Vanochtend geven Mark en Christine een workshop: deze keer niet met een medisch of psychologisch onderwerp, maar over de presentatie van hun werk. Hoe kunnen zij, die elke dag met gehandicapten werken, of zelf gehandicapt zijn, de boodschap overbrengen. Naar hun eigen gemeenschap, maar wij willen ook graag dat ze ons helpen met het fondsen werven in Nederland, en straks met de campagne in september.
Dit is het punt: dat ze niet geleerd hebben om levendige verhalen te schrijven over dingen die zij heel gewoon vinden, en er wordt inmiddels in de media veel over het NCCR getoond, maar altijd op dezelfde manier: een paar beelden van bordurende vrouwen in rolstoelen, en dan wat ’talking heads’. Waar wij weinig aan hebben, want ook al vertaal je hun Arabisch in het Nederlands, het blijft saai.
Mark laat een paar kleine films zien, twee zelfgemaakte, over boeren in Columbia, en over bananen, en een over Occupy en een prachtig poëtische korte film over bijen in de stad. Kijk, zegt hij, een beeld zegt meer dan duizend woorden. En er zijn verschillende manieren om je boodschap over te brengen, wees creatief, zorg dat het niet alleen beelden zijn van ellende, want dat komt op een gegeven ogenblik niet meer aan. En hij heeft het over de stereotypen waarmee er naar Palestijnen wordt gekeken, de mannen zijn gemaskerd en hebben zo’n bandana om hun hoofd van de jihad en een geweer in hun handen, en de vrouwen staan hysterisch te schreeuwen voor hun in puin liggende huis. En kijk om je heen, zijn jullie dat? Ze krijgen van ons een videocamera, en het verzoek om in de komende tijd beelden te maken van het gewone leven hier, en van hun huisbezoeken.
Christine heeft het over schrijven, en illustreert wat ze zeggen wil met de Arabische vertaling van De kleine prins. Ze laat ze korte verhaaltjes schrijven, van hoe het is als je van je werk naar huis loopt. En een korte dialoog, van wat je zegt tegen degene die op je wacht. Ze lezen de verhaaltjes voor onder veel hilariteit, maar het wordt wel duidelijk wat Christine bedoelt: hoe maak je het levendig. De jonge vrouw in een rolstoel maakt meteen duidelijk dat voor haar van werk naar huis gaan meteen een aantal obstakels oplevert die de anderen niet hebben, en dat je het zo kan laten zien: niet alleen zeggen: de gehandicapten hebben veel moeilijkheden met vervoer, maar vertellen wat er gebeurt als er een taxi weigert je mee te nemen. Show don’t tell.
Wie weet gaat het lukken om ze wat meer te laten schrijven en filmen. Ik laat ze de foto zien van Yahya op het strand met zijn kinderen. Kijk, dit is interessanter dan wanneer je iemand frontaal fotografeert. Hier zit leven in.
Mark is aan het filmen. We gaan op stap met Neveen die iets van haar gewone leven laat zien. Met een vriendin gaan ze naar de mall, hoofddoeken passen. Het ziet er op de foto’s sjiek uit, die mall, maar de spullen die ze verkopen zijn nogal shabby. Een hoofddoek kost tien shekel, twee euro. Als we weggaan loopt er net een kudde geiten over straat. Mooi contrast. Mark vraagt Neveen of ze daar niet even naast wil lopen. Voor geen goud. Die vieze beesten. Neveen kijkt wel uit. Die wil met haar nieuwe hoofdoek niet met een geit op de film.
’s Middags huisbezoeken. Ze hebben voor ons een casus uitgezocht waar ze het zelf moeilijk mee hebben. Een meisje van twaalf, dat gevallen is en haar nek heeft gebroken. We rijden erheen. Het is een vuile bende op de trap naar het appartement, vuil ligt op de betonnen treden, het ruikt er vies. Ze ligt plat op bed, een akelige constructie waarmee haar hoofd met pennen wordt vastgehouden, en vast zit aan een soort harnas om haar borstkas, zodat de botten in haar nek weer vast kunnen groeien, want anders gaat ze geheid meteen dood. Ze heeft een hoge dwarslaesie. Joes onderzoekt haar armen en benen, er zit weinig gevoel meer in en maar aan een kant is er nog een beetje spierkracht te voelen. Ze is bijna geheel tot aan haar nek verlamd en dat gaat niet meer goed komen, ook niet als die constructie eraf moet.
