Voor de nieuwsbrief van de Amsterdamse Studentenekklesia, mijn ‘linkse kerk’, werd ik gevraagd om een van de liederen van Huub Oosterhuis die we daar zingen uit te kiezen, en daar iets over te vertellen. Ik koos deze:
Wij waren kinderen toen het gebeurde;
‘Laat ons gaan zien het woord dat daar geschied is’,
riepen met vreemde stemmen onze vaders.
Wij moesten mee de diepe nacht, de kou in.
Geen vleugelslag. Na uren gaan een grot,
een huilend kind. Geroep: hij is het. Hij?
Hun leven lang bleef hij een sterk verhaal: er zou groot licht geweest zijn, dat hen wenkte.
Stemmen van woorden: vrede. Een tijd later
die ster die langs de hemel voer, een stoet
van koningen en priesters die hem zochten:
‘kind ons geboren, koning van de vrede’.
En het gekroonde beest. De kindermoord.
Tot op vandaag het bloed ten hemel schreiend.
En het gerucht dat hij zou zijn ontkomen,
dat hij zal komen, haastig, en wat dan?
Rusteloos zwervend, ongelukkig dromend
van wilde dieren die niet meer verscheuren
zijn zij gestorven zoals mensen sterven,
zonder te zien. Zij hadden zo gehoopt.
Dit is wat ik schreef voor de nieuwsbrief:
In veel van de liederen die we zingen in de Ekklesia stokt mijn stem en kan ik niet meer verder omdat een zin mij raakt, raakt aan de wanhoop van mensen die ik ken. “Uit angstland weg naar vrijheid”, ik ken zo’n angstland, het heet Gaza. De mensen kunnen daar niet weg. Er is geen vrijheid. “Opgejaagd, prijsgeschoten, als klein wild afgeslacht, uw allerliefste mensen”. Mijn allerliefste mensen dat zijn de kinderen daar, ik heb de lijst met namen van 348 gedode Palestijnse kinderen tijdens de aanval op Gaza, drie winters geleden. Ismail, negen jaar, Moaz, zes, Izz al-Din Issa, drie, Zakaria, zeven. Het komt weer terug, dat ademstokkende gevoel, bij die zinnen over de kindermoord, “tot op vandaag het bloed ten hemel schreiend” bij het kerstlied dat ik heb uitgekozen.
“Wij waren kinderen toen het gebeurde” – een lied vanuit het perspectief van de kinderen die er niets van begrijpen, mee met hun vaders die vreemde stemmen hebben, de diepe nacht, de kou in. Ik zie die kinderen, op de schouders van hun vaders, zoals ik eens op de schouders van mijn vader zat, en zoals in dat andere prachtige lied; “vaderlijk licht, steevaste schouder, draag mij, ik ben jouw kijkend kind.”
Het blijft hun hele leven lang een sterk verhaal, je weet het nooit zeker, er was niet meer dan kindergehuil, er zou een groot licht geweest zijn, en koningen. En een gerucht, dat hij zou zijn ontkomen, en nog komen zal, en wat dan?
Het lied raakt me om het verlangen, het niet zeker weten, het hopen. Het eindigt zonder troost, “ze zijn gestorven zoals mensen sterven, zonder te zien. Zij hadden zo gehoopt.” Zoals we niet willen dat mensen sterven, “nooit één mens meer gemarteld, nooit één mens meer geknecht”. Het woord dat daar geschied is wacht nog steeds op ons, om het waar te maken. Op dat visioen uit het Lied van Micha, dat ik gekozen zou hebben als het niet al was vergeven: “En niemand schrikt meer wakker in de nacht en niemand vreest meer voor een nieuwe morgen.” En weer stokt mijn stem en kan ik niet verder zingen. Tranen van hoop.
Hier is het lied van Micha:
In ’t laatste van de dagen zal het zijn:
een hoge berg, onwankelbaar gegrondvest,
hoog uit boven de heuvels.
en een huis van goud in hemelsblauw daar boven op.
De wereldzeeën zijn tot rust gekomen,
de golven zijn verstomd, de branding zwijgt.
In ’t laatste van de dagen, wie dan leeft
zal ze zien komen, op scharlaken paarden
op zilvervloten, volkeren van verre:
wij gaan naar Sion waar de wijsheid woont,
daar weten ze de route van de vrede
daar is een nieuwe aarde neergedaald.
In de dagen die nog komen zal het zijn
dat zwaarden worden omgesmeed tot ploegen,
je leert de oorlog af, je snoeit je wijnstok
en strekt je in de schaduw van je bomen.
En niemand schrikt meer wakker in de nacht
en niemand vreest nog voor een nieuwe morgen.
De foto van de jonge vrouw maakte ik in Gaza, in februari 2009, vlak na de aanval die ze Operatie Gegoten Lood noemden. Het portret van het meisje maakte ik in Rafah, in september dit jaar.