De beleefdheid voorbij, 150 jaar na de slavernij

Maakt het uit of je zwart of wit bent? De zaal was niet uitverkocht geweest als het antwoord niet was: ja, dat maakt uit. Keynote speaker prof. Stephen Small zegt: het maakte uit in het verleden, het heeft altijd uitgemaakt, het maakt nu uit, maar zo hoort het niet te zijn. Het zou er niet toe moeten doen, of je zwart of wit bent.


(John Leerdam)


(Stephen Small)

Het is een programma georganiseerd door de Stichting Herdenking Slavernijverleden met De Balie, dat al op de rol stond toen de organisatoren ook niet konden weten hoe actueel het thema zou zijn. John Leerdam, voormalig Tweede Kamerlid leidt de discussie. Bijzonder hoogleraar Stephen Small, met de slavernij als specialiteit, weet hoe de situatie in Nederland er uit ziet: zwarte mensen in Nederland hebben nooit werkelijke compensatie gekregen voor de slavernij, voor de uitbuiting, de geschiedenis van de wreedheid van toen is maar met mondjesmaat vastgelegd, en ook van het verzet daartegen niet – wij kennen in Nederland dat stuk van onze geschiedenis nauwelijks. En nog steeds heeft wie zwart is in doorsnee minder inkomen, minder bezit, en minder macht. Dat is niet speciaal anders dan in Engeland of de VS.

Hoe de verhoudingen liggen wordt nu heel scherp duidelijk aan de hand van de kwestie met zwarte piet, Het overgrote deel van de witten willen zwarte piet houden en beweren tegelijk dat ze niet racistisch zijn, het overgrote deel van de zware Nederlanders vindt dat het hoog tijd is dat er een einde wordt aan die zwarte karikatuur. Zoals dat in vrijwel alle landen behalve Nederland al is gebeurd met de bekende karikaturen met ‘blackface’.

Ook in Nederland is het tijd voor Black Studies, voor rolmodellen, voor meer kennis over het eigen verleden dat verspreid moet worden over het internet. Het is tijd voor een offensief in de media. Het is tijd voor bondgenootschappen, en, benadrukt Small, er moeten meer verbindingen worden gelegd tussen de strijd tegen racisme en die tegen islamofobie. De tijd is rijp, de gehele wereld kijkt toe wat er gebeurt in Nederland, ‘and the Dutch are found wanting’. Tegen ons zelfbeeld in dat gebaseerd is op gelijkheid en tolerantie, vallen de maskers nu af, en blijken we flink achter te lopen op onze eigen idealen. Zwarte piet is dood, zegt Small, hij weet het alleen zelf nog niet. (Hier de oratie die Small hield, bij zijn aanvaarding van zijn hoogleraarschap)


(Lida van der Broek)


(Rechts Noraly Beyer)

Twee referenten vertellen hun verhaal. Noraly Beyer, in Nederland bekend als het eerste zwarte gezicht dat regelmatig te zien was op de tv, vertelt hoe iedereen eerst van streek was. Beyers maakte als kind in Limburg al mee dat ze een bezienswaardigheid was, en net als zoveel zwarte Nederlanders die probeerden mee te doen, hun plaats in te nemen, maakte ook zij dat ultieme moment mee dat ze door een paar Nederlandse toeristen in het buitenland, die niet door hadden dat ze Nederlandse was, tot op het merg werd vernederd, en het duidelijk werd: hoe je ook je best mag doen, het maakt nog steeds uit of je zwart bent of wit. En zwarte piet, die schaamlap van de slavernijverleden, is ruimschoots over zijn houdbaarheidsdatum heen.

Lida van den Broek ken ik nog van vroeger, in 1987 schreef ze een boek: ‘en hoe zit het nu met wit?’ Een vraag die nog steeds actueel is, want mochten veel mensen dan lang hebben gedacht dat de zwarte Nederlanders, samen met migranten en vluchtelingen het probleem waren, het zijn de witten die nog steeds niet gewend zijn aan het samenleven met biculturele Nederlanders. Het is niet dat Nederlanders racistisch willen zijn, zegt Van den Broek, het punt is dat we in Nederland zo overtuigd zijn van het gelijkheidsideaal, dat we het niet kunnen hebben als we te horen krijgen dat het met die gelijkheid niet meevalt. We hebben nog steeds een simpel ‘wij zijn goed en dus zijn wij niet racistisch’ zelfbeeld, we hebbend e illusie dat we kleurenblind zijn en dat dat goed is. In werkelijkheid weten weinig witten wat het betekent om als zwarte in Nederland te leven.

De moeilijkheid is dat we onszelf voor de gek houden als we denken dat er werkelijk sprake is van gelijkwaardigheid, en de verwarring ontstaat omdat we dat verwisselen met gelijkheid. Juist omdat gelijkheid, hetzelfde zijn, zo hoog in ons vaandel staat, vallen mensen die ‘anders’ zijn zo op. Terwijl, wanneer we uit zouden gaan van verschil, die ander die niet gelijk is, veel meer kans zou hebben om als anders maar gelijkwaardig gezien te worden. We moeten dus weer terug naar het erkennen van verschil, in plaats van net te doen alsof dat niet bestaat. We zijn niet schuldig aan ons verleden, maar we zijn wel verantwoordelijk, besluit Lida