(Kleine lezing die ik gaf tijdens het afscheid van de Eerste Kamerfractie van de SP, 18 juni 2011)
Wie kent niet die beroemde uitspraak uit de bijbel: “geloof, hoop en liefde, deze drie: maar de grootste van deze is de liefde.”? Maar kennen de meesten van ons ook wat er aan voorafging, in de brief van Paulus aan de Korinthiërs?
Al sprak ik de talen van alle mensen en die van engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal.
Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verzetten – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.
En al deel ik alles uit dat ik bezit, al geef ik mijn lichaam prijs om het te laten verbranden, maar liefde heb ik niet – ik ben nergens nuttig voor.
De liefde heeft lange adem,
goedertieren is de liefde,
zij is niet afgunstig,
de liefde praalt niet,
blaast zich niet op,
gedraagt zich niet grof,
zoekt niet zichzelf,
zij raakt niet beledigd,
zij is geen boekhouder van het kwaad.De liefde verheugt zich niet over onrecht, maar zoekt de waarheid.
(1 Korinthe 13, samengesteld uit verschillende hertalingen van de bijbel)
De man die deze woorden sprak was bepaald geen softie, het was bovendien een man. Hadden we niet afgesproken dat het vooral vrouwen zijn die het hebben over de liefde, alsof dat ons domein is, met de Bouquetreeks en Privé als vakliteratuur, en we de harde zaken als auto’s, voetbal, politiek, oorlog en seks aan de mannen over zouden laten? Over wat voor liefde heeft Paulus het? Niet die romantische versie die we nu als de ware liefde beschouwen. Die tussen twee mensen (m/v).
Wij SP’ers doen niet zo aan grote woorden, we houden meer van daden. De meesten van ons doen ook niet zo erg aan geloof. Had Marx dat niet opium voor het volk genoemd? We weten heel goed welke rol de kerken hebben gespeeld in het gedwee houden van de massa. Ik zei een keer tegen een SP’er die weer eens te keer ging over het geloof: wacht even, volgens mij zijn alle SP’ers diep gelovig. En toen hij mij erg ongelovig aankeek: “als je toch besloten hebt, tegen alle feiten in, tegen de bierkaai op, dat er een betere wereld mogelijk is, en je daar veel tijd en energie voor over hebt zonder er wat voor terug te verwachten, betekent dat niet dat je diep gelovig bent?”
Veel grote woorden zijn besmet geraakt, en moeten nu terugveroverd worden op de geschiedenis als we ze nog zonder schaamte en zonder verlegenheid willen kunnen gebruiken. ‘Solidariteit’ kan nog net. Dat komt al in de buurt van de liefde, maar toch niet helemaal. Ik wil wel een poging doen om bij dit afscheid het woord liefde voor socialisten terug te veroveren.
We beginnen met een misverstand. Dat de liefde, zeker als woord, iets is voor vrouwen en mietjes. Hoe komen we erbij dat de vrouwen het liefhebbende geslacht zijn bij uitstek? Ik maak nu een ouderwets nummertje soc-fem (socialisme-feminisme, voor de jongeren onder ons) en ik waarschuw dat het wat kort door de bocht zal zijn.
Dat beeld over de liefde als iets wat twee mensen aan elkaar bindt, het romantische beeld, is historisch bepaald. Het is om te beginnen een verworvenheid van de hogere klasse die het zich veroorloven kon om hun partners redelijk vrij te kiezen. Voor vele anderen was het dwaas en vaak niet toegestaan om je daarbij te laten leiden door zoiets vluchtigs als verliefdheid.
Van oorsprong was de liefde niet speciaal onbaatzuchtig, als het ging om partnerkeuze. Ik kom veel in Gaza. Ook daar worden mensen verliefd, maar ze zullen er niet gauw toe komen om daar hun leven naar in te richten. Als ik over de grens in de taxi zit hoor ik het meteen aan de autoradio die aanstaat: wordt er zwaarmoedig gezongen over biladi, biladi (ons land) dan is het mis, maar staat er een liedje aan waarin het gaat over habibi, habibi (schatje, liefste) dan gaat het wel. Als overal zwijmelen de tieners. Ze kijken op de Israëlische zender naar The Bold and the Beautiful en naar de Egyptische soaps met veel gezwoeg van boezems, bedrog en hartstocht, en plakken foto’s van popsterren boven hun bed. Maar als het erop aankomt zijn het hun families die een grote stem hebben in de partnerkeuze, want in Gaza is een huwelijk een verbintenis tussen families. In Gaza heb je meer aan een partner waar je van op aankunt, waarmee je samen de vele moeilijkheden te lijf kunt, dan aan een bevlieging. De grote genegenheid die voort kan komen uit samen een gezin groot brengen is echt, maar weinig romantisch.
