Bas Heijne, columnist van NRC, ontpopt zich in mijn ogen steeds meer als iemand die woorden kan geven aan de ontwikkelingen in de tijdgeest – zaken waar ik me wild aan kan ergeren maar nog net niet de termen voor kan vinden waarom ik me zo opwind. Zoals nu met het pietgedonder, maar niet alleen daarover. Alles wat bij P&W (de nationale gebedsmolen) besproken wordt krijgt ditzelfde hysterische gehalte, of het nu om de Bart Smit folder gaat met stofzuigende meisjes of over de vraag of er Duitsers bij de Dodenherdenking mogen.
Waarom, denk ik veel te simpel, kunnen we niet gewoon een beetje rekening houden met een groep mensen die goede argumenten heeft om het niet leuk te vinden dat er jaarlijks een feest wordt gevierd met zwart geschminkte, krompratende pseudo negertjes, de knechtjes van een hoog te paard zittende witte man. Zoveel tradities zijn inmiddels bijgesteld, inclusief die van zwarte Piet tot nu toe, die gelukkig al niet meer de angstaanjagende engerd met de roe is die je in de zak meeneemt naar Spanje. We stellen voortdurend tradities bij – het homohuwelijk was eens ondenkbaar, we verzinnen nieuwe en geven elkaar hartjes en kaarten en rozen met Valentijnsdag.
Waarom dan die stroom van oververhitte reacties alsof er een bende zwarte buitenlanders inclusief blanke linkserts bezig is geheel Nederland en vooral al die arme kindertjes hun Sinterklaasfeest te ontnemen, terwijl er helemaal niemand is die dat gezegd heeft? Compleet met alle bekende dooddoeners als het glijdende schaal argument: straks mogen we niks meer, geen oudewijvenkoeken, geen carnaval, jodenkoeken mogen zeker ook niet meer? De ontkenning: dat heeft niks met slavernij te maken dat is een schoorsteenveger. Of het kindjes argument: die willen gewoon zwarte Pieten en die weten niks van racisme. Of het ondankbaarheidsargument: toen ze klein waren wel pepernoten en dure kados incasseren en nu opeens zwarte Piet nog zwarter maken! Het onze-cultuur-wordt vernietigd argument: Nederland is straks geen Nederland meer, wel offerfeest en maar geen sinterklaas. En dan schuift het al bijna onmerkbaar naar echt racisme: het ‘die buitenlanders nemen het hier over’ argument: ons landje was prima, allemaal tevreden mensen. Toen kwamen die zeiknegerts. Ze beginnen met het afschaffen van onze tradities en dan drukken ze die van hun door! “De buitenlanders zullen wel weer gelijk krijgen!” “Geld ligt straks in andere handen dan die van ons…weg welvaard.” “Wij blanken zijn nuchter en doen niet zo achterlijk”. (De citaten zijn authentiek).
Heijne probeert na te denken over waar deze woedende en vooral bange reacties vandaan komen. Want dit is het probleem: al die emodebatten gaan wel ergens over: ze voeren terug naar wezenlijke kwesties. Alleen gaat het daar in de discussies nooit echt over, want van elke openbare onenigheid wordt in de eerste plaats een schandaal gemaakt en niet een probleem. Met een schandaal hoef je alleen schande! te roepen, een probleem vereist aandacht en afweging, en de poging te zoeken naar een oplossing. De emoties in het debat gaan wel degelijk ergens over, zegt Heijne. In dit geval voelt de blanke meerderheid zich miskend.
De dynamiek is als volgt: er is een vermeende politiek-correcte elite die anderen de les wil lezen en iets wil afpakken dat met eigenheid te maken heeft. Het Sinterklaasfeest, de Dodenherdenking, de speelgoedfolders van Bart Smit, in het licht van het verlichte denken, dat het gelijkheidsideaal huldigt en de emancipatiegedachte uitdraagt, is er op deze culturele fenomenen iets aan te merken. Er wordt een dringend beroep gedaan op ons vermogen tot empathie – bijvoorbeeld met Nederlanders die Zwarte Piet als een niet heel erg grappige karikatuur van henzelf opvatten, met nieuwe generaties Duitsers die eer willen bewijzen aan de slachtoffers van hun voorouders, met minderheden die zich ergeren aan de onwrikbare stereotiepen van henzelf.
De woedende reacties daarop richten zich nooit op de zaak zelf – in Nederland is immers niemand een racist, niemand een vrouwen- of homohater en je hoort ook niemand meer roepen dat hij eerst zijn fiets terugwil. In Nederland is zelfs bijna niemand echt rechts, men heeft alleen zo’n hekel aan links. De woede richt zich zonder uitzondering tegen degenen die zulke kwesties aan de orde stellen, domweg omdat ze daardoor willen bewijzen dat ze beter zijn dan jij. Het is niet dat ze ongelijk hebben, maar dat ze zichzelf zo goed vinden.
Dat is het patroon onder elke discussie. Het gaat niet om Zwarte Piet, het gaat om de mensen die jou een racist vinden omdat je jezelf jaarlijks schminkt voor een kinderfeest. Het gaat om de betweters die vinden dat het beter is om op 4 mei van alles en nog wat te herdenken tot en met de vijand toe. Het gaat erom dat je gekleineerd voelt door mensen die je laten voelen dat huisvrouw eigenlijk een beroep van niks is.
Het gaat, daar zit de pijn, om miskenning. Er is in Nederland niets ergers.
Heijne is geen helderziende maar wel helder ziende. Ik denk dat hij gelijk heeft in zijn analyse dat het vooral dat gevoel van miskenning is dat bij de zwarte-piet-verdedigers alle deuren en luiken dicht laat gaan, en het onmogelijk maakt om nog om empathie te vragen voor mensen die zwart zijn. En het onmogelijk maken om tot een vriendelijk compromis te komen waar niemand wat bij verliest: suggesties waren er zat, maar worden niet meer gehoord. Elke centimeter toegeven wordt intussen ervaren als onacceptabel terreinverlies en een ongehoorde concessie aan die lui die ‘ons voor racisten uitmaken en denken dat ze zelf beter zijn’.
Heijne snapt wel iets van de pijn, die van het gevoel miskend te worden dat er achter zit. Maar. Heijne:
Voor zulke gevoelens kan ik begrip opbrengen. Alleen jammer dat die emoties inmiddels ieder debat gijzelen en lamleggen. Wie maar ten strijde blijft trekken tegen zichzelf verheven voelende ‘goede’ mensen, zonder ooit een schandaal als een probleem te willen zien, vecht de vorige oorlog uit. Want intussen worden al die terugkerende discussies allang weer gekleurd door sentimenten die door de achterdeur van de samenleving zijn binnengeslopen en die het gevoel van miskenning ruim voorbij zijn – zuivere hatelijkheid en ongeremde haat. Je daar stug blind voor houden, uit afkeer van de betweters van weleer, is nieuwe politieke correctheid.
Lees de gehele column, hier. Zeer de moeite waard.