Goed stuk van Karim Khaoiri Op Joop.
Het is een oude discussie: stel je jongeren die opgroeien in achterstandwijken, die via de straatcultuur in de criminaliteit terechtkomen verantwoordelijk voor hun gedrag? Ja natuurlijk. Maar toch. Is er nog belangstelling hoe zo iemand ertoe komt?
Ik ken die discussie uit het verleden toen we het hadden over mannen die hun vrouw en/of kinderen bont en blauw sloegen. Ja, zolang het zijn vuist was en zolang er altijd een alternatief was – je kunt ook scheiden, weglopen – is elke klap voor honderd procent zijn verantwoordelijkheid. Maar is daar het laatste woord mee gezegd? Voor mij niet. Ik wilde weten wat die mannen bezielde omdat ik wilde weten wat je er aan kon doen – want je kon wel tot alle eeuwigheid mishandelde vrouwen opvangen, zolang er niet iets aan de daders gedaan werd bleef dezelfde ellende. Straf en opsluiten? Kon. Maar dan komen ze weer vrij, waarschijnlijk met nog meer zelfmedelijden, nog meer maatschappelijk mislukt en nog meer wrok tegen de wereld, en denk je dat ze daar vriendelijker van werden tegen vrouwen? Nou, nee dus. Straf zonder meer verergerde in vele gevallen het probleem alleen maar verder.
Inmiddels weten we veel meer van daders van gezinsgeweld, en van partnergeweld, dat het vaak zelf slachtoffers zijn geweest, dat ze nooit geleerd hebben om op een andere manier aan een gezond gevoel voor eigenwaarde te komen, dat ze niet geleerd hebben om met onaangename gevoelens om te gaan anders dan om zich heen te meppen. En dan zijn er omstandigheden die het risico vergroten: te veel problemen binnen een gezin, de ontwrichting van oude sekseverhoudingen – mannen die hun traditionele positie verliezen en daar nog niks voor terug hebben, oorlogstraumatisering. Niet als excuus, maar als verklaring, en als een mogelijke aanwijzing van wat je eraan kunt doen.
Er zijn mannen die nooit een geweten hebben ontwikkeld, en die zelf zo zonder empathie (inlevingsvermogen) zijn opgegroeid dat ze zelf een zwaar onderontwikkeld vermogen hebben om zich in anderen te verplaatsen, en dus ook niet kunnen zien wat ze aanrichten. Een kleine groep daders is dus onverbeterlijk, die zijn gewoon te stuk om nog te kunnen helen. Maar er is een grote groep waar nog wat aan te doen valt, en hoe jonger hoe beter.
Dit is het aloude misverstand dat ik steeds weer zie – en ook in sommige reacties op het stuk van Karim Khaoiri – dat willen begrijpen hetzelfde is als vergeven of goedpraten. Als ik wil weten hoe jonge mannen die niet deugen – tuig – zover zijn gekomen, dan is dat niet om welke daad dan ook goed te praten maar omdat ik wil weten wat eraan te doen valt. En nog een misverstand: dat mensen of dader of slachtoffer zijn. Terwijl in vele daders een voormalig slachtoffer schuilt. En een derde misverstand: dat we moeten kiezen tussen een harde of een softe aanpak, terwijl uit ervaring blijkt dat alleen straf niet helpt, maar alleen begrip ook niet: de enige weg in de meeste gevallen is een combi van beide. Gerechte straf, maar ook ondersteuning om weer een normaal mens te worden en zonder risico’s voor anderen weer vrijgelaten te worden, terug de wereld in. Ik denk dat dat de enige weg is.
Dit is wat Khaoiri schrijft, die zelf uit een achterstandswijk komt, en de morele kracht vond om het bestaan van drugshandel de rug te keren, en nu met pijn in zijn hart kijkt naar zijn vroegere vrienden die dat niet is gelukt:
Zijn Gucci pet strak op zijn hoofd. Zijn blow hangend tussen zijn lippen. Zijn knokkels kapot na een vechtpartij. Zijn oog is nog blauw/paars. Ondanks dat hij er toegetakeld uit ziet groet hij mij met een grote brede glimlach.
Ik ken de jonge knul al sinds hij nog in de luiers zat, zijn broers waren goede vrienden van mij. We zien elkaar meestal, ook nu weer, als ik mijn oude wijk Crooswijk in Rotterdam bezoek. Zoals altijd stel ik hem dezelfde vragen: “Hoe gaat het met je? Hoe gaat het met je broer? Wat doen jullie tegenwoordig?”. Ik krijg altijd dezelfde antwoorden, want het gaat altijd goed en ze doen nog altijd hetzelfde. Ik hoef nooit te vragen naar wat ze dan doen, want buiten drugs dealen en wiethokken opzetten om hebben ze nog nooit wat anders gedaan.
In oktober werd hij achttien jaar, maar feestelijk heeft hij zijn verjaardag niet kunnen vieren. Hij zat toen ‘binnen’ om een oude straf uit te zitten. Hij voegde daar grappend aan toe: “Ker, je weet toch. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.”
Deze jonge knul is bijdehand, kan goed uit de voeten en is niet bang om ergens een aantal maanden voor te moeten zitten. Deze nauwelijks geletterde crimineel, hoe zou u die noemen? Tuig? Slachtoffer van zijn omgeving? Met alle respect voor de lezer, maar ik denk dat u en de meeste met u hem tuig zullen noemen. Hij gedraagt zich ernaar, dus waarom niet?
Wat als ik u vertel dat hij zijn oudste broer op het toilet bij zijn ouders thuis heeft gevonden? Wat als ik u vertel dat zijn oudste broer zichzelf door het hoofd heeft geschoten en hij, als negenjarige, hem daar later heeft gevonden? Wat als ik u vertel dat hij nu, als volwassene, die beelden nog haarscherp op het netvlies heeft staan? Wat als ik u vertel dat hij sindsdien altijd tot laat buiten is gebleven? Wat als ik u dit allemaal wil vertellen, zal dit uw beeld van het ‘tuig’ op straat veranderen?
Lees verder op Joop: hier.