Is dat in onze ver doorgevoerde individualistische maatschappij niet heel anders? Vroeger niet. Kijk naar de boerenstand, waar je het nog kan zien. Een boer heeft meer aan een vrouw die flink mee kan werken dan aan een sexy dingetje. Een vrouw heeft meer aan een man die de kost kan verdienen dan iemand die rode rozen voor haar meebrengt. Eens, om het anders te zeggen, was er ook bij ons een nauwe band tussen productie en reproductie: wat je produceerde voor het eigen gezin en wat voor de markt, was niet van elkaar te scheiden. Op de grote boerderijen zag je al de verandering: daar werd de boerderij gesplitst in voor, het huishouden, en achter, het bedrijf. Als er genoeg personeel was kon de boerin ‘vrijgesteld’ worden om het huishouden te doen. En met de fabrieken en grote werkplaatsen verdween ook elders de productie uit het huis. Wat thuis achterbleef was de ‘reproductie van de arbeidskracht’, het opvoeden van de kinderen, voeden van de kostwinner. Dat wat we tegenwoordig ‘zorg’ noemen. En dat werd het vrouwendomein.
Zo kreeg je dat het betaalde werk buitenshuis het domein werd van de mannen, en het onbetaalde, de zorg binnenshuis het terrein bleef voor de vrouwen. Ik schreef daar eens over in het beroemd geworden nummer van Te Elfder Ure over feminisme, een artikel dat ik de politieke economie van de koesterende functie noemde. Hoe het werk van vrouwen onzichtbaar werd, niet als werk werd gedefinieerd, en dus ondergewaardeerd. ‘Huisvrouw’ is geen beroep. ‘Mijn vrouw hoeft niet te werken’, zeiden de mannen die voldoende verdienden vroeger trots. Neem Marx.
“De individuele consumptie van de arbeider blijft dus een element van de productie en reproductie van het kapitaal, onverschillig of zij plaatsvindt binnen of buiten de werkplaats. Het doet niet terzake of de arbeider zijn individuele consumptie verricht terwille van zichzelf of van de kapitalist. Zo is de consumptie door trekvee niet een minder noodzakelijk element van het productieproces omdat de dieren genieten van hetgeen ze vreten. De onafgebroken instandhouding en reproductie van de arbeidersklasse – voorwaarde voor de reproductie van het kapitaal – kan de kapitalist rustig overlaten aan de drang tot zelfbehoud en voortplanting van de arbeiders.”
(Karl Marx, Het Kapitaal deel 1)
Vertaald: arbeiders neuken en vreten ook wel zonder dat ze daartoe aangemoedigd moeten worden. Dat zal haast wel. Maar wacht even: komt dat wat de arbeiders eten vanzelf op hun bordje? Wie wast hun kleren? Wie maakt hun bed op? Is alles wat er nodig is voor het zelfbehoud, en de voortplanting geen werk? Kinderen opvoeden, kost dat geen tijd, geen energie? Gaat dat allemaal vanzelf? Dit was de blinde vlek van Marx, die vanzelfsprekend door vrouwen voor zich liet zorgen, zoals alle mannen dat gewend waren, kapitalisten zowel als arbeiders.
Maar wij vrouwen namen wraak. Wij deden al die zorg dan wel voor niks, of liever gezegd, tegen kost en inwoning, maar wij benoemden onszelf als de meesteressen in de liefde. Wat vroeger één proces was, was nu definitief opgesplitst, en dit spraken we af: het onbetaalde werk dat vrouwen deden, vaak gezien als een persoonlijke eigenschap van de ene sekse, waar je ook niets voor geleerd hoefde te hebben, dan noemden we de liefde. En wat de mannen deden, dat was geen liefde, dat was werk. Mannen, zeiden we in de vrouwenbeweging schamper, dat waren als het op de liefde aankwam een stelletje klunzen.
