Voor de derde keer maakt het maandblad Opzij er een reuze spektakel van om de honderd ‘machtigste’ vrouwen van Nederland te verkiezen. Een groot feest en maar liefst zes en twintig pagina’s van het laatste nummer worden eraan besteed. En net als de vorige jaren word ik er niet warm of koud van. Het is mijn wereld niet, het is mijn feminisme niet, ik ken maar een paar van de dames die nu een door Opzij erkende machtspositie hebben verworven. Misschien heb ik gewoon niet zoveel met ‘macht’, althans niet wat Opzij daaronder verstaat. Misschien verkeer ik niet in de juiste kringen.
Want, hoewel impliciet, zit er een maatschappijopvatting gevangen in de selectie, en die zou de mijne niet zijn. Ik ben er erg voor dat vrouwen het voortouw nemen, leiding nemen, voor zichzelf en voor andere vrouwen opkomen, dat ze besluiten dat ze verschil gaan maken. Ik ben ook niet ongevoelig voor erkenning voor wat ik zelf heb gedaan en doe, het maakt me tevreden als ik merk dat ook ik een rolmodel ben, inspiratie kan bieden. Maar dat ik niet tussen die honderd vrouwen met macht sta is terecht – er is geen categorie waar ik in zou passen of in zou willen. En dat geldt voor heel veel vrouwen die ik zie als pioniers, als powervrouwen, als belangrijke bronnen van inspiratie en vernieuwing.
Dit is meteen duidelijk: je kunt als je macht wilt hebben maar beter wit zijn. Jammer, zeggen ze bij Opzij met een halfslachtige excuuspoging, er zitten bij de honderd vrouwen maar vijf van niet-westerse allochtoonse afkomst, waarbij Marlene Dumas ook nog wit is. Tsja, het is toevallig zo dat er wel allochtone vrouwen zijn die invloedrijk en inspirerend zijn, zegt de redactie, maar zij voldeden toch niet helemaal aan de strenge criteria. De grap is dat mannen dat altijd als excuus gebruiken om te verklaren waarom er bij hen in het bedrijf of ministerie zo weinig vrouwen zitten.
Want wat waren die criteria? Dat de vrouwen macht hebben die voortkomt uit hun functie, en dat ze die functie gebruiken om dingen te veranderen. Wat voor dingen? Nou, dingen. En wat voor functie? Dat is zo af te lezen aan de keuzes die gemaakt zijn. Wie in de politiek zit moet bij voorkeur minister, staatssecretaris of minstens partijvoorzitter zijn, en wat ze in die functie verder voor elkaar krijgen lijkt er weinig meer toe te doen. Of neem de ‘goede doelen’. Ik verwachtte daar nog wel wat vriendinnen tegen te komen, want die zijn nogal van de goede doelen, maar nee hoor, ik ken alleen Farah Karimi, directeur van Oxfam Novib persoonlijk. Want ook daar zijn de functies die je moet bekleden – ik werk ze even af – directeur-bestuurder, directievoorzitter, algemeen directeur, directeur, directeur, directeur, directeur, directeur en ambassadeur (zo krijgt ook model Doutzen Kroes nog een plaatsje) directeur en directeur-bestuurder. Noch bij de politiek, noch bij de goede doelen hoef je dus pioniers te verwachten, activisten, koplopers, rolmodellen of boegbeelden, tenzij ze veilig ingebed zijn in een erkende organisatie en daar aan de top zitten.
Bij de categorie cultuur wordt het echt komisch. Daar vind je; raad van bestuur, directeur, directeur, directeur, hé kijk, zomaar een architect, hoewel die vooral gekozen lijkt omdat ze een architectenbureau leidt, directievoorzitter, directeur, en dan helemaal aan het eind, nee maar, een schrijver en een beeldend kunstenaar. Je zou haast denken dat de cultuur in Nederland geheel en al wordt gemaakt door directeuren.
Nu weten we hoe je volgens de feministische normen van Opzij een invloedrijke vrouw kunt worden: word directeur en wees wit.
