iets van hoop. Een derde: ik besef in wat voor een gewelddadige maatschappij we leven, en ik wil mijn ogen er niet meer voor sluiten. Een vierde: ik besef dat leiders ook mensen zijn, en dat ook wij iets nodig hebben, van elkaar.
Of we terug willen komen.
Dat willen we.
Nawoord:
Ik heb nog het een en ander aan persoonlijke overdenkingen toe te voegen aan dit verslag. Die komen geheel voor mijn rekening, want het zijn zaken waar we het in de training niet over hebben gehad, en ik loop misschien met mijn associaties en interpretatie vooruit op wat de deelnemers hebben meegemaakt en wat Jan heeft bedoeld. Toen we bij de evaluatie vertelden wat we aan de training hebben gehad vertelde ik wat het voor mij had betekend. Dat ook voor mij de training nieuwe hoop had gegeven, maar op een ander vlak. Jan en ik verbergen geen moment waar we staan, dat we kritisch zijn ten opzichte van Israël, en dat we ons hebben verbonden met het lot van de Palestijnen. Dat was niet het onderwerp van de training, maar het speelde onder de oppervlakte wel steeds mee.
Een paar dingen vielen me op: dat in een kleine groep van twintig mensen wel drie ervan in het afgelopen jaar direct geconfronteerd zijn met een gewelddadige dood in hun omgeving, en dan hebben we het nog niet eens over een ander onderwerp: wie van de aanwezigen in het leger had gediend en wat ze daar hadden gedaan. Jan en ik weten van ons werk in de Balkan dat niet alleen slachtoffers van een oorlog zijn beschadigd, maar ook de mannen die hebben gevochten. Altijd na een oorlog neemt het geweld in persoonlijke kring toe, en dus ook hier in het land dat vrijwel permanent in een noodtoestand wordt gehouden. Het bevestigde het beeld dat ik al had: dat Israël ook intern een behoorlijk gewelddadige samenleving is geworden.
De complexiteit is dat we in deze groep te maken hebben met mensen die zowel (potentieel) slachtoffer zijn, als gays, maar ook Israëli’s zijn, en dus deel uitmaken van een bezettende macht. En de mannen die we er troffen gaan daar verschillend mee om: van een van hen weet ik dat hij dienst geweigerd heeft, en met twee van hen had ik een intensief gesprek. Een man vertelde me dat hij na de oorlog tegen Gaza erg aan het radicaliseren was, en steeds kritischer werd, en zijn vrienden nu zocht aan de linkerkant van de samenleving. Voor hem was het ook duidelijk dat de kogel van rechts kwam – en dat er aan de extreme rechterzijde mensen zijn die hun hand niet omdraaien voor moord op links, zoals professor Sternhell een aanslag overleefde, die vinden dat je Palestijnen mag vermoorden maar ook homoseksuelen. Wil je je daar tegen verweren, dan moet je wel een links front vormen, en samenwerken met andere groepen – maar dat is voor andere gays die niet zo links zijn weer een brug te ver.
Ik sprak ook met een man die al heel lang lid is van Hadash, de communistische partij, de enige die gemengd Arabisch en joods Israëlisch is, met drie zetels in de Knesset en een vierde op komst. Op een gegeven ogenblik zei hij: “most of us are Arabs’, en ik wees hem er op dat dit de eerste keer was dat ik een Israelische jood de woorden ‘us’ en ‘Arabs’ hoorde zeggen in één zin. Een man met wie ik graag contact zal houden, want zoals hij zei en niet geheel onterecht: de Israëlische vredes en mensenrechtengroepen die jullie kennen in Europa zijn nu juist niet de groepen die veel band hebben met de Israëlische bevolking, dat hebben wij wel, hoe klein we nog ook zijn. Diezelfde man wees er ook op dat de diversiteit die we in deze groep aantroffen maar relatief is: een flinke overwicht aan mannen, bijna allemaal ‘ashkenazi’ (joden afkomstig uit Europa, de elite vergeleken bij de joden die afkomstig zijn uit Arabische landen: de ‘mizrachim’) en geen Arabieren, hoewel we inmiddels de prille Palestijnse homobeweging kennen. Er valt nog veel te winnen.