De ultieme liefde, vonden veel vrouwen, dat was het uiten van mooie gevoelens, samen op de bank. Niet bepaald een mannenhobby. Ook niet mijn favoriete bezigheid, trouwens. Veel mannen begrepen er niks van. Werk je je uit de naad voor je gezin, heb je de vorige maand nog krom gelegen voor een geheel nieuwe inbouwkeuken, is ze nog niet gelukkig. Zegt ze nog: je houdt niet meer van me. Wat nou?
Zo zaten ze dan samen bij de therapeut, mevrouw en meneer, met haar klacht: hij doet nooit meer wat liefs voor me. Waarop de man als hij een Amsterdammer was dan iets bromde als ‘ik loop toch niet achter een tram aan waar ik al inzit’. En de therapeute, ook een vrouw, knikte begrijpend naar haar seksegenote: jawel hoor, heb je weer zo’n sukkel. Kreeg hij de opdracht om in de week tussen de sessies iets liefs te doen. Kwamen ze terug. En, vroeg de therapeute, heeft uw man wat liefs gedaan? Ja zei de man. Nee zei de vrouw. Wat hij dan gedaan had? Hij had haar auto voor haar gewassen. Maar hij was niet naast haar op de bank gaan zitten om zijn gevoelens te uiten en hij had geen roze rozen voor haar meegenomen. Ik kan me voorstellen dat er mannen waren die vrouwen maar ondankbare en onbegrijpelijke wezens vonden, en ik wil hierbij wel namens het feminisme mijn excuses aanbieden aan alle mannen die dachten dat werken voor je gezin ook een vorm van liefde was.
Veel definities van liefde zijn verdwenen of verdacht geworden. Die brede definitie van Paulus is zwaar in onbruik geraakt. Ik beklaag me er wel eens over dat onze taal om over de liefde te praten schamel is en dat we geen woorden meer hebben voor al die nuances van liefde tussen mensen die niet passen in het romantische en feminiene beeld. Neem die tussen mentor en pupil, tussen docent en leerling. Dat kan een diep bevredigende en wederzijdse relatie zijn. Ik gaf heel graag les, ik herinner me die bijzondere momenten dat er iets echt aankwam, dat wat ik had gezegd verschil maakte, inspireerde, en dat er iets ontstond van een band. Maar kom daar nu nog maar eens om. Als een leraar vertelt hoeveel hij houdt van zijn leerlingen denkt iedereen meteen zou hij zijn handen wel thuis kunnen houden en houdt hij zijn broek wel aan?
Er zijn veel vormen van vallen op, van met iemand te maken willen hebben, iemand een plaats willen geven in je leven, en we hebben daar weinig woorden voor, ook al zijn de mensen waar we een gevoel voor hebben in ons leven soms niet minder belangrijk dan die ene vorm van liefde die we zo noemen. En zo zijn er ook vele vormen van liefde in de politiek, want waar doen we het anders voor? Wij socialisten, bedoel ik. VVD’ers doen het uit eigenbelang, die willen hun hypotheekaftrek niet kwijt, maar als wij alleen aan onzelf dachten stonden we niet vrijwillig de helft van ons inkomen af, toch?
Huub Oosterhuis is een man die meester is in het terugveroveren van bezoedeld geraakte woorden op de geschiedenis, en ze opnieuw inhoud geven. Zo is dit wat hij zegt over de liefde:
“Ik versta onder liefde: de duizenden nuances van vriendelijkheid en vriendschap, van hartstocht en hoofsheid, van bedachtzame eerbied en mededogen waarmee mensen elkaar bejegenen. Ik versta onder liefde ook de wijsheid en de wetenschap, fantasie en volharding, waarmee de aarde wordt opgebouwd, steeds weer, tegen alle afbraak in.”
Het moeilijkste van de liefde is de liefde voor de vreemdeling. “Dat betekent niet dat je de vreemdeling moet omhelzen en knuffelen, maar dat je erkent dat hij recht heeft op zijn bestaan. Heb je naaste lief, hij is als jij. Een vreemdeling die je aankijkt met een blik in zijn ogen ‘Dood mij niet, laat mij leven’. Dat is de kern van de Thora.”
En er is nog iemand anders die me een definitie meegaf die me ontzettend waar lijkt. Die van Saint-Exupéry, die van De kleine prins:
“De ervaring leert ons dat de liefde niet bestaat uit het naar elkaar kijken van twee mensen, maar uit het samen dezelfde richting opkijken.”