Mijn lijst van vrouwen die verschil maken, die invloed hebben, die inspiratie bieden, de pioniers, de leiders, de vernieuwers, zou op een een paar vrouwen na – Lilian Goncalves-Ho Kang You en Farah Karimi zou ik er ook zo opzetten – een totaal andere zijn. En Halleh Ghorashi kan er bij mij ook op, die staat niet op de Opzij-lijst omdat ze in de jury zat. Mijn lijst zou niet zo bleek uitvallen, al zal het gemiddelde salaris wel een stuk lager zijn. Ik denk aan Ghada Zeidan die Palestine Link heeft opgericht, aan Maartje Terpstra, vreemdelingen-advocate en aan Digna Oomen, aan Lonneke Lemaire van het Platform tegen Racisme en Uitsluiting, aan Carla van Os die voor vluchtelingenkinderen opkomt, aan Gerrie van Zoelen die in haar uppie veel geld ophaalt voor Gaza, aan Petra Stienen (die wel een column krijgt in Opzij, alhamdulillah) die als ex-diplomaat het al over de Arabische Lente had toen die nog moest komen, aan Step Vaessen, die met veel lef de wereld doorreist en ons erover vertelt, aan Trees Zbidat-Kosterman die in Israël actief is voor Palestijnse rechten, aan Ceylan Weber die pionier is in het islamitisch feminisme, aan Marjan Sax van Mama Cash en Vrouwen tegen uitzetting, de hele ploeg van VTU trouwens, ook de voorzitter Farangis Osivand, ook Stella Ismail die tegen meisjesbesnijdenis knokte, aan Anneke Jos Mouthaan die zowel Sivmo als Een Ander Joods Geluid oprichtte, aan Mirjam Ohringer, die nu 87 is en in het verzet heeft gezeten, en nog steeds actief is tegen uitsluiting, aan Sylvia Borren, ja directeur geweest van Oxfam en nu van Green Peace, maar vooral omdat ze nog steeds internationaal activiste is voor vrouwen, aan Ineke Palm die afdelingvoorzitter van de SP was in Rotterdam en onvermoeibaar activiste voor migranten, moslims, Palestijnen en Syriërs, aan Leyla Cakir, de eerste vrouwelijke voorzitter van een moskee in Nederland, aan Famile Arslan, eerste advocate met hoofddoek, aan de politici: Fatima Elatik, Khadija Arib, Naima Azough, Samira Bouchibti, Fenna Ullichki, aan de onderzoekers naar migrantenvrouwen in Nederland, Marjo Buitelaar, Annelies Moors, Lenie Brouwer, aan Karen Vintges, aan Funda Mujde, die ondanks rolstoel doorgaat, en andere vrouwen in de media, Sherida Mohammedjoesoef, Naeeda Aurangzeb van de Halve Maan, aan Nawal Al Baz, die actief blijft voor de Palestijnen in Nederland, aan Lili van de Bergh die al jaren met de Vrouwen in het Zwart op het Spui staat, aan Petra Schulz, ASKV ook opvang vluchtelingenvrouwen, aan Tineke Slagter die als huisarts en SP senator zoveel gedaan heeft voor de zorg, aan Anne-Ruth Wertheim die haar nek uitsteekt over racisme, aan Jotika Hermsen die een prijs kreeg voor haar leidende rol als vrouw in het boeddhisme, aan de meiden van Halal: de zusjes Alariachi, aan Geeske Hovingh die vanuit de Nieuwe Liefde opkomt voor vluchtelingen, aan Gabbi Wieringa die zelf vluchtelingen opvangt, aan Saskia Wieringa die de directeur is van Aletta (gelukkig, weer een directeur) aan Tineke Lodder die voorzitter is van Een Land een samenleving, aan Anne de Jong die meevoer op de flotilla voor Gaza, aan Laura Dolman die een prachtig toneelstuk maakte over Corry Rachel, aan Nadia Bouras vanwege haar mooie onderzoek over de ‘gastarbeiders’, aan Suzanne Jansen die het Pauperparadijs heeft geschreven en het eindelijk weer eens over klasse had en over armoede. Aan Janneke Stegeman, van Sabeel. Aan Kristel, Palestina-activiste, en Sonja Zimmerman, van het Palestina Komitee, en aan Ingrid Rollema, directeur af en kunstenaar die de kunst inzet voor Palestina. En Astrid Seriese die zingt met buurtvrouwen. En Stine Jensen die met een frisse nieuwe kijk op feminisme komt en mij weer inspireerde. En Amal, jij natuurlijk en je zus en je moeder die ik altijd op demonstraties zie, en Mine en Medine, en Clara, en Willemijn Leenhouts en Mieke Zagt en Brigitte Herremans – o nee die is Belg. Te weinig kunst – doe Adelheid Roosen. Doe Elly de Waard – er zit nog veel te weinig literatuur op mijn lijstje. Adri Nieuwhof, die onvermoeibaar schrijft over Palestina. Jet Homoet, mooie film over vrouwen in Iran.
