Tijdens de presentatie van mijn boek Oorlog als er vrede dreigt op 10 juni hield Tineke Bennema, zelf auteur van onder andere De last van Khalil (zeer aanbevolen, hier) een interview met mij. (Over de presentatie: hier)
Dit weekeinde zal ik dat in drie delen op mijn weblog zetten.
Deel 1.
Ik wil beginnen over jouw roemruchte verleden. Ik denk dat mensen je vooral kennen van het Palestijnse probleem en van het feminisme, maar je hebt nog veel meer gedaan. Je hebt je ingezet voor vrouwen in de Balkan, in Zuid Afrika, voor vluchtelingenvrouwen, voor migranten in Nederland – ongelooflijk veel verschillende onderwerpen. Mijn eerste vraag aan jou is: wat drijft je nou. Hoe kun je je zo ongelooflijk inzetten voor andere mensen, waar haal je je betrokkenheid vandaan?
Jeetje. Waar het op neer komt, is dat ik dingen zie waar ik niet tegen kan, dingen die ik niet mee wil maken. Ik wil niet het gevoel hebben, als ik onrecht tegenkom, dat ik niet geprobeerd heb daar wat aan te doen. Kijk, bij de vrouwenbeweging was het duidelijk: dat ging ook over mijzelf. Maar ook als het niet gaat over mezelf, als het gaat over vluchtelingen, of over moslims in Nederland, of over Palestijnen, heb ik toch het gevoel dat dat ook gaat over mijzelf, of over de wereld waar ik in leef. Ik kan het niet anders zeggen: ik wil in een betere wereld leven. Ik heb wel eens gekibbeld met partijgenoten over geloof, ik zei: iedereen die bij de SP zit is diep gelovig, want om onder de huidige omstandigheden te blijven denken dat er een betere wereld mogelijk is, daar moet je wel diep gelovig voor zijn, ook al noem je dat niet God. Maar eigenlijk snap ik de vraag niet. Want waar ik me over verbaas is over mensen die dat niet hebben, die niet begrijpen dat je niet alleen voor jezelf leeft, en dat je leven zoveel waardevoller wordt als je je inzet. Ik denk gewoon dat dat hoort bij het menselijk bestaan. Dus eigenlijk moet je eens aan al die mensen die zich niet inzetten vragen: waarom niet, waarom blijf je in je stoel zitten?
Maar in mijn omgeving zijn er heel veel mensen die zeggen, dat Palestijns-Israëlische probleem, zet maar een hek om Palestina, gooi er een bom op, dan zijn we er vanaf. Want het speelt al jaren, en het komt toch niet meer goed. Van zulke mensen zijn er toch heel veel meer dan mensen zoals jij.
Er is een ding wat ik wel snap. Wat er met je gebeurt als je onrecht ziet. Als ik daar les over moet geven, of een lezing, dan gebruik ik wel eens een voorbeeld: je ziet op straat een grote man een jongen in elkaar slaan. Wat doe je dan? Als je doorloopt en niets doet voel je je rot en schuldig, en terecht. Je hebt je medeplichtig gemaakt. Maar als je wel wat doet en probeert tussenbeide te komen, dan kun je zelf klappen oplopen. Dus ik begrijp heel goed dat veel mensen onrecht liever niet zien, want het verplicht. Het moment dat je iets weet, iets hebt gezien, iets hebt meegemaakt kun je nooit meer doen alsof je het niet wist. Dan hang je. Ik weet dat ik de eerste keer in Gaza was, vijftien jaar geleden, ik was er maar een week. Ik was geschokt, maar vooral weet ik nog dat ik dacht: ik hang. Ik kan nu nooit meer doen alsof ik dit niet wist. Nu moet ik wel wat doen. Dus ik begrijp heel goed dat mensen erg hun best doen om onrecht niet te zien.
Want het is niet leuk om je er voor in te zetten…
Jawel, het is heel erg leuk om je in te zetten, daar wil ik absoluut niet zielig over doen. Je komt de allerleukste mensen tegen. Kijk hier eens om je heen, (dit is tijdens de boekpresentatie in Perdu) geen auteur krijgt een zaal vol met zulke leuke mensen. Als je in Palestina komt, je komt zulke fantastische mensen tegen. En weet je, ik verveel me niet graag.
Maar je zou ook kunnen gaan shoppen, bij wijze van spreken.
Ik niet, ik vind dat saai.
Er zit een rode draad door alle activiteiten die je hebt ontplooid, en dat is je gevoel voor rechtvaardigheid, en van onrecht dat je moet bestrijden. Houdt dat nooit eens op?
Nee. Ik zou niet weten hoe je daar mee op moest houden. Maar ook niet waarom ik dat zou moeten doen. Moet ik dan mijn nagels op gaan zitten vreten bij de televisie, moet ik dan de televisie uitzetten en geen kranten meer lezen?
In Israël zie je veel mensen die zich terugtrekken, en die inderdaad geen kranten meer lezen.
Jawel, maar die zitten aan de verkeerde kant en dat is lastiger. Ik herinner me Michael Warschawski, een van de weinige echt kritische en actieve Israëli’s, die loopt het vuur uit zijn sloffen, een bijeenkomst, een demonstratie, nog een lezing. Komt hij afgepeigerd thuis en heeft nog het gevoel dat hij niet genoeg gedaan heeft. Omdat hij Israëli is. Hij zei een keer dat hij soms jaloers was op de Palestijnen, en hij begreep hoe vreemd dat klonk want wie wil nu ruilen met een Palestijn, maar hij bedoelde: als die weer een dag overleefd hebben hebben ze genoeg gedaan. To exist is to resist. Terwijl hij nooit genoeg kan doen. Dat is als je aan de kant zit van de bezetter, de overheerser. Ik kom in Israël, ik hoor wel eens hoe mensen ermee worstelen, en zich soms maar helemaal afsluiten, met een gevoel van ik kan het niet aan dus ik wil het niet weten. Ik weet ook dat er veel Israëli’s in het buitenland wonen, omdat ze het er niet meer uithouden – dat zijn de mensen die het niet lukt zich af te sluiten. Hoewel je dat in Israël makkelijk wordt gemaakt. Je kunt op het strand zitten in Tel Aviv en het gevoel hebben dat er niets aan de hand is, geen Arabier te zien. Terwijl Gaza anderhalf uur rijden verderop is.
Ik denk dat jij er voorlopig nog niet vanaf bent.
Nee, daar ben ik nog niet van af. Jij ook niet trouwens.
Nu over de huidige stand van zaken. Jouw boek verschijnt op een passend moment, nu met die aanval op de boten.
Ja, dat heb ik georganiseerd. Als promotiestunt. (Er wordt gelachen)
Wanneer ben je er voor het laatste keer geweest?
Ik was voor het laatst in Gaza in april vorig jaar, vlak na de oorlog. Daarna hebben we een jaar geen toestemming meer gekregen om te gaan. We mochten er niet in. Het wordt steeds lastiger. Vroeger hoefde je alleen met het leger te dealen, maar nu gaat alles via de geheime dienst, de Shin Beth die eerst toestemming moet geven, en daar doen ze lang over, vaak krijg je die niet. De redenen worden nooit gegeven, je kunt dus ook niet in beroep. En dan komt er opeens weer wel een toestemming. Maar in februari zijn de mannen van Kifaia weer geweest.
Hoe is de situatie nu? We lezen dat tachtig procent van de mensen afhankelijk is voor voedsel van hulp van buitenaf. De situatie is slechter dan ooit, Hoe schat jij dat in?
Wat altijd zo ongelooflijk onthutsend is, is hoe mensen ondanks alles toch weer doorgaan. Toen we er vlak na de oorlog waren zagen we niet alleen de verwoesting, maar ook hoe ontzettend verslagen de mensen waren. Terwijl ze al zoveel meegemaakt hadden al voor de oorlog. En toch pakken ze het leven weer op voor zover ze dat kunnen. Is er geen bouwmateriaal dan maken ze stenen van modder. Ze proberen in leven te blijven. Ons project daar met de gehandicapten loopt nog steeds fantastisch, er is ondanks alles geen moment geweest dat ze het uit hun handen hebben laten vallen en hebben gedacht: we kunnen niet meer, we geven het op. Ze ga door.
Ze blijven die veerkracht houden.
Ja, alhoewel ik ook denk dat er ondertussen een hele generatie zo beschadigd is, een generatie die alleen maar oorlog heeft gekend, dat ik denk dat als het ooit nog eens goed komt er nog heel veel werk aan de winkel is. Om mensen weer een beetje richting een normaal leven te helpen.
Dan is er weer een ander soort hulp nodig.
Ik denk van wel.
(wordt vervolgd, hier)