Kijk, daar kunnen wij socialisten iets mee. Dat is nog wat anders dan die soppige definitie van samen op de bank en we laten de rode rozen ook graag over aan de PvdA. Want wat heeft ons, de leden van deze fractie, vanaf het begin met elkaar verbonden? Ook zonder dat we het met zoveel woorden zeiden, want dat was niet nodig, was er altijd onder alles wat we deden door iets dat ons bond. Wat ons bindt, is de diepe overtuiging dat er een betere wereld mogelijk is, en dat wij een taak hebben om in die richting te werken. En dat maakte dat dit zootje ongeregeld, deze eigenwijze mensen, zo divers van levensstijl, het vier (of acht) jaar lang met elkaar hebben kunnen vinden en samen de klus hebben kunnen doen.
Dit was dus een lange inleiding om het mogelijk te maken om een liefdesverklaring af te steken zonder dat het tenenkrommend klef wordt, een liefdesverklaring aan deze fractie waar ik jarenlang bij mocht horen. Dat wat ons bindt de liefde is. Hoop en geloof, okee, maar de grootste van deze is de liefde.
Mooi Anja,
dank je wel!
Ontroerend en mij in ieder geval uit ’t hart gegrepen. Dank, en ook natuurlijk voor alles wat je in al die jaren in de EK gedaan hebt!
Mooi stuk Anja, met erg mooie citaten.
Overigens probeer ik mijn leven volgens de Bijbelse moraal ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ te leven. Ik ben geen SP-er, maar toch probeer ik op mijn eigen bescheiden manier de wereld een stukje mooier te maken. Dat is niet alleen voorbehouden aan de SP 🙂 (vanwege die sneer naar de PvdA).
Een van mijn favoriete quotes die denk ik wel goed aansluit bij je stuk of in ieder geval bij het thema ‘liefde’. Uit de Gelukkige Klas Theo Thijssen, schitterend en ontroerend boek van een bewonderenswaardige man en schrijver:
“Er is op de wereld maar één ding werkelijk en dat is de liefde. De rest ís atijd nonsens.”
Dirk
Anja, jij gebruikte mijn meest geliefde teksten uit de bijbel. Dat vind ik fijn, hoewel ik niet gelovig ben in de traditionele betekenis. Ik sluit me helemaal aan bij de interpretatie over de liefde bij Huub Oosterhuis. Verder is liefde niet soft.
Mijn ervaring is, dat liefde soms heel wat van je vraagt, zowel geestelijk als materieel.
Dus…. “nu blijve geloof, hoop en liefde, doch de meeste van deze is de liefde”.
Jan.N
Marx zijn uitspraken over religie:
Religion is the impotence of the human mind to deal with occurrences it cannot understand.
Religion is the sigh of the oppressed creature, the heart of a heartless world, and the soul of soulless conditions. It is the opium of the people.
The first requisite for the happiness of the people is the abolition of religion.
Marx waardering voor vrouwen:
Anyone who knows anything of history knows that great social changes are impossible without feminine upheaval. Social progress can be measured exactly by the social position of the fair sex, the ugly ones included.
In het Duitse origineel in de brief aan Kugelmann klinkt het mooier: “Der gesellschaftliche Fortschritt lässt sich exakt messen an der gesellschaftlichen Stellung des schönen Geschlechts (die Häßlichen eingeschlossen).” – Marx an Ludwig Kugelmann, 12. Dezember 1868
Deze mooie woorden hebben Marx er niet echt van weerhouden om de vrouwen in zijn leven, Jenny, Lenchen en zijn dochters tamelijk slecht te behandelen.
De blinde vlek voor de huishoudelijke arbeid zij hem vergeven, dat zag niemand toen, ook de feministes niet.
(4) Jan, ja ik dacht wel dat je je in deze tekst zou kunnen vinden.
En ja, de liefde vraagt veel van ons.
(3) Dirk, Karen Armstong zegt dat die regel, ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt…’ centraal staat in alle grote godsdiensten. ‘The golden rule’. Maar daar kun je ook naar leven als je niet naar kerk, moskee of synagoge gaat.
Dat van die rode rozen en de PvdA was maar een grapje. Sommige van mijn beste vrienden zijn van de PvdA.
Mooie toespraak!
Mooie toespraak, Anja!
Ik ben het helemaal met je eens dat SP-ers en vele andere idealisten eigenlijk gelovig of wellicht zelf een soort van religieus zijn…(hoewel ik ze dergelijke woorden overigens niet wil opdringen. Ergens kan ik de weerzin daartegen namelijk ook begrijpen)
Je toespraak deed me denken aan het bekende gedicht van Henriette Roland Holst:
De zachte krachten
De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zoo ’t zweeg zou alle licht verduistren,
alle warmte zou verstarren van binnen.