Ik heb in het verleden veel les en training gegeven over diversiteit: over het feit dat we allemaal pakketjes zijn aan ervaringen: sekse, klasse, kleur, seksuele leefstijl, het zijn de zaken die ons leven vergaand beïnvloeden. Met sommige van die identiteiten zitten we aan de geprivilegeerde kant van de maatschappij, met andere aan de onderkant. En dat speelt allemaal door elkaar heen. Wat ik heb geleerd uit jarenlang werken met verschil: dat bijna niemand in staat is om zich in te leven in het leed van anderen als het eigen leed niet is verwerkt en onder ogen gezien. Ik herinner me de gemengde groepen waar de mannen meteen met de hakken in het zand zaten als ik het had over vrouwen. Daar zat iets onder dat niet alleen te maken had met een afkeer van feministen en sterke cq dominante vrouwen, er zat onder dat veel van die mannen zichzelf niet als ‘machthebbers’ konden zien omdat hun zelfbeeld en wereldbeeld nog ingekleurd werd door hun eigen ervaringen van achterstelling: als leden van de arbeidersklasse, als boeren, als homo, of als mishandeld kind. Pas als ik het thema klasse aan de orde gesteld had en de mannen had gevraagd wat zij hadden meegemaakt, als ze erkenning hadden gekregen, als er naar ze was geluisterd, werden ze ‘zacht’, en waren op hun beurt bereid te luisteren naar de vrouwen. En ik denk dat iets dergelijks ook in deze groep speelt: veel van de mensen die zichzelf als jood en als gay bedreigd voelen, hebben nog geen mentale ruimte om te zien hoe hun land een ander volk tot slachtoffers maakt. Terwijl je zou verwachten dat hun eigen ervaring als onderdrukt ze gevoeliger maakt voor de onderdrukking van anderen. Bij sommigen is dat ook zo, bij anderen (nog) niet, en bij weer anderen gaat dat nooit gebeuren.
Zo ingewikkeld is de kluwen van slachtofferdom en daderschap – en wat je hier in het klein kunt zien is in het groot het verhaal van Israël, waar de meerderheid van de bevolking zich nog steeds ziet als slachtoffers, bedreigd door een kwade wraaklustige Arabische meerderheid om hen heen, en (nog) niet kunnen zien dat ze als staat allang in de daderpositie terecht zijn gekomen en bezig zijn om hun eigen vijanden te scheppen. Het verklaart iets van de bijna totale blindheid voor en de dwangmatige ontkenning van wat Israël de Palestijnen aandoet – 90% van de joods-Israëlische bevolking was voor de oorlog tegen Gaza.
Werken met daders: dit heb ik van Virginia Goldner geleerd, die werkte met extreem gewelddadige mannen. Je begint met acceptatie, met je inleven. Dan zie je vrijwel altijd achter die gewelddadige man een beschadigd kind, en bijna altijd gaat je hart daar voor open. Maar kijk uit, zegt ze: voordat je alleen maar gaat zitten accepteren, want alleen acceptatie maakt geen einde aan het geweld – datzelfde beschadigde kind heeft wel anderen ontzettend beschadigd. Dit is dus de kunst: om tegelijkertijd twee ogenschijnlijk tegenstrijdige dingen te doen: te accepteren en te confronteren. Alleen acceptatie, “arme jongen kom maar hier”, en een dader verandert niet. Alleen confrontatie en afwijzing, en een dader verandert ook niet. Het vraagt van degene die dit werk doet een behoorlijke mate aan zelfkennis en zelf verwerkt hebben, je eigen slachtofferschap kennen maar ook de dader in jezelf. Het vraagt van je dat je die twee polen kunt ‘containen’ zonder in een gemakkelijk en pseudo-neutraal midden te gaan zitten.