Ze kijkt ons schuin aan, haar hoofd kan ze niet optillen, maar praten gaat prima, en op een gegeven ogenblik lacht ze zelfs, hoewel er niet veel te lachen valt. Ze eet slecht, is een klacht. En ze moet eten want ze is al broodmager. Maar ze krijgt niet veel binnen, door de druk op haar buik van dat harnas. Dan nog een probleem. Als ze voorzichtig omgedraaid wordt blijkt ze een vuistgrote doorligwond op haar stuit te hebben. En het probleem is dat ze daar eigenlijk niet op moet gaan liggen, maar ze kan maar een uur op haar zij liggen en dat ding om haar haar nek moet nog maanden blijven zitten.
Mark is al eerder in tranen maar even de kamer uitgegaan. Annechien heeft ondertussen met de moeder gepraat. Ook al geen vrolijk verhaal, want de moeder is doodongelukkig in het huwelijk, haar man wil dat ze nog meer kinderen krijgt, ze hebben er al een stuk of zeven, en zij slikt stiekem, met toestemming van een imam de pil, maar ze lijdt onder zijn terreur en die van zijn vader. En dat meisje, een hartstikke slimme meid, heeft natuurlijk veel meer gezien en begrepen dan goed is voor een kind. Joes doet zorgvuldig het nagesprek met de moeder. Hij ontneemt haar niet alle hoop, maar geeft haar wel antwoord op al haar vragen. Nee, die fysiotherapie is alleen om ervoor de zorgen dat de gewrichten niet verstijven en de spieren niet verkrampen, maar verder zal er aan haar situatie niet veel meer veranderen. Ook als dat ding eraf kan zal ze verlamd blijven en voor alles hulp nodig hebben. De moeder knikt, aangeslagen.
In het busje terug horen we het hele verhaal. Dat meisje heeft heel weinig kansen. Ze had nu al koorts, ze kan een infectie krijgen, misschien een longontsteking, en waarschijnlijk gaat ze dood. En dan zit dokter Joes opeens in een enorme huilbui. Dat zo’n kind dan ook nog dood moet gaan in die negorij.
Tweede patient is een heel ander geval. Een oude man, diabetes, twee keer een hersenbloeding gehad, hij is te dik, hij praat moeilijk, en hij heeft enorme pijn aan zijn benen dus hij loopt bijna niet en ligt alleen maar luid te klagen in zijn bed. Nou is het punt dat hij wel wil dat de dokters hem beter maken, maar dat hij niet bereid is om er zelf wat aan te doen. Hij jokt dat hij niet meer rookt, de verpleegster schudt meteen haar hoofd, hij kan het eten van zoetigheid niet laten, maar eten is zo lekker zegt hij, en hij bedelt altijd om ene tweede stuk als er iets lekkers is.
Joep laat hem met hulp een paar passen lopen, ajajaj jammert hij. En nog eens krijgt hij uitgelegd dat de pijn niet minder wordt als hij zijn oefeningen niet doet. Een hopeloos koppige man. Zijn zoon, nog veel dikker dan zijn vader wil even apart met Joep praten. Dat ze eerder een fysiotherapeut hadden die ze betaalden, die kwam drie keer per week, en de therapeut van het NCCR is wel gratis maar die komt maar twee keer en als er geen benzine is maar een keer. Of daar wat aan gedaan kan worden. Nee, dat kan niet. En het gaat ook niet alleen om de fysiotherapie, die helpt niet als die man niet elke dag zijn oefeningen doet, en daar moet de familie hem bij helpen. Ja maar hij wil niet. Jammer, maar hij moet. Ontevreden laat de dikke man ons uit. Ondertussen heeft Annechien lekker een babietje van een paar dagen in de armen mogen houden, en heeft de moeder des huizes ons van een lekker bakje koffie voorzien.
Fatma vraagt ons of we die avond weer aan het strand willen zitten, maar we slaan deze keer af. Beetje hangen op de flat, vroeg naar bed, dat is waar we behoefte aan hebben. Het was me wel weer een dag.