De machten die de liefde nog omkluisteren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen
dan kan de groote zaligheid beginnen
die w’ als onze harten aandachtig luistren
in alle teederheden ruischen hooren
als in klein schelpen de groote zee,
Liefde is de zin van ’t leven der planeten
en mensche’ en diere’. Er is niets wat kan storen
’t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.
Tot slot van deze bijdrage hecht ik er waarde aan om een klein deel van mijn gekoesterde anonimiteit te onthullen; ik ben een man… 🙂
Hartelijke groet,
SP-er
Dank je SPert.
Tuurlijk ben je een man,
Ja dat gedicht had er ook heel goed bij mijn verhaal gekund.
Bij de opening van De Nieuwe Liefde, van Huub Oosterhuis, sprak de koningin die laatste zin uit, dit is het zeekre weten: naar volmaakte liefde stijgt alles mee. Ik ben helemaal niet voor de monarchie, maar op dat moment was ik wel even zeer ontroerd dat ze bereid was om zich zo te laten kennen.
En dat socialisten heel erg veel tegen de kerken kunnen hebben, daar zijn goede redenen voor. Oosterhuis zelf is ook heel erg kritisch, en heeft het over ‘die sekte in Rome’.
Hartelijke toespraak! Anja.
I am christian and I have no religion can that?
I beleive that We all together we are ONE, the communion, brotherhood, help to sense that.I think also, that FREEWILL is a divine gift! Nothing and no one can deprave us of FREEWILL. And WORK MAKE us feel in COMUNION. More even if that work is in SOLIDARITY . This are difficult time of change, or rebirth into a new democracy with a new economic system.
IN TIME OF UNIVERSAL LIES TO SAY THE TRUTH IS A REVOLUTIONARY ACT. (O.Wells)
Voor mij is liefde onvoorwaardelijk.
Mooi verwoordt. Ik lees Kortinthe 13 ook wel eens om mij eraan te herinneren hoe het ook alweer zit? Ik heb uit liefde al lang besloten om de lat niet zo hoog te leggen. Dat werkt veel beter.
Ik bedoel, wie kan aan die voorwaarden nou voldoen? Je kan er krampachtig proberen aan vast te houden, maar dat is als lachen als een boer met kiespijn. Nee…de liefde is zeker niet onvoorwaardelijk, het streven naar liefde ook niet. Tenzij je bereidt bent jezelf ongelooflijk veel geweld aan te doen, kun je soms beter in de marges van de liefde leven, daar kun je ook gelukkig zijn…
Ik heb de laatste vier jaren naast je gezeten en nooit gereageerd. Althans niet op deze pagina, Je aanwezigheid bij de fractie was als van een stille rots. Daar kun je tegenaan leunen, maar als je met lage stem begon te grommen en langzamerhand een hogere toonhoogte bereikte, dan was je bezig of bezig geweest in vele acties, waar je met je hartstocht over vertelde. de SP heeft veel aan je te danken; meer dan ze beseft. Ik leunde graag tegen die warme rots en ben je nog vele jaren heel dankbaar. Je liefdesverhaal was verleidelijk. Natuurlijk kende ik die tekst van mijn naamgever. Die was er op het hok (CC) ingestampt. Jij verleidde me er begrijpend naar te luisteren, verduidelijkt met de andere citaten. Ja, zeker met dat zwarte habijt stond je uit te drukken wat essentieel is en wat eerlijkheid is. Nogmaals dank. PP
Ha Paulus. Mooi, je reactie.
Ja, de lezers hier mogen wel weten dat jij in de fractie het meest hartstochtelijk kon kankeren op de kerk van alle aanwezige atheisten. Je godverdomme rolde er het sappigst uit, jij zat altijd links van mij en mijn linker oor heeft wat meegemaakt in de jaren. Het aardige van onze fractie was dat we weliswaar over zulke zaken grondig van mening konden verschillen, maar dat het nooit grimmig werd.
Leuk dat je ondanks je antikerkelijke instelling wel naar me kon luisteren en begreep wat ik zei.
We gaan elkaar nog tegenkomen!
(Een warme rots, die houd ik er in! Nee ik ben geen senator meer maar wel een warme rots gebleven…)