Ik herinner me een lesbische vrouw in Servië, die toen ze werd aangesproken op de wandaden van haar land, verontwaardigd zei: “I’m not a Serbian, I’m a lesbian”, alsof dat een andere nationaliteit is. Nu was die vrouw gedurende de hele oorlog actief om de band te behouden met de vrouwen aan de overkanten, in Kroatië en Bosnië. Ze demonstreerde, daar ontzettend moedig, elke week met de Vrouwen in het Zwart tegen de oorlog. Toch was ze ook woedend toen haar land werd gebombardeerd. Het is dus ingewikkeld: de homobeweging maakt wel en niet deel uit van het land waar ze wonen. Zoals de dichter Adrienne Rich schreef – die meer dan dubbel buitenstaander was in de VS, als lesbo, als jodin, als dichter, als feministe (met drie zoons – ‘having sons keeps you honest’, schreef ze ook): het begint met ‘disloyalty to civilisation’, kritiek op de samenleving die je uitstoot kan leiden tot solidariteit met andere groepen die worden uitgestoten – maar het hoeft niet. Andere mensen, die te veel blijven steken in hun eigen slachtofferschap, brengen die solidariteit met anderen nooit op.
Met andere woorden: wil je ergens een opening maken voor beweging, voor werkelijk begrip voor wat anderen overkomt, en zelfs, nog moeilijker, hoe je eigen groep medeplichtig is aan de onderdrukking van anderen, dan begint dat met het besef, en het verwerken, van het eigen slachtofferschap, om dat vervolgens niet te ontkennen, maar een plaats te geven, achter te laten.
Dat, ongeveer, is mijn interpretatie van een proces zoals ik dat waarnam. En waarvan ik een begin zag: mensen die stuk voor stuk open gingen, die zacht werden, die konden rouwen om verlies en daarmee weer opening maakten voor een erkenning van het lijden van anderen. Ik weet dat het grote woorden zijn voor drie dagen samen met een handjevol homoactivisten in een kibbutz, maar voor het eerst sinds tijden kon ik in hetzelfde land dat mijn mensen in Gaza kort geleden nog had afgeslacht weer iets voelen van hoop. Het veranderde niet mijn politieke opvatting van wat daar mis is, maar wel – even – het gevoel dat ik er bij heb. Even voelde ik me niet zo machteloos en woedend, en kon ik me voorstellen dat het er eens, eens, goed gaat komen, als de mensen die in partijen tegenover elkaar staan weer in contact komen met hun eigen menselijkheid en dat van de mensen aan de andere kant.
Nog eens Adrienne Rich, die schreef over haar joodse vader:
Daarom wil ik je aanspreken. Om te zeggen: niemand die verantwoordelijkheid neemt voor haar of zijn identiteit, zou zo alleen mogen zijn. Er moeten mensen zijn met wie we kunnen neerzitten en huilen, terwijl we niettemin tot de strijders gerekend worden. Ik denk dat jij dacht dat er voor jou niet zo’n plek bestond, en misschien was die er toen nog niet, en misschien is die er nog steeds niet: maar we zullen die moeten creëren, wij die willen dat het lijden eindigt, die de wetten van de geschiedenis willen veranderen, als we onszelf niet willen verraden.
Jan Andreae zelf over deze training: hier.
En Jonatan Gher, over de moorden: hier.
Het valt me op dat er op sommige bijdragen, die ik heel boeiend vind, geen enkele reactie komt. Daarom wil ik even melden dat ik blij ben met deze bijdrage: geeft me info en gedachten die ik weinig tegenkom. Dank.
En in navolging van Fennie, ik ben ook erg geraakt door je artikelen over Israel’s Gay Movement Anja.
The Arab village of Suba was the scene of fierce fighting during the 1948 Arab-Israeli War due to its strategic location overlooking the road to Jerusalem. The village was conquered by the Palmach during the night of July 12-13 as part of Operation Danny. Most of the inhabitants had fled during the fighting, and those who remained were expelled.[1]On October 19, 1948, a kibbutz was established on the lands of Suba by former soldiers of the Palmach.
[1]Benny Morris, The Birth of the Palestinian Refugee Problem Revisited, Cambridge University Press, 2004.
Ja. Toen we er heen reden wees onze (Palestijnse) chauffeur naar een kleine ruïne. Ik ben ondertussen gewend om de cactussen op te merken in het Israëlische landschap, die bijna altijd wijzen op de aanwezigheid/afwezigheid van een Palestijns dorp.
Ik vergat het weer, in de spanning van de training. Als we het vervolg nog eens doen op diezelfde plek zal ik mensen vragen om met me te gaan kijken.
Schuldig landschap, noemt Armando dat.
Mijn vriendin Rula heeft binnenkort een nieuwe expositie, over de verdwenen dorpen. Ik mag de inleiding schrijven voor haar catalogus.
