Het is leuk om te merken hoeveel ik opeens op mijn zoektocht over hoe we leuker ouder kunnen worden allemaal tegenkom – alsof het voor me klaar is gelegd op mijn pad. Ik ben intensief beziggeweest met mijn eigen voedingspatroon, en denk dat ik na een oefenperiode van ruim een maand wel kan zeggen dat ik gekozen heb voor het planteneten, dat wil zeggen, zo min mogelijk vlees en zuivel, zoveel mogelijk groente, fruit, bonen, granen, noten enzovoorts, en niet te vergeten: zoveel mogelijk onbewerkt voedsel. Ik denk niet dat ik ooit honderd procent consequent ga worden, maar het bevalt enorm. En ik ben er nog steeds niet op uitgestudeerd, want zoals ik al eerder schreef, voeding is ook een politieke issue.
Dus was het ook interessant om The Blue Zones te lezen van Dan Buettner, die met een ploeg onderzoekers naar een paar plekken op de wereld is gereisd om erachter te komen waarom de mensen daar gemiddeld een stuk ouder worden dan in ons moderne welvarende westen. Hij ging naar Okinawa in Japan, naar Sardinië in Italië, naar Nicoya in Costa Rica maar ook naar een gemeenschap van zevende-dag adventisten in Californië en probeerde erachter te komen waarom ze daar een opvallend hoog aantal fitte honderdjarigen hebben. En niet alleen dat, waarom ook de mensen die geen honderd worden in verhouding veel korter aan het kwakkelen zijn voordat ze overlijden, minder Alzheimer, minder kanker, minder rheuma.
Het geheim zit hem in een aantal zaken die met elkaar samenhangen en die een cultuur vormen die de gezondheid van mensen erg bevordert. Ze zijn niet zomaar te ‘vertalen’ in een moderne levensstijl, want kenmerkend is het dat het gaat om tamelijk geïsoleerde culturen waar de tijd heeft stilgestaan. Culturen die ook met de binnenkomst van de moderne zegeningen van Kentucky Fried Chicken en MacDonalds dreigen te verdwijnen. Toch is het interessant om na te gaan welke lessen er voor ons in zitten, en Buettner heeft er een aantal voor ons samengevat.
Een paar zijn er ook in mijn serie al langsgekomen – het boek is behalve interessant voor mij vooral bevestigend in veel opzichten. De eerste is dat het goed is als mensen letterlijk in beweging blijven. De honderdjarigen in het boek doen maar zelden specifiek aan oefeningen, maar ze lopen nog het eind naar de markt of de kerk, of naar de buren, ze hebben vaak een tuintje waarin ze groente en fruit verbouwen. En sommige werken gewoon nog. Na onze geboorte is de pensionering de dodelijkste periode in ons leven – het blijkt helemaal niet zo gezond om van full time werken opeens helemaal op te moeten houden. In het boek van Buettner komen we vrouwen van negentig tegen die elke week in de bomen klimmen om het fruit te plukken dat ze op de markt verkopen. In Japan zitten ook de ouderen op de vloer, en moeten ettelijke keren per dag opstaan. Ze koken zelf, en vaak zonder alle machinerie die wij kennen. De adventisten gaan elke zondag wandelen in de natuur.
En dan is er dus, geheel voorspelbaar, het voedingspatroon. Voornamelijk plantaardig, dus. Vaak zelf verbouwd, of op de plaatselijke markt gekocht. Onbewerkt voedsel. En heel weinig vlees, dat is iets voor feestdagen, of als eens per jaar een koe of varken wordt geslacht. Die ouderen in de blue zones zijn nooit te dik. Ze eten ook niet te veel. Velen van hen hebben van hun leven geen cola gedronken. In Okinawa is er een regel dat voor het eten wordt opgezegd als een soort gebedje: hara hachi bu: eet je niet vol, eet maar 80%.
En dan is er de zingeving. De honderdjarigen en andere ouderen in die traditionele gemeenschappen twijfelen niet aan het doel in hun leven. In Okinawa kent iedereen zijn ikigai, de reden waarvoor je ’s morgens opstaat. Om voor je achterachterkleinkinderen te zorgen, om vis te vangen voor je familie. Een belangrijk punt is dat de ouderen in die gemeenschappen zich niet overbodig voelen. Ze worden gezien als mensen met veel levenservaring, ze zijn geliefd, ze blijven het centrum van hun familie. Ze maken bovendien deel uit van een hecht sociaal netwerk, ze besteden veel tijd aan hun kring van vrienden. Vaak is het samen eten met de familieleden, en een glaasje wijn drinken met de buren het amusement van de dag, want in veel van de voorbeelden hebben de moderne zegeningen van internet en tv de dorpen nog niet bereikt. Of is er een religieuze reden om ten minste op zondag de tv niet aan te zetten. Ook bij de methodisten die midden in de VS wonen, maar bewust een traditionele levensstijl kiezen, en elkaar ervan weerhouden om te veel te drinken of te gaan roken, en die bezwaar hebben tegen junkfood, worden de vrouwen gemiddeld negen jaar ouder dan andere Amerikanen, en de mannen elf jaar. In vrijwel alle gemeenschappen waar mensen vrolijk oud worden speelt religie een rol. Het helpt om ergens in te geloven. Maar tussen neus en lippen door lees ik dat een dorp met veel communisten in Sardinie het ook niet slecht doet. Het hoeft dus niet per se een god te zijn om in te geloven, maar het gevoel deel uit te maken van een groter verband helpt mensen zich beter te gedragen, en de rituelen geven ruimte voor zelfreflectie. Mensen die zo leven staan niet stijf van de stress. O ja, middagdutjes helpen ook. En dit is duidelijk, je komt in die gemeenschappen geen carrièrekikkers tegen. Of het met je kinderen goed gaat is belangrijker dan hoeveel je verdient. Familie gaat voor.
Zijn deze ‘regels’ voor een lang en gezond leven vertaalbaar voor ons, die midden in een totaal andere cultuur leven dan de mensen in die traditionele en vrijwel geïsoleerde gemeenschappen? Voor een deel wel. Een paar van die regels komen in de volgende afleveringen van Ouder worden voor beginners nog wel langs.
(De foto’s deze keer en de volgende afleveringen zijn allemaal van honderdjarigen.)