Als er niet af en toe een paar Israëlische vrouwen gaan kijken op de publieke tribune van de militaire rechtbank op de Westoever, dan had journaliste Amira Hass dit verhaal niet gehoord. Dit is het eerste wat we moeten weten om het verhaal te begrijpen: de Palestijnen van de Westoever vallen onder de door Israël ingestelde rechtbank, de joodse kolonisten gewoon onder het Israëlische burgerrecht. Drie keer raden welke rechtbank de zwaarste straffen uitdeelt. (Zie hiervoor Lisa Hajjar, Courting conflict, en David Kretzmer, The occupation of justice.)
De vrouwen die al veel hebben meegemaakt waren deze keer verbaasd: wat ze zagen was een jongen die binnen werd gebracht met boeien om zijn enkels en in een gevangenispak dat vele maten te groot was. Bassem, wordt hij voor de gelegenheid genoemd is twaalf. En wat had hij misdaan dat hij geboeid en wel voor de rechter moest verschijnen?
Bassam is twaalf, en woont in een dorp ten westen van Ramallah. Op een dag besloot hij om zijn tante te bezoeken, die 14 kilometer verderop woont. In een normaal land is dat geen probleem, dan neem je de bus of een taxi en je loopt nog een stukje. Maar dit is de Westoever waar de bewoners zich allang niet meer vrij kunnen bewegen in hun eigen land en tussen de wegen door moeten manoeuvreren die alleen bedoeld zijn voor joodse Israëli’s. En tussen het dorp van de tante van Bassam en zijn eigen dorp ligt zo’n weg, de beruchte Road 443. Bassam nam eerst twee taxi’s, en ging de rest lopen over de paden. Onderweg kwam hij een jongen tegen die hem wees op een kortere weg, door een tunneltje heen dat onder de verboden weg liep. Maar toen hij daardoorheen was gelopen sprongen er tot zijn schrik opeens Israëlische soldaten achter de olijvenbomen vandaan. Kom hier, riepen ze, maar Bassam die zich dood was geschrokken rende weg. Soldaten achter hem aan, hij werd gegrepen, hij kreeg een paar klappen, ze deden hem een blindddoek om, en bonden zijn handen met plastic boeien. Zo werd hij opgetild en in de jeep gesmeten. Ze reden uren met hem rond. Hij kreeg water te drinken, maar weigerde. Toen kwamen ze bij een bureau waar hem gevraagd werd of hij wel eens met stenen had gegooid bij Road 443. Ik zei maar ja, zegt Bassam, want dat is wat een van de soldaten hem had gezegd, maar hij wist niet eens wat dat was, Road 443.
Bij de derde keer dat ze ergens stilstonden werd hij bekeken door een arts, die hem vroeg of hij wel eens operaties had gehad. Hij zei van niet, werd weer geblinddoekt en opnieuw in de jeep gezet. Het was al donker toen ze aankwamen bij de Ofer gevangenis. Daar kreeg Bassam het nummer 1336183.
Gelukkig konden de andere gevangenen hem een beetje gerust stellen, ze gaven hem wat te eten en legden hem uit dat hij de volgende dag voor de rechtbank moest verschijnen. Hij wist niet wat dat was, een rechtbank.
Bassam mocht vrijgelaten worden op een borgtocht van 1500 shekel. Dat is zo’n 300 euro, en ongeveer anderhalf keer een gemiddeld maandloon voor een Palestijnse arbeider. Maar omdat de rechter vond dat de militairen in gebreke waren gebleven omdat ze de ouders van Bassam niet hadden verteld dat hun zoon was gearresteerd, werd het verlaagd tot 500 shekel. Een advocaat van Defence for Children International was bereid dat uit zijn eigen zak te betalen, maar helaas, het loket was al dicht.
Ondertussen waren de ouders van Bassam buiten zichzelf van angst omdat hun zoon de volgende ochtend niet thuis was gekomen van zijn bezoekje aan zijn tante. Ze zochten de boomgaarden af, gingen kijken bij de checkpoints, en gingen vragen bij de militairen – zijn vader liep huilend door de heuvels. ’s Avonds had de advocaat eindelijk de ouders van Bassam gevonden, om ze te vertellen dat hij nog een nacht in de cel door moest brengen. De volgende dag verscheen de vader voor de rechtbank, en zag daar zijn zoon, in die belachelijke grote jas, en in vloeiend Hebreeuws zei hij tegen de rechter, majoor Sharon Rivlin-Ahai, “is dat de taak van het geweldige Israëlische defensie leger, om dit kind te arresteren?”
Dat was het moment waarop de rechter glimlachtte. Okee, zei ze, en toen: “dit is nu eenmaal de wet”. De borgsom werd verlaagd tot 200 shekel, plus de garantie dat de jongen voor de rechtbank zou verschijnen wanneer hij zou worden aangeklaagd. Hoe die aanklacht gaat luiden hangt nu van de soldaten af die hem hebben meegenomen. Het is hun woord tegen dat van een kleine Palestijnse jongen.
(Origineel van Amira Hass: hier)