Als ik nog een uur bleef zitten kwam ik makkelijk aan de honderd. Ik heb veel vrouwen van vroeger weggelaten, hoewel die meestal nog steeds actief zijn, en zoveel jongeren ken ik niet goed genoeg. En dit valt meteen op: mijn lijst van invloedrijke vrouwen, pioniers, vrouwen die verschil maken is veel kleurrijker dan die van Opzij. Dat is niet toevallig. Dat is niet alleen omdat mijn kring van mensen diverser is dan de redactie van Opzij, het is ook omdat ik vind dat in deze tijd het juist de ‘allochtone’ vrouwen zijn die letterlijk en figuurlijk de grootste afstand hebben afgelegd en de meeste invloed hebben op de samenleving – dat ‘land waar vrouwen willen wonen’. Want neem me niet kwalijk, bij al die directieposten die zijn opgenoemd, maakt het echt wat uit of daar een vrouw zit of een man? Doen vrouwen daar altijd betere ‘dingen’ dan mannen?
Op mijn lijst zie je vooral vrouwen die doen wat ze vinden dat ze doen moeten, en niet alleen niet zo snel directeur zullen worden maar dat in veel gevallen ook helemaal niet ambiëren. Betekent dat dat ze geen ambities hebben? Bepaald niet. Het zijn alleen andere ambities dan Opzij belangrijk vindt.
Een subjectieve lijst, dat is duidelijk, want in een uurtje uit mijn mouw geschud en dus vaak vriendinnen, en ook nog overwegend afkomstig uit de sfeer waar ik het meest actief in ben. Ik bedoel maar: behalve die ik nu even vergeten ben, en dat zijn er veel, zijn er ook veel die ik niet ken. Of niet goed. Omdat ze wel fantastisch werk doen maar niet in de schijnwerpers staan. En nog iets bedenk ik als ik deze lijst maak. Dat ik bij elke vrouw die ik bedacht ook wel een man kan noemen, naast Gerrie ook Gerard van der Voort die duizenden euro’s heeft opgehaald in zijn rolstoel, en naast Step Vaessen ook Rob Vreeken met een prachtig boek over vrouwen in Arabische landen, en naast Anneke Jos Mouthaan van Een Ander Joods Geluid ook voorzitter Jaap Hamburger. Kennelijk ben ik al tamelijk post-feministisch, want uiteindelijk maakt het mij niet uit wie ‘de dingen’ doet waarmee we de wereld veranderen, en kan ik een even mooie lijst maken van mannen die ik waardeer om hoe ze zich inzetten.
Ik geloof dat we het feminisme maar weer eens opnieuw moeten uitvinden, dat we weer terug moeten naar het uitgangspunt dat je het niet alleen bent om er zelf beter van te worden maar dat het ook nog ging om zoiets als solidariteit. Dat het niet alleen gaat om de ratrace naar de top. Dat we er wel weer eens opnieuw over na mogen denken wat ‘die dingen’ dan zijn die we willen veranderen. Een inclusief en veelkleurig feminisme, waarin een vrouw die een schoonmakersactie leidt niet minder is dan een vrouw die een bedrijf runt. En een vrouw die vluchtelingen opvangt niet onbelangrijker is dan een minister die meehelpt om ze eruit te knikkeren. Niet alleen voor een elite, dus, maar van vrouwen door alle klassen heen en van alle kleuren. Van mij mogen directeuren ook best mee doen, hoor, sommige van mijn beste vriendinnen zijn directeur, als we maar niet denken dat er geen ander feminisme meer is dan dat van Opzij.