Nationaal dichter Ramsey Nasr, Palestijnse Nederlander, was op de Dam toen de paniek uitbrak, en schreef er een gedicht over dat gisteren bij Pauw en Witteman werd voorgedragen, en vandaag in het NRC wordt gepubliceerd.
Een deel ervan:
Ik heb vandaag mijn oorlogsland herdacht
en struikel voort in volle ongeremdheid
zozeer bevrijd dat ik een kind vertrap.
Vlak voor mijn voeten valt een hoogbejaarde
in zijn soldatenpak. Hij huilt. Ik kijk.
Waar alles mag, is ieder vogelvrij.
Op You Tube horen we hem het hele gedicht voordragen.
(Met dank aan Joop)
Nasr schreef eens een prachtig gedicht over Israël en Palestina, dat ik in mijn boek Het beroofde land citeerde, kijk hier. Het eindigt met de zin: “ik hoop dat ik geen bommen maken zal.’
Ik vind Nasr een geweldige dichter des vaderlands, en ik ben heel blij met hem. Wat hij doet — en wat ik vind dat een dichter des vaderlands hoort te doen — is zich diep laten raken door de grote en heftige dingen die er gebeuren in onze samenleving, en dan zijn gevoel daarbij in woorden gieten. Zonder cynisme, zonder ongepaste lolligheid, alleen af en toe met een scherp randje, als hij vindt dat mensen de kern dreigen te missen en over anderen heen walsen.
Ik houd erg van zijn gedichten.