Elk jaar 3 november is er een herdenking bij het Kindermonument dat staat in de Gaaspstraat, op een hoek van de speeltuin die tussen 1941 en 1943 de joodse markt was, de enige plek waar de joden uit de Rivierenbuurt hun boodschappen mochten doen of hun waren aan de man brengen. De Rivierenbuurt heeft een geschiedenis van jodenvervolging en van verzet – ik was er ook vorig jaar bij, maar dit jaar was ik zeer vereerd dat ik mocht spreken.
Het ontroerende aan de herdenking is niet alleen dat we de oude buurtbewoners tegenkomen die het nog hebben meegemaakt, zowel de vervolging als het verzet, maar dat er bewust voor gekozen is om de kinderen, de nieuwe generaties, erbij te betrekken. Zo had nu groep 8a van de St. Catharinaschool een mooie tentoontstelling ingericht naar aanleiding van het meisje Settela Steinbach, een Roma, dat we kennen van die bekende foto. Zij werd op 31 juli of 1 augustus om het leven gebracht. De kinderen hadden mooie gedichten gemaakt, en zongen bij de piano het Speeltuinlied.
Ik richtte mijn verhaal vooral op de kinderen. Want is het niet vreselijk moeilijk om je voor te stellen wat er toen gebeurde, dat er kinderen werden meegenomen, om nooit meer terug te komen, alleen maar omdat ze joods waren, of zigeuner, of geestelijk gehandicapt?
Eens, op 14 juli 1942 liepen er negen joodse kinderen op straat, alleen. Hoe ze daar kwamen vertelt het verhaal niet, misschien waren hun ouders al opgehaald en waren ze de kinderen vergeten. In ieder geval, er was een Utrechtse studente die de kinderen vond, en dacht, laat ik proberen die in veiligheid te brengen. Ze bracht ze naar de moeder van een medestudent van haar, die woonde aan de Rijnlaan in Utrecht. En toen gingen ze op zoek naar betrouwbare mensen die wel een tijdje een paar joodse kinderen wilden verzorgen, niemand wist voor hoelang, tot hun ouders weer terug zouden komen.
En toen ze toch bezig waren dachten ze, er zijn nog meer joodse kinderen die we onder kunnen brengen, dan hoeven ze niet mee met hun ouders, want veel mensen begrepen toen al dat het met die mensen waarschijnlijk niet goed af zou lopen. En zo was er een bevriende huisarts met veel joodse patiënten, die aan hen vroeg of ze hun kinderen niet achter wilden laten als ze gedeporteerd werden, en sommigen deden dat, omdat ze wel bang waren dat het met de kinderen ook niet goed af zou lopen als ze mee moesten de treinen in. En er werden ook kinderen uit de Amsterdamse Schouwburg gesmokkeld, waar de joden werden verzameld.
Het moeilijkste was om adressen te vinden, en dan om de kinderen erheen te brengen, zonder dat het opviel. Dat werd veel door jonge vrouwen gedaan, die dan met een lege kinderwagen naar Amsterdam gingen, en dan met de kinderen weer terug naar Utrecht. En dan gingen ze verder: de blonde kinderen naar Friesland, waar ze niet zo op zouden vallen, en de donkere naar adressen in Limburg. En er moesten bonkaarten gemaakt worden, zodat ze te eten hadden. Zo werden er 360 joodse kinderen gered. Velen van hen hebben hun ouders nooit meer teruggezien.
En waarom ik een beetje emotioneel word wanneer ik dit verhaal vertel, is dat de moeder van de student die een doorgangsadres had voor de kinderen mijn oma Jet was, en dat ik daar in dat huis, toen de kinderen al weg waren, ben geboren, in de hongerwinter van 1945. En dat het mijn moeder was die meehielp om de kinderen weg te brengen, en mijn vader er ook verstopt zat omdat hij weigerde om in Duitsland te gaan werken, en de man die het Utrechtse Kindercomité leidde, en die dat bijna zijn leven heeft gekost, is mijn oom Jan Meulenbelt, die nu bijna aan het eind van zijn leven is.
Waarom ik dit vertel: die mensen die besloten dat ze die kinderen moesten redden dachten niet dat ze helden waren, ze dachten ook niet kom, laten wij eens in verzet gaan. Ze dachten gewoon: dat mogen ze met kinderen niet doen. En ze wilden er later ook niet belangrijk over doen, mijn oom heeft nooit een medaille willen hebben, want hij vond dat hij gewoon had gedaan wat iedereen had moeten doen. Als iedereen toen had besloten dat we het niet goed vonden dat de joodse mensen weggehaald zouden worden, dan was het niet doorgegaan.
En dat is een les voor nu, voor ons allemaal. Dat wij er samen voor moeten zorgen dat zoiets niet meer kan gebeuren, dat er kinderen worden weggehaald gewoon omdat ze een beetje anders zijn dan anderen, een ander kleurtje hebben of een ander geloof, of een beetje anders praten. Dus daar begint het mee: dat we niet willen dat er kinderen worden gepest of gediscrimineerd. Dat we elkaar niet los laten en beloven dat we voor elkaar opkomen. Dat gaan jullie doen, en jullie hebben al laten zien dat jullie niet willen dat het ooit nog met andere kinderen gebeurt.
Toen was er nog muziek, en een paar mensen die spraken, en gingen we bloemen leggen bij het monument, de ouderen en de kinderen hand in hand. Met Roya samen legde ik de krans neer van de SP.