(Palestijnen bidden buiten de Damascus-poort omdat hen de toegang tot de moskee in de Oude Stad wordt ontzegd)
Verbaasd om van een Palestinaganger een brief te krijgen gericht aan de vrienden van Israël? Dat is omdat het geen tegenstelling is om voor de rechten van de Palestijnen op te komen en je tegelijkertijd grote zorgen te maken over wat er met Israël gebeurt, al denken veel mensen dat je moet kiezen: je staat achter Israël of achter de Palestijnen.
Door: Anja Meulenbelt. Dit stuk schreef ik op uitnodiging van Het Nieuwe Wij, hier.
Eens stond er een Israëli op het Museumplein, hij heette Adam Keller. De gelegenheid was een Israëlische aanval op Libanon, waarbij veel mensen omkwamen, en het demonstrerende publiek was woedend. En heel verbaasd toen Adam ze ‘vrienden van Israël’ noemde. Hij legde het uit. Wie noemen we nu de vrienden van Zuid-Afrika? Precies: de mensen die destijds streden tegen de apartheid, niet de mensen die Mandela die nog in de gevangenis zat een terrorist noemden. Zo zijn de ware vrienden van Israël niet degenen die nu blind achter de huidige regering van Israël staan, niet degenen die de andere kant opkijken terwijl de kolonisten olijfbomen ontwortelen en nog meer land roven van de Palestijnen die al niet veel meer over hebben. Vrienden van Israël zijn degenen die willen dat dat land een normale democratie wordt, dat ophoudt met land te bezetten, dat ophoudt rechten te verdelen op grond van een etnisch-religieus onderscheid, dat eindelijk ophoudt met bezetting en belegering. Dat ophoudt in naam van de veiligheid elk geweldloos protest met geweld de mond te snoeren. Kortom, eigenlijk gewoon serieus mensenrechten en internationaal recht eerbiedigt.
Waarom vinden we het in Europa zo vreselijk moeilijk om openlijk stelling te nemen tegen schendingen van die rechten van anderen als het Israël betreft? Dit is duidelijk: dat we in Europa, die bakermat van beschaving, nog niet zo lang geleden de enorme, nog steeds niet te bevatten massamoord op de joden hebben meegemaakt, en natuurlijk voelt iedereen met een hart en een geweten zich ervoor verantwoordelijk dat dat nooit meer kan gebeuren. Soms zo verantwoordelijk dat we het niet willen zien dat er nu in naam van de veiligheid voor de joden die in Israël zijn gaan wonen een ander volk wordt geslachtofferd. Edward Said zei: wij Palestijnen hebben de historische pech de slachtoffers van de slachtoffers te zijn.
Maar er is meer. Dat we ons zorgen maken over Israël is ook omdat dat land ons nabij is, meer nabij dan al die Arabische en islamitische landen. Zowel de blinde goedkeuring als ook het protest tegen onrecht komen voort uit onze betrokkenheid met dat land. Eens, toen de zionisten de staat stichtten en daarvoor honderdduizenden van de inheemse bevolking tot vluchtelingen maakten, vijfhonderd dorpen verwoestten en het de mensen die alles kwijt waren onmogelijk maakten nog terug te keren, keken we in Europa de andere kant op: wij hadden zelf te veel boter op ons hoofd als het aankwam op ‘inboorlingen’ in verre landen. Nu het kolonialisme voorbij is, behalve in Israël, is er een nieuwe blinde vlek ontstaan – die anderen, dat zijn Arabieren, moslims. Opnieuw zien we hen niet als mensen met dezelfde behoeften aan vrijheid als wij, behoefte aan een toekomst voor hun kinderen zoals wij die ook willen.
Ik kom al vijftien jaar in Gaza. Ik werk daar met Stichting Kifaia voor een organisatie van gehandicapten. Gaza is een ingewikkeld land, zo klein als het is – ruim anderhalf miljoen mensen op een kuststrook die ongeveer zo groot is als twee keer Texel. Met heel veel interne tegenstellingen, en ondertussen opgesloten alsof ze verdoemd zijn om te leven in een openluchtgevangenis. Maar nooit heb ik er iets meegemaakt, met de mensen die me inmiddels nabij zijn, dat ik niet gewoon kan begrijpen. De ouderen begrijpen nog steeds niet waarom ze niet gewoon met de joden samen kunnen leven, zoals vroeger, voor de zionistische beweging een wig dreef. Voor de jongeren is het al moeilijker: zij maken joden alleen mee als kolonisten en als soldaten die hun land komen bombarderen en nog meer gehandicapten maken. Gelukkig ken ik ook in Israël mensen die het anders willen, alleen, zij mogen Gaza niet meer in.
Dit is mijn overtuiging, na vijftien jaar, en ik beschreef dat in mijn boek ‘Oorlog als er vrede dreigt’, dat het huidige Israël niet alleen bezig is zich steeds verder te isoleren, en zich steeds meer schuldig maakt aan niet te verdragen misdaden tegen een ander volk. Op deze manier wordt het land nooit een normaal onderdeel van het Midden-Oosten, het deel van de wereld waar ze eens zelf verkozen te gaan wonen. Herzl dacht eens dat een joodse staat de joden van de wereld eindelijk een veilig en normaal leven zou geven en een einde zou maken aan het antisemitisme. Wat hij toen niet zag is dat zo’n droom nooit werkelijkheid kan worden als die letterlijk wordt gevestigd op de puinhopen van de er al wonende mensen, de Palestijnen die de joden van toen niets hadden misdaan.
Nog steeds kan Israël niet in het reine komen met het eigen gewelddadige verleden, zoals elke koloniale mogendheid dat eens moet doen, ook wij, in Nederland. In plaats daarvan wordt het geweld voortgezet, en worden de Palestijnen beroofd van hun meest basale menselijke rechten. Inclusief het recht om als gewone mensen gezien te worden die niets anders willen dan wat alle mensen willen. In vrede en vrijheid te kunnen leven.
Ik weet dat het voor veel mensen niet makkelijk is om stelling te nemen. Toch geloof ik dat we niet meer anders kunnen, in naam van de mensenrechten die we toch eens hebben afgesproken. Om de Palestijnen een kans van leven te geven. Om Israël niet af te laten glijden naar een land dat straks alleen nog vijanden heeft. Om niet het kwaad van de holocaust te vergelden met nieuw kwaad, nu tegen de mensen die part noch deel hadden aan waar wij Europeanen schuldig aan waren. Wij mogen daar niet medeplichtig aan zijn.
Anja Meulenbelt is werkzaam voor Stichting Kifaia