(Bram Grandia)
Zondag. Mijn kerk. Tegenwoordig in De Nieuwe Liefde en niet meer in De Rode Hoed. Het is wennen, als in De Rode Hoed de kaars werd aangestoken werd het kerk. Maar het was ook altijd al een kerk, en in het smetteloos witte nieuwe gebouw moet het nog een beetje kerk worden, met de Amsterdamse Studentenekklesia. Waar je bejaard kunt zijn en nog steeds student.
Want ik studeer nog steeds. Ik heb het geloof niet van huis uit meegekregen (kijk hier). Scheelt ook een traumaatje of wat. Ik ben niet belast met de gedachte dat ik een zondig wezen ben, en dat God toekijkt of je je handjes wel boven de dekens houdt.
Ik vind het heerlijk om me zondags te laten inspireren door een preek, die, modern, de schriftuitleg heet, want dit weet ik ondertussen wel: de bijbel is een lastig boek, dat garant staat voor veel misinterpretatie. Zo legde Bram Grandia van het Ikon pastoraat op 8 januari uit dat we de beruchte passage uit Lukas (19:27) waarbij Jezus gezegd zou hebben “Mijn vijanden die niet gewild hebben dat ik koning over ze ben, breng ze hier en sla ze dood” vaak verkeerd lezen.
“Ik zeg jullie:
wie heeft, hem zal gegeven worden,
maar wie niet heeft,
hem zal ook nog ontnomen worden wat hij heeft.
En mijn vijanden
die niet wilden dat ik koning werd over hen,
breng ze hier en slacht ze af, voor mijn aangezicht.”
Wat wordt hier in godsnaam gezegd? Zou het bedoeld zijn als voorbeeld dat elke bevrijder als hij machthebber wordt vanzelf een afslachter wordt, zelfs Jezus? Deze passage is de motor achter de kruistochttheologie, en argument voor het afslachten van de vijanden van Christus, tot op vandaag, zegt Grandia. En gezien google, zegt hij, is die passage, die ‘afslachttekst’ steeds populairder geworden: de christenfundamentalisten gebruiken hem als munitie tegen de islam. De moslimfundamentalisten gebruiken de tekst om aan te tonen dat de christenen geen haar beter zijn als het gaat om gebruik als geweld. Joden kunnen denken dat Jezus de tegenstanders van zijn koningschap af wilde laten slachten. De Joden dus. Het zijn atheïsten en humanisten die de tekst gebruiken om het gewelddadige christendom aan de kaak te stellen. Ze hebben deels gelijk. Het christendom is besmet door geweldpleging. Er is behoefte, ook in het christendom, aan een theologie om die geweldspraktijken te legitimeren. Maar wij zitten in een kerk, de Ekklesia, die tot doel heeft de heiliging van geweld te ontmaskeren.
Dat vereist een zorgvuldige lezing, en een begrijpen van het verhaal als geheel. Want van wie is de wrede macht die Jezus schetst in het Lukas evangelie? Niet die van hemzelf. Het is een politieke analyse van de heerser Archelaos, die huist in een immens gebouw op de weg tussen Jericho en Jeruzalem, met een groot zwembad. Daartoe liet hij het water aftappen dat de boeren nodig hadden voor de irrigatie van hun land, jawel, zegt Grandia, de strijd om het water was er ook toen, zoals het nu de Palestijnen zijn die zien hoe hun water wordt afgetapt.
Jezus geeft in het verhaal van Lukas een schets van de manier waarop machthebbers hun macht misbruiken. En dan klopt het weer. ‘Zo zal het onder jullie niet zijn’, zegt Jezus.
We zingen: ‘Vergeet niet dat woord van oudsher, dat leeggeschud zullen worden de plunderaars, uitgedreven de stichters van tirannie. Maar de doodgetrapte zal leven, de arme zal opstaan en nemen het land dat hem toebehoort, kinderen zullen opstaan en grijpen het recht dat hen toekomt.
Een radicale tekst.
Voor de hele tekst van Bram Grandia, en de bijbehorende bijbelsteksten, zie hier.