(Links Theo Andreae, rechts Anja Meulenbelt)
Dit is de speech die ik hield op de donateursmiddag van Stichting Kifaia, op 11 december 2011, in Dauphine, Amsterdam. Een statement:
Beste mensen,
Ik werd een keer uitgenodigd om wat over het werk van Stichting Kifaia te komen vertellen in een kerk. Kerken zijn een interessant terrein voor ons werk, want je kunt er van alles tegenkomen: christelijke solidariteit met de onderdrukte Palestijnen – en je hebt ook christelijke Palestijnen ten slotte – maar ook uitgesproken afkeer: zo kregen wij onze nieuwsbrieven gestuurd naar diverse parochies nogal eens terug met daar agressief overheen gekrast: ongewenste post! Affijn, de vrouw die mij had uitgenodigd was een beetje zenuwachtig, en vroeg me of ik mijn verhaal vooral humanitair wilde houden, en niet zo politiek.
Dus zo begon ik mijn lezing: dames en heren, ik ben gevraagd of ik het een beetje humanitair wil houden en niet zo politiek, dus we gaan het wel hebben over kinderen die kreupel zijn geschoten, want dat is humanitair, maar niet over wie ze kreupel hebben geschoten, want dan wordt het politiek. Waarop mijn publiek lachte en het ijs was gebroken. Wat dit is voor ons van Kifaia inmiddels duidelijk: wij kunnen niet om de politiek heen. Een groot deel van Gaza’s gehandicapten zijn dat door de aanvallen op hun land. Hoeveel hulp ze kunnen krijgen is afhankelijk van de blokkade en de bezetting, hoe goed de professionals hun werk kunnen doen is er ook van afhankelijk – want ze kunnen er niet uit om zich bij te laten scholen. Medicijnen en hulpmiddelen zijn moeilijk verkrijgbaar, en een groot deel van de mensen leeft er in armoede – dat is allemaal politiek.
Wij kunnen onze steun aan de gehandicapten daar niet los van maken. En omdat we wilden weten of onze donateurs het daar mee eens waren hebben we een paar jaar geleden een enquête gehouden, of onze donateurs hun geld aan ons overmaakten vanwege de gehandicapte kinderen, vanwege de Palestijnse zaak, of vanwege beide. Er waren maar een paar die zeiden geld te sturen alleen vanwege de gehandicapte kinderen, en daarmee wisten we dat bijna iedereen besefte dat je het een niet los kunt maken van het andere. En dat het niet nodig was om erg omzichtig te zijn – want tenslotte wilden we de hulp aan de gehandicapten zelf niet in gevaar brengen, terwijl we tegelijk beseften dat ons werk breder hoort te zijn dan alleen hulpverlening.
Zo zeiden onze collega’s en vrienden in Gaza vaak tegen ons dat ze het ontzettend waardeerden dat we hulp kwamen brengen, maar dat het er uiteindelijk om zou gaan dat die hulp eens niet meer nodig zou zijn. “Vertel het verhaal van Gaza in Nederland,” zeiden ze ons keer op keer, “de mensen moeten weten dat ons allergrootste probleem is dat we onder bezetting moeten leven. Zonder bezetting zouden we geen hulp nodig hebben. Zonder bezetting zouden we niet zoveel gehandicapten hebben.”
En dus besloten we onze extra taak ook te formaliseren: we hebben drie doelen: fondsen werven voor de gehandicapten in Gaza, training naar ze toe brengen, en het Palestijnse verhaal vertellen in Nederland.
We moeten vaak uitleggen dat de nood in Gaza niet vanzelfsprekend is, geen natuurramp, maar opzettelijk door mensen is veroorzaakt. Gaza is geen onderontwikkeld derdewereldland. Gaza is al eeuwenlang een kruispunt op de handelsroutes tussen Afrika en het Midden-Oosten, met een haven aan de Middellandse Zee. Het is een land dat in principe heel goed in staat is om in eigen levensonderhoud te voorzien, met landbouw en vis, genoeg voor export, en met handel. Het opleidingsniveau hoort bij de hoogste in de Arabische landen, er is vrijwel geen analfabetisme meer, er zijn universiteiten, er is een keur aan professionals en Gaza leverde jarenlang de beste bouwvakkers aan Israël, tot die de grens sloten. De armoede in Gaza is met opzet veroorzaakt, het is politiek.
