(De vrouwen van de Anna Bijns stichting, 1985, foto Diana Blok Van links naar rechts: Caroline van Tuyl van Serooskerken, Elly de Waard, Renate Dorrestein en Anja Meulenbelt)
Het is onvermijdelijk dat bijna alle thema’s die eens in de vrouwenbeweging opkwamen herhaald moeten worden – want emancipatie is niet een zaak die je op een dag hebt bereikt en die daarmee voorgoed voltooid is. Het is zoals bij alle verworvenheden van sociale bewegingen een kwestie van twee stappen voorwaarts en een stap terug.
Juist omdat de vrouwenbeweging gezien wordt als iets van vroeger en er dus weinig waakzaamheid meer is en ook weinig neiging om ‘politiek correct’ te zijn, zie je steeds opnieuw oude patriarchale onhebbelijkheden terugkeren.
Dus goed dat Opzij een nummer wijdt aan vrouwen en literatuur. Meteen eerste minpuntje: dat er geen woord wordt gewijd aan al het voorafgaande. Lang voor de Opzij-prijs was er de Anna Bijns prijs, 1985, bestaat trouwens nog; lang voor dit Opzij-nummer was er al een schat aan materiaal, van Maaike Meijer bijvoorbeeld, maar ook twee boeken van mijn hand (Meer dan één engel, over literatuur en seksenstrijd, en Wie weegt de woorden, De auteur en haar werk.) Daarin is veel meer te vinden over de vraag hoe het komt dat de literatuur van vrouwen stelselmatig lager wordt ingeschat – ik kon daarbij teruggrijpen op Virginia Woolf die al opmerkte dat de onderwerpen die vrouwen vaak kozen ’triviaal’ werden gevonden. Geldt vandaag de dag nog steeds. Ook hadden we het toen al over het dilemma: als je je als schrijfster opwerpt voor de feministische zaak, heb je een nog grotere kans om weggezet te worden als ‘vrouwenliteratuur’ dan wanneer je stoïcijns doet alsof je sekse er niet toe doet. (Marthe Röling: “Dat ik een kut heb heeft geen reet met mijn werk te maken”). Nog steeds heb je literatuur en vrouwenliteratuur. Het idee mannenliteratuur bestaat niet, zoals de dominante groep altijd en overal de norm blijft waaraan ‘de ander’ wordt afgemeten.
Oké, Opzij had er meer van kunnen maken, want veel meer dan recensies turven en waarnemen dat driekwart daarvan over boeken van mannen gaan doen ze niet. En dat er geen vrouwen meer afgebeeld staan op de nieuwe boekenbonnen. Het is verder een prettig nummer omdat ik wel hou van interviews met schrijfsters. En die zijn er: vijf vrouwen die genomineerd zijn voor de Opzij Prijs: Manon Uphoff, Esther Gerritsen, Mensje van Keulen, Nelleke Noordervliet en Hannah van Wieringen. Maar wat valt er op? Allemaal wit.
Oké, kan zijn dat wanneer de Opzij-jury net als al die andere jury’s alleen letten op ‘kwaliteit’ er dit jaar toevallig net geen interessante schrijfsters met een kleur waren. Maar dan verder. Vijfendertig profielen van de jonge garde aan schrijfsters. Ook allemaal wit. Krijg nou wat.
In het gehele nummer zijn het alleen Farah Karimi, vluchtelinge uit Iran en nu directeur van Oxfam, die de aandacht mag richten op een roman van een Iraanse schrijfster, en Dolores Leeuwin, presentatrice, bruin, die het heeft over een boek van een man waarin God wordt voorgesteld als een grote, zwarte vrouw. Het lijkt verdacht veel op dat ‘o ja er moet ook nog een vrouw bij’ wat we zo goed kennen.
Heeft Opzij een excuus? Nee. Het is als feministisch blad juist zo interessant om de ontwikkelingen te volgen van de vrouwen, de schrijfsters, die meer dan één cultuur in hun mars hebben. En we hebben Marion Bloem en Yasmine Allas met nieuwe boeken, we hebben Naema Tahir in de kast staan en Naema El Bezaz, en als we naar de non-fictie kijken Khadija Arib, Samira Bouchibti, Nadia Bouras, Halleh Ghorashi, Gloria Wekker – ik schud er nu snel een paar uit mijn mouw, en als het aan mij lag zou ik daar de mannen met een dubbele cultuur graag bij opnemen, omdat de scheidslijn mannen/vrouwen daarbij nogal arbitrair wordt, en wijzen op het nieuwe boek van Mohammed Benzakour over zijn moeder, Yemma. En Abdelkader Benali, Kader Abdolah, allemaal onmiskenbaar onderdeel van de Nederlandse cultuur en de Nederlandse literatuur.
Het lijkt een hardnekkige blinde vlek, die me ook al opviel bij de jaarlijkse verkiezing van de honderd machtigste vrouwen, waarbij de normen voor ‘macht’ zo gekozen zijn dat al die pioniers met grote maatschappelijke invloed, maar zonder positie als directeur in een gerenommeerde organisatie, buiten de boot vielen. Waaronder dus heel veel vrouwen met een vluchtelingen- of migrantenachtergrond. Het directeurenfeminisme (hier).
Het is ontzettend jammer dat de bestrijding van de ene blinde vlek gepaard moet gaan aan de cultivering van een andere blinde vlek – ik dacht toch echt dat we dat nou wel gehad hadden. Maar ik zou het nummer van Opzij met een zucht opzij hebben gelegd – na het lezen van de interviews – en er verder geen woord aan vuil hebben gemaakt, als mijn oog niet was gevallen op een uitspraak van Elsbeth Etty in een artikel over de tien belangrijkste vrouwelijke romanpersonages. Na een bespreking van Madame Bovary verzucht zij: ‘Zouden er ook Emma’s in het Arabisch, Perzisch of Turks bestaan? Hoog tijd dat islamitische vrouwen zich eens wakker laten schudden door dit dolgedraaide doktersvrouwtje.’
Jezus Mina.
(wordt vervolgd)