Gisteren de film over Hannah Arendt van Margaretha von Trotta gezien. Indrukwekkend. Indrukwekkend gespeeld ook door Barbara Sukowa. De film gaat over een belangrijke episode in het leven van Arendt, als ze in 1961 naar Jeruzalem gaat om het proces tegen Eichmann te verslaan. En als filosofe doet ze heel wat anders dan een doorsnee verslaggever zou doen. Wanneer haar artikelen eindelijk verschijnen – als boek in 1963 – veroorzaken ze een enorme controverse. Vooral uit de hoek van het joodse establishment komen de verwijten, maar ook van een paar joodse vrienden.
Veel van wat haar werd verweten kwam van mensen die nog niet eens haar boek gelezen hadden. Het is moeilijk je te verdedigen tegen wat je niet hebt gezegd en niet hebt bedoeld. Het was voor Arendt een tweede opgave: eerst ging ze naar Jeruzalem om met eigen ogen de man te zien die een niet te begrijpen misdaad op zijn geweten had – ze wilde begrijpen waarom die man dat had kunnen doen. Maar toen ze daar haar ideeën, ze deed er lang over, over op papier had gezet, mocht ze gaan nadenken wat het was dat zoveel mensen zo overstuur maakte dat een gesprek nauwelijks meer mogelijk was.
Harteloosheid werd haar onder andere verweten. Dat ze niet van joden hield, terwijl ze zelf joods was. In de film vind ik het prachtig in balans gebracht: je ziet hoe ze gelooft in denken, denken boven voelen. Helder blijven. Dat is in het geheel niet in strijd met haar absolute afschuw van de daden van de nazi’s, en ze is enorm betrokken bij het lot dat de joden heeft getroffen. Maar boven alles wil ze begrijpen. Om het te snappen, om te weten hoe zoiets kon gebeuren in het zo beschaafde Duitsland. Het verwijt dat ze Eichmann vrij pleitte van zijn daden is geheel onterecht. Toen het vonnis werd uitgesproken, dood door ophanging, was ze het daar mee eens. Iemand die niet op deze aarde wenst samen te leven met andere groepen mensen heeft op deze aarde geen plaats.
Zonder pathos zie je Arendt lijden onder de verwijten, en onder het verlies van vrienden. Gelukkig zijn er in de film ook haar man Heinrich Blücher, communist van huis uit en geen jood, van we ze zielsveel houdt, en haar assistente Lotte. De eenzaamheid zou anders voor de kijker haast onverdraaglijk zijn geworden.
Ik vraag me wel af of een kijker die de achtergrond niet een beetje kent, begrijpt waar het over gaat. Waar alle opwinding over was, wat Arendt nou precies wordt kwalijk genomen. Twee dingen zijn dat, als we de evident onterechte verwijten weg laten. De eerste is Arendt’s idee over de normaliteit van de dader, en de tweede de rol die de joodse organisaties hebben gespeeld bij de uitvoering van de holocaust.
Arendt verwachtte een monster te zien, en ziet een ambtenaar, een ‘nobody’ die gewoon gedaan heeft wat hem werd opgedragen. Hij is zo verschrikkelijk en schrikwekkend normaal. Hij heeft geen dieperliggend motief, hij is niet eens een antisemiet zegt ze tegen steeds bozer wordende tegenstanders, hij haatte joden niet, hij deed gewoon zonder nadenken wat hem werd opgedragen. Als hij ergens aan dacht dan vooral aan zijn mogelijke bevordering. Niemand had hem ooit iets verweten bij de uitvoering van zijn taken, zei Eichmann tijdens zijn proces, en hij was niemand tegengekomen die zich tegen de ‘Endlösung’ verzette. In zijn ogen was iedereen het met de taak eens, dus waarom uitgerekend hem nu van misdrijven beschuldigen?
Dit is het belangrijke punt dat Arendt maakt: de mensen die het kwaad vertegenwoordigen zijn geen monsters, maar heel gewone mensen – ze zijn alleen opgehouden met nadenken, Selbstdenken. Het verschrikkelijke en schrikbarende daaraan is dat het dus kennelijk mogelijk is dat morele normen zo ineenstorten dat mensen zonder weerstand hun persoonlijke geweten opgeven. Het gaat er dus meer om, onder ogen te zien hoe een totalitair systeem werkt, hoe het mensen tot willoze uitvoerders van een massamoord op andere mensen maakt, dan om alleen de schuldigen aan te wijzen. Maar voor veel mensen klonk dit alsof ze Eichmann vrij pleitte.
Het tweede punt dat haar enorm kwalijk werd genomen was dat ze ook keek naar de rol van een deel van de joden destijds, de Judenräte, waarbij het joodse leiders zelf waren die in feite meewerkten – aan de selectie van welke joden werden afgevoerd en welke (nog) mochten blijven bijvoorbeeld. Wat hadden ze dan moeten doen? Verzet was bijna onmogelijk, maar ze hadden ook niets kunnen doen, zegt Arendt.