Ik wil je idee wel bevestigen dat de Israelische maatschappij en beschadigde en erg geweldadige maatschappij is. Een paar weken geleden is hier een hele familie uitgemoord (grootouders ouders en 2 kinderen) door een ontslagen en daardoor in zijn eer aangetast iemand. Daarnaast ben ik blij Ashkenazi te zijn en zou niet graag Mizrahi zijn (helaas) alhoewel dit wel snel verbeterd en de verschillen steeds kleiner worden. Wat volgens mij niet fair is, is om iedere israelier te verbinden met de bezettingsmacht alleen maar omdat ze hier wonen. Het land van afkomst valt niet te kiezen en meer en meer mensen distantieren zich hier steeds nadrukkelijker van de bezetting: de tegenstelling tussen links en rechts wordt veel duidelijker. Ik hoop ook dat je door blijft gaan met Israel te bezoeken naast de gebieden, want ik geloof dat in dit geval de verandering van binnenuit zal moeten komen.
Verder mooie verhalen over de gaymovement.
Goed om van je te horen, Rose.
Hoewel ik liever ongelijk had over de gewelddadigheid van de Israelische maatschappij.
Jammer dat je om een of andere reden Ashkenazi zijn beter vindt dan Mizrahi zijn – waarom toch? Is dat niet gewoon een vorm van discriminatie, en van wat ‘Europees’ is hoger aanslaan dan wat toch meer een Arabische achtergrond heeft?
Je zult het misschien niet aardig van me vinden, maar inderdaad, ik verbind iedere Israeli met de bezettingsmacht. Tenslotte gaat Israel er prat op een democratie te zijn, en dat houdt dan toch in dat elke volwassene medeverantwoordelijk is voor het kiezen van de regering die jullie nu hebben. En als ik hoor dat 90% van de bevolking voor de oorlog tegen Gaza was, dan hou je mij niet meer tegen dat ik iedere volwassen Israeli ook persoonlijk medeverantwoordelijk acht voor de bezetting. Niemand in Israël kan zich verschuilen achter een dictatuur en zeggen het is onze schuld niet. In een democratie krijgen de burgers de regering die ze verdienen, en deze is meer dan bar, en gaat niet voor vrede zorgen.
Ik zal zeker wel weer naar Israël gaan. Wat betreft de verandering die van binnen uit moet komen: ik zou er graag eens iets meer van willen zien. De paar (kritische) Israëlische vrienden die ik heb, en andere Israëli’s die ik hoog heb zitten – dat zijn er helaas niet veel maar ze zijn er wel – zeggen mij allemaal dat ze niet meer geloven dat er binnen Israël nog iets gaat veranderen zonder druk van buitenaf.
Prachtig verhaal, Anja, waar ik lang mee bezig ben.
Dat die lesbische vrouw uit Servië woedend was toen haar land werd gebombardeerd, meen ik me goed te kunnen voorstellen. Al was het alleen maar omdat ik ooit in een reportage las over mensen in Novi Sad die dachten dat ze vrienden waren van Europa en geschokt waren dat dat Europa hen nu bombardeerde, dat raakte mij. Met alle respect als je het niet met me eens bent, maar ik denk dat ook voor de Serviërs zelf het dader- en slachtofferschap gelijktijdig behoorlijk door elkaar aanwezig is geweest.
“Even voelde ik me niet zo machteloos en woedend, en kon ik me voorstellen dat het er eens, eens, goed gaat komen …” fijn is dat, “… als de mensen die in partijen tegenover elkaar staan weer in contact komen met hun eigen menselijkheid en dat van de mensen aan de andere kant.” Mee eens. Daarom ben ik altijd zo’n vurig pleiter voor individualisering. Het maakt ook dat je een zintuig ontwikkeld voor de individualiteit van de ander.
Groet,
Hoi Anja,
Als aanvulling op je stuk is deze link wellicht waardevol:
[i]Lesbian, bisexual and trans women from the Middle East and from North Africa are probably the most invisible and discriminated in the whole word. In a very difficult political, economical and social context, they face multiple discriminations as women, where women have no or little rights and no freedom……Additionally most activists found it very difficult to work with their gay counterparts and sometimes the feminist agenda simply ignores lesbian, bisexual and trans women’s rights. How to survive in this difficult context[/i]
http://www.ilga.org/news_results.asp?LanguageID=1&FileID=1279&FileCategory=1&ZoneID=3
Anje,
Dankjewel voor het’delen’ van je werk;het geeft kleine beetjes hoop&werkt heel inspirerend.