Wij komen nu al meer dan tien jaar in Gaza en hebben alle ontwikkelingen meegemaakt. De tijd dat er nog arbeiders uit konden. De eerste bombardementen, toen werden we nog geëvacueerd, later bleven we gewoon als we de doffe klappen weer hoorden. We hebben de ontruiming van de nederzettingen meegemaakt, toen de Gazanen wat meer ruimte kregen, maar tegelijkertijd de strook steeds meer werd afgesloten en de aanvallen toenamen. Soms met puur getreiter: de geluidsbombardementen, met geen ander doel om de mensen schrik aan te jagen. We hebben het drama meegemaakt van de interne strijd tussen Fatah en Hamas, en toen we daarna voor het eerst meegingen op huisbezoek konden we zelf waarnemen: een jonge man met twee benen eraf, dan was het Israël, een jonge man met een been eraf en een been kapot; wraakactie met knieschot door Hamas. We maakten mee hoe onze collega’s daarna erg ontroerd waren toen we weer terugkwamen, want zoals Ratiba, de verpleegster bij wie de tranen los zaten zei: “dat jullie ons komen helpen tegen de Israëlische bezetting dat begrijpen we, maar nu zijn we het zelf, en we schamen ons. En we dachten: die Nederlanders komen niet meer terug.” En we hebben met de verschrikkelijke aanval op Gaza van drie winters geleden meegeleefd, met 1400 doden onder wie meer dan driehonderd kinderen, en uiteraard, honderden nieuwe gehandicapten, mensen met amputaties, mensen voor de rest van hun leven in een rolstoel.
We blijven gaan, als we kunnen en niet worden tegengehouden. We beseffen na zoveel jaar samenwerken hoe belangrijk die continuïteit is. Niet alleen dat onze financiële ondersteuning broodnodig is, voor de gehandicapten en hun families, maar ook om mee te helpen om de stafleden van een bescheiden salaris te voorzien, waar vaak hele families van moeten leven. Er is meer dan dat: want het feit dat wij blijven komen, die groep wat merkwaardige Nederlandse mensen die dat doen voor nop, geeft de Palestijnen in Gaza hoop. Zolang wij ze niet vergeten bestaan ze nog op de kaart van het internationale geweten. Want dit is hun allergrootste probleem: dat ze nergens hun recht kunnen halen. Vandaar: dat het minstens zo belangrijk is om het verhaal te vertellen, en te hopen dat ook onze bevolking beseft dat wij het zijn die de politiek moeten beïnvloeden, om ervoor te zorgen dat de Palestijnen eens hun recht krijgen.
We zijn ons ervan bewust dat we werken in een dilemma. Gaza is bezet, ook al is dat in een moderne vorm, door omsingeling en kunstmatige afhankelijkheid. Volgens het internationaal recht, de Conventies van Genève, hoort de bezettende macht, Israël, de bevolking tot de bezetting is opgeheven van de noodzakelijkste zaken als voedsel, onderwijs en medische zorg te voorzien. Maar Israël doet dat niet. Die laat niet alleen de bezetting meer dan veertig jaar voortbestaan, maar doet er niets voor om de opgesloten bevolking in leven te houden. Die laat dat over aan de internationale gemeenschap, de VN vooral, dat zijn ook wij dus, en aan de hulpverlenende organisaties waar wij een kleintje van zijn. Dat is de enige reden waarom we er nog in mogen: wij mogen na een aanval de rotzooi op komen ruimen, en meehelpen om de kapotte mensen bij elkaar te vegen. Cynisch kunnen we concluderen dat we in feite bezig zijn om te helpen om de bezetting nog een beetje leefbaar te houden, en voort te zetten. Maar hebben we een keuze? Kunnen we tegen Israël zeggen: doe het zelf, en de mensen laten creperen? Wij kunnen dat niet. Maar het verplicht ons wel om meer te doen dan hulp te verlenen, want dit is duidelijk: als er politiek niets verandert kunnen we deze schone taak tot sintjuttemis blijven vervullen. En zijn wij niet alleen in dienst van de Gazanen, maar ook van Israël die het prima vindt dat wij hun werk voor ze doen.
Vandaar, dat we er niet meer voor schromen om ook politieke uitspraken te doen, om partijdig te zijn. We kunnen niet anders.
Zolang zij in Gaza het niet opgeven, geven wij het ook niet op. Hoelang het ook moet duren, en het duurt al heel erg lang, wij gaan zolang we kunnen. Het is onze taak om de mensen hier in Nederland wakker te houden, om jullie te vragen het werk te blijven steunen. Om hoop te blijven bieden. Voor onze mensen in Gaza, trots en onafhankelijk als ze van huis uit zijn, is het niet makkelijk om van buitenlandse hulp afhankelijk te zijn. Maar ze hebben geen keus. Wel hebben we afgesproken dat er eens een tijd komt dat we gewoon naar Gaza komen als vrienden. Hoe lang dat ook gaat duren. We vragen aan u om ons daarbij te blijven helpen.