In een paar onthullende pagina’s (hoofdstuk The First Solution: Expulsion) heeft ze het over een stuk van de geschiedenis dat nu in Israël met alle macht ontkend wordt. Hoe er in de vroege periode van de jodenvervolging, toen het er nog om ging de joden kwijt te raken, niet om ze te vernietigen, feitelijk sprake was van samenwerking tussen zionisten en nazi’s. Ze waren het eigenlijk wel eens: joden en niet-joden konden onmogelijk samen leven, de joden moesten maar weg, naar een eigen land. Het leek geen slechte deal om de zionisten een handje te helpen om de joden te laten vertrekken, en de zionisten van toen hadden geen bezwaar tegen die hulp. Eichmann wilde toen best meewerken aan de illegale transporten van joden naar Palestina, illegaal omdat de Britten de immigratie van joodse vluchtelingen en zionisten aan banden had gelegd. Je had ook fatsoenlijke joden, met name de zionisten, vonden sommige nazi’s toen. Eichmann zei Herzl nog gelezen te hebben. Uiteraard veranderde die samenwerking toen duidelijk werd dat het niet zou lukken om alle joden te deporteren, en de vernietigingskampen werden opgezet. Ook toen had Eichmann geen last van zijn geweten.
Die duistere periode van samenwerking tussen de zionistische voorhoede en de nazi’s zit veel mensen dus niet lekker, en Arendt had kunnen weten dat haar beschrijving daarvan, gestaafd met onweerlegbare feiten, haar als nestbevuiling aangerekend zou worden. Soms op het hysterische af: jij zegt dus dat de joden zelf schuldig zijn aan de ondergang! Nee, dat zegt ze niet. In de film zegt ze, wijzend met haar handen, dat er een hele bandbreedte aan mogelijkheden is tussen verzet en collaboratie. Kenmerkend aan het totalitaire systeem is nu juist dat het ook de slachtoffers medeplichtig maakt: zo waren ook de concentratiekampen hiërarchisch opgebouwd, met joden als kapo’s die daarmee hun leven konden rekken.
Arendt heeft zwaar onderschat welke reactie haar analyse op zou leveren, maar ze bleef bij haar standpunt. Juist omdat het ging over onvoorstelbaar grote misdaden, waarvoor het wetboek nog niet eens termen had, juist omdat het midden in een beschaafd land was begonnen, juist omdat het uiteindelijk zoveel mensen betrof, ja ook joden, die er feitelijk aan mee werkten. Wat moeten we begrijpen om ervoor te zorgen dat het niet weer gebeurt, dat was de vraag die haar niet los heeft gelaten. Ze was daar volstrekt integer in. En hard misschien, rationeel. Maar harteloos?
In de film is het een in Israël wonende vriend die haar op zijn sterfbed verwijt dat ze nu te ver is gegaan, en dat ze niet van haar eigen volk houdt. In werkelijkheid kwam dat verwijt van Gershom Sholem, en in een brief die te vinden is in de bundel The Jewish Writings geeft ze hem antwoord. Dat ze joods is, is voor haar een gegeven. Een gegeven dat ze nooit wenste te ontkennen of veranderen – had dat al gekund. Maar ‘liefde voor het joodse volk’? ‘Leg mij eens uit waar in het judaïsme de gedachte is opgekomen dat we verplicht zijn om van onszelf te houden’, schrijft ze aan Sholem. ‘Ik heb van mijn leven niet van een volk gehouden, of van een collectief, niet van het Duitse volk of het Amerikaanse, niet van de arbeidersklasse. De enige liefde die ik ken is voor mensen, voor mijn vrienden. En bovendien, lijkt het mij een beetje verdacht om als jood speciaal van joden te moeten houden.’
En ze vertelt in die brief hoe ze eens, sprekend met Golda Meir (de naam werd later uit de brief weggehaald) hoorde hoe zij zei: ‘ik geloof niet in God maar ik geloof in het joodse volk’. En geschokt was. Geloven in het joodse volk? Waarom zouden wij alleen vertrouwen mogen hebben in ons eigen soort? Wat goeds kan daar van komen? Nee, ik houd niet speciaal van joden, maar ik ben er een, vanzelfsprekend, zegt ze. In andere geschriften laat ze juist zien hoe ze wil dat joden niet ‘assimileren’, zich alleen maar zo onzichtbaar mogelijk aanpassen, maar bewuste paria’s worden, outcasts als keuze. En ze juichte een joods thuisland, om de eigen cultuur onder te brengen, toe, tot bleek dat het mainstream zionisme een nationalistische kant op ging, ten koste van de Palestijnen, waar ze zich niet mee kon verenigen.
Ze heeft zich teweergesteld tegen de verwijten, en is blijven denken. Misschien had ze met de onbeduidendheid van Eichmann naar gedeeltelijk gelijk. Uit een onderzoek van de Duitse historica Stagneth blijkt dat Eichmann wel degelijk een fanatieke nazi was geweest, die het ook later nog steeds betreurde dat hij niet alle tien miljoen joden om had weten te brengen. Blijft de essentiële vraag waar ze haar hele leven mee bezig is geweest: hoe kan het gebeuren, een vrijwel totalitair systeem dat mensen berooft van wat hen het meest menselijk maakt. We moeten begrijpen, zegt ze, en vergeet niet: begrijpen is niet hetzelfde als vergeven.