Heel mooie (foto)reportage,zowel deel1als2
Ho, ho ho Fennie Stavast en Peter Langedijk…
Het feit dat er hier, op Anja’s persoonlijke weblog, niet direct wordt gereageerd betekent voor mij persoonlijk dat ik me probeer te houden aan de regels hier en die schrijven (o.a.) voor dat wanneer een bijdrage niets toevoegt er niet dient te worden gereageerd en da’s m.i. volkomen terecht.
Ik ben vrijwel altijd (ik overdrijf niet!) blij met elke bijdrage (of link) op dit log en moet me vaak inhouden NIET te reageren. Dat laatste is vaak maar beter ook want de grenzeloze woede en kwaadheid die mij bijna dagelijks overvalt bij veel van die bijdragen levert zéker niets nieuws en/of goeds op… 😉 !!
Rustig maar, Paul Jan. Ik weet precies welke van mijn bijdragen meteen reacties opleveren en welke vaak niet – of heel vertraagd. En ik vind het af en toe best prettig om wat bevestiging te krijgen – zoals nu – dit is een stuk dat ik niet makkelijk te schrijven vond omdat het ook gaat over omgaan met tegenstrijdigheden die niet zo eenvoudig te vangen zijn in simpel voor of tegen – en ik begrijp ook meteen hoeveel misverstanden zo’n verhaal op kan roepen – en dan ben ik wel blij met aardige reacties zoals van Fennie en Peter, en nu ook van jou. Maar meestal zit ik er niet speciaal op te wachten.
Over het algemeen meet ik het ‘succes’ van dit weblog niet af aan het aantal reacties. Veel stukken lenen zich daar niet voor, zijn meer als informatie of als stof om over na te denken bedoeld, en ik ben zelf ook niet iemand die voortdurend de drang voelt om te reageren op de blogs en sites van anderen. Wat ik wel doe is dagelijks kijken naar mijn metertje. Nog steeds heel stabiel op zo’n drieduizend bezoekers per dag. Dat vind ik veel mensen voor een blog dat niet speciaal lichtvoetig of makkelijk is. Daar doe ik het graag voor.
Hoi Ik bedoelde het cynisch dat ik blij was Ashkenazi te zijn, schreef er ook helaas achter, waarmee ik bedoelde dat het jammer was dat ik er blij om moest zijn. Het is namelijk zo dat als je mizrahi bent je het bijv in een sollicitatie gesprek vaak af moet leggen tegen een ashkenazi, dus ik blij ben ashkenazi te zijn en dat probleem dus niet te hebben.
Wbt die survey van in hoever men hier achter de oorlog stond. Moet je ook kritisch naar kijken. Ik weet niet precies wie deze survey heeft uitgevoerd, maar volgens mij wilde iedereen wel dat de raketten ophielden en dat geweld, na een ultimatum aan Hamas, de enige oplossing zou zijn. Als er gevraagd zou zijn of we een oorlog steunden waarbij een groot aantal palestijnse burgers om zou komen en noem het rijtje van de dagelijkse gevolgen maar op, dan geloof ik niet dat 90% hier voor zou zijn.
Ik had mijn hoop tijdens de verkiezingen op Livni gezet en iedereen in mijn omgeving gemobiliseerd het zelfde te doen. Helaas niet gelukt. Een winnaar hier hoeft dus geen premier te worden, blijkbaar. Heb er met deze regering ook een hard hoofd in. Maar neemt niet weg dat ik probeer met de democratische middelen die ons ter beschikking staan een verandering teweeg te brengen, juist omdat we de bezetting niet meer willen, en veel met mij. Believe me, we (men) is het ook zat, het ‘gedoe’ en daarom geloof ik nog steeds in verandering van binnenuit, al dan niet in combinatie met hulp van buitena. Alleen is niet iedereen activist, ik ook niet. Daarom, met ‘israelier = bezettingsmacht’ voel ik me totaal niet mee geassocieerd, ondanks toch inwoner van dit land te zijn.
Goed stuk Anja.