(Op bezoek bij een van de vele sub-afdelingen van de VN)
Elke donororganisatie heeft zijn eigen filosofie, zijn eigen doelen, zijn eigen werkwijze, zijn eigen beperkingen, en zijn eigen manier waarop je een voorstel in moet dienen. Sommige van die organisaties vonden heel goed bedoeld dat ze een organisatie niet alleen maar geld moesten geven, maar zich ook met van alles moesten bemoeien, soms met een kant en klaar schema: het eerste jaar moeten ze zich bezighouden met dit, en dan met dat, en dan met capacity building en advocacy want daar leerden ze van – zonder zich af te vragen of dat nou was waar de organisatie behoefte aan had of een keuze voor zou maken als ze niet onder druk gezet zouden worden. En uiteraard komen organisaties die in geldnood zitten in de verleiding om te doen wat de donor met die zak met geld ze wil laten doen.
Er is een enorme kloof, in ieder geval bij de meeste organisaties, tussen de goedbetaalde laag van functionarissen en de grass-roots organisaties waar ze het uiteindelijk voor doen, voor de bevolking zelf. Er zijn veel mensen die dat wel beseffen en het vervelend vinden, maar zich ook onmachtig voelen daar wat aan te doen. Zo spraken we met een man die vierduizend dollar in de maand verdient om rapporten over mensenrechten te schrijven waarvan bij voorbaat duidelijk is dat die in een la zullen verdwijnen omdat Israël – en anders de VS wel – de verschijning ervan zullen torpederen. Vierduizend dollar is in Gaza een immens bedrag. Een arts verdient nog geen duizend dollar. Zo kan onze organisatie moeilijk aan een general manager komen, want iedereen met voldoende management ervaring wordt weggekocht tegen een salaris van twee en een half duizend door een van die grote internationale organisaties, het NCCR kan zulke salarissen niet betalen.
We zijn zeker ook goede mensen tegengekomen op onze ronde door Gaza, die zien wat er gebeurt, die werkelijk proberen het geld dat binnenstroomt door te sluizen naar waar het nodig is, die een band aangaan met de organisaties en hen ook ondersteunen in hun ontwikkeling – organisaties die niet van tevoren een plan hebben klaarliggen waar de organisaties in Gaza aan moeten voldoen, in plaats van hun plannen aan te passen aan wat er werkelijk nodig is. Maar we werden soms ook geconfronteerd met een vreselijke paternalistische houding, alsof we in Gaza te maken hebben met onderontwikkelde inboorlingen die niet weten wat goed voor ze is.
En dan hebben we het nog niet gehad over de onvermijdelijke corruptie, van mensen die bereid zijn tegen een percentage van de ‘winst’ een projectaanvraag even bovenop de stapel te leggen. Geen van de mensen die we hebben gesproken zou zelf zeggen dat dat inmiddels de gangbare manier van werken is geworden, maar we hebben wel begrepen dat de ervaring is dat wanneer je daar niet aan meedoet de kans dat je projectaanvraag gehonoreerd wordt wel erg klein is. Dat is dus een van de problemen van onze NCCR want die doen daar principieel niet aan mee. En komen dus zelden bovenop de stapel met aanvragen.
Wat ik nu opschrijf is een eerste indruk, na drie dagen langs Gaza’s kantoren. Het zijn niet alleen negatieve indrukken. We hoorden ook over projecten waarbij in armoede levende gezinnen als gezin ‘in behandeling’ worden genomen om ze weer op de been te helpen, we hoorden een indrukwekkend verhaal van hoe je werkelijk met jongeren kunt werken en ze de middelen in handen kunt geven om zelfs als kinderen invloed te hebben op de samenleving daar: een groep van kinderen heeft een petitie opgesteld tegen de kinderarbeid in de tunnels, en daarmee werkelijk de overheid bereikt die daar nu een wet tegen maakt. Er zijn ook van onderop gegroeide organisaties die met weinig geld maar veel inzet veel bereiken, zoals ook onze eigen NCCR.
Maar ik vind die hulpverleningsindustrie die Gaza nog verder komt ontwrichten een buitengewoon zorgelijke zaak. En in feite is er niemand, geen enkele instantie, die werkelijk toezicht kan houden, en al die hulpverlening in banen kan leiden die de bevolking zelf ten goede komt. Nog afgezien van de vraag hoe ervoor gezorgd kan worden dat die hulpverlening werkelijke ontwikkelingssamenwerking kan worden – want van een andere ontwikkeling dan die van een bovenlaag van goedbetaalde professionals is zo geen sprake. De overheid in Gaza, Hamas dus, heeft er geen greep op, en voor zover ze er greep op hebben is het de vraag of dat helpt. Ook Hamas lijkt inmiddels belangen te hebben in het in stand houden van een buitenlandse hulpverleningsindustrie, en geen kansen te zien, of dat zelfs niet te willen, om ondanks de hindernissen toch te proberen om de ‘civil society’, de grass-roots organisaties vanuit de bevolking zelf, meer zeggenschap en meer middelen voor de eigen ontwikkeling te geven.
Waar ik wel erg blij over ben is dat wij vanaf het begin van ons werk daar aan de ‘goede’ kant terecht zijn gekomen, werkelijk samenwerkend met de mensen van onderop. We hebben een werkwijze die we nog nergens tegen zijn gekomen: we hebben ons verbonden aan één organisatie voor zolang als het nodig is, en dat is nu dus meer dan tien jaar – we hopen natuurlijk op een tijd dat de Gazanen weer onafhankelijk kunnen zijn en we kunnen komen als vrienden, als medewerkers als dat gewenst is – maar zonder dat ze ons geld nodig hebben. Stichting Kifaia is klein, de bestuursleden en de medewerkers werken als vrijwilligers, zonder honorarium, en we hebben zelfs geen kantoor. We hebben dus een belachelijk lage overhead, de grootste uitgaven die we maken om ons werk te kunnen doen zijn de vliegtuigtickets omdat we er zo’n drie keer per jaar gemiddeld heen gaan met een ploegje mensen. Om trainingen te geven, maar ook voor ondersteuning en overleg over wat er nodig is. We zijn werkelijk partners geworden. En ik denk dat we het vertrouwen hebben, niet alleen van het NCCR maar ook van onze donateurs, omdat die weten dat er werkelijk bijna niks van het geld blijft hangen in Nederland, maar het echt maximaal ten goede komt aan de mensen waar we het voor doen. Dat model is natuurlijk niet op grote schaal in te zetten, want dan zou je een idioot netwerk krijgen van mini-stichtinkjes elk met hun eigen doelgroepje. In Nederland zijn er ook uitstekende NGO’s, we werken al jaren samen met bijvoorbeeld Icco en Kinderpostzegels, die wel mensen betalen voor hun werk zodat die zich full-time in kunnen zetten en een kantoor hebben in Nederland, maar die ook hun projecten zelf opzoeken, werkelijk belangstelling hebben voor wat nodig is, niet paternalistisch van boven af beslissen wat hun projecten doen moeten, en er op letten dat hun overhead niet uit de klauwen loopt en ze transparant blijven. Maar dat geldt zeker niet voor heel wat van de buitenlandse donororganisaties die we nu in kort bestek hebben meegemaakt in Gaza. Maar ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat in heel wat gevallen de Palestijnen er zijn als een middel om de organisatie aan geld te helpen in plaats van andersom.
Het mag duidelijk zijn dat ik niet pleit voor het opheffen van wat eufemistisch ontwikkelingshulp heet maar het niet is, want er wordt zelden wat ontwikkeld. Noem het humanitaire hulp, en die is absoluut noodzakelijk om de mensen daar in leven te houden zolang de bezetting en de belegering voortduurt. Maar daar mag het niet bij blijven, want in feite ben je dan bezig om de mensen de bezetting te laten overleven zonder wat aan de bezetting te doen. Om die reden, dat we willen dat ze het uiteindelijk zonder buitenlandse hulp kunnen doen, wijzen we – met spijt – ook aanbiedingen af van mensen die wel een tijdje in Gaza willen komen werken. Dat doen we niet, omdat niet wij maar zij dat werk nodig hebben, en zij bovendien blijven als wij weer zijn vetrokken.
Onze stellingname, van Stichting Kifaia, is dat humanitaire hulp alleen gerechtvaardigd is als we ook politiek stelling nemen. We moeten er alles aan doen om duidelijk te maken dat ook de Palestijnen zelfbeschikkingsrecht horen te hebben, dat ze kunstmatig en met geweld afhankelijk worden gehouden, en dat we onze stem daar tegen moeten verheffen als we onze integriteit willen bewaren. Anders zijn we niet meer dan een verlengde van de bezettingspolitiek van Israël. Ja, we weten ook dat grotere organisaties zich niet kunnen veroorloven om al te duidelijk stelling te nemen, omdat ze dan als ‘partijdig’ te boek staan en ruzie krijgen met minister Rosenthal. Het is dus voor ons een groot voordeel dat we op geen enkele manier van onze overheid afhankelijk zijn.
Verder is het duidelijk dat mensen die Gaza of een ander deel van Palestina willen steunen op moeten letten waar hun geld heen gaat. Welk deel van dat geld blijft in eigen land hangen aan salarissen en kantoren, en is dat nog in verhouding? Een in Gaza werkzame vrouw, Pam Baily, stelt voor om in kaart te brengen wat de donororganisaties en buitenlandse NGO’s in Gaza doen en een lijst te maken van de organisaties die deugen – goed idee maar een enorme klus. (Zie hier)
Wat er zou moeten gebeuren?
– Dat de domme regels dat donororganisaties niet mogen samenwerken met de huidige overheid worden opgeheven. Ook Hamas zou aan moeten tonen dat ze fatsoenlijk en transparant met het geld omgaan, maar we zouden er niet aan mee moeten werken dat bijvoorbeeld ziekenhuizen die onder de overheid vallen alleen van Arabische landen geld krijgen.
– Dat er meer op wordt toegezien dat er werkelijk in contact met de mensen en organisaties waar het om gaat wordt bekeken wat er werkelijk nodig is, met name om niet alleen hulp te verlenen maar iets op poten te zetten dat ‘sustainable‘ is, dat blijft, ook als de projectsubsidie ophoudt.
– Dat er geen salarissen worden betaald binnen Gaza die zo afwijken van wat de mensen normaal verdienen dat de economie erdoor wordt ontwricht en er een veel te grote kloof ontstaan tussen de geprivilegieerden die voor de buitenlanders werken en de mensen op de werkvloer. En daarmee, dat er controle is op de corruptie, de gewoonte dat mensen een commissie krijgen voor het pushen van het ene of het andere proposal.
– Dat de donororganisaties meer samenwerken, minder in kortdurende projecten en zeker niet zonder na te gaan wat er moet gebeuren als het project is afgelopen, en transparant zijn over het percentage donorgeld dat niet direct ten goede komt aan de mensen en organisaties waar ze het uiteindelijk voor doen.
– En dat ze het lef hebben om zich politiek uit te spreken over de belegering en de bezetting, ook tegen hun eigen regeringen, en meer denken aan het uiteindelijke doel: de onafhankelijkheid van de Palestijnen dan aan hun eigen korte termijnbelangen. Want dit is cynisch gezegd wat er gebeurt: Israël vernielt de boel in Gaza, en onze regeringen kijken zolang de andere kant op, om vervolgens vriendelijk ‘ontwikkelingsgeld’ te sturen waarmee de rotzooi weer een beetje opgeknapt kan worden – voor zover Israël dat toestaat natuurlijk. Zo is Nederland ontzettend lief bezig om de boeren in Gaza te helpen om hun anjers en aardbeien eens per jaar in een paar vrachtwagens de grens over te krijgen, maar protesteert nooit tegen de blokkade die deze hulp noodzakelijk maakt. En zo werd er ook de andere kant op gekeken toen Israël in de winter van 08/09 een bloedbad aanrichtte in Gaza, en mochten wij daarna met de andere hulptroepen Gaza weer in om mee te helpen om de nieuwe gehandicapten een beetje op te kalefateren. Nooit heeft Nederland Israuel de rekening gepresenteerd van het platgebombardeerde begin van een handelshaven die gebouwd was met ons Nederlandse geld. We hebben dus heel veel redenen om niet alleen zwijgend humanitaire hulp te verlenen, maar om politiek stelling te nemen. En kritisch te blijven tegen de uitwassen van die opgezwollen hulpverleningsindustrie.
En gaat er vanaf morgen wat veranderen? Ik dacht het niet. Maar het moet wel gezegd worden aan welke richtlijnen organisaties zich zouden moeten houden.
Dit artikel is nogal uit de losse pols ontstaan. Er is meer onderzoek voor nodig dan ik na die jaren ervaring in Gaza en een paar korte bezoeken en gesprekken heb kunnen doen. Maar ik hoop een kritische richting te hebben aangegeven.
Voor ons van Kifaia is de vraag hoe we eraan mee kunnen werken dat de basis van het NCCR meer solide wordt, dat ze wat meer redelijk betaalde mensen aan kunnen stellen, dat ze ook hun graantje mee kunnen pikken van al die miljoenen die er omgaan, op een manier die integer is. We zijn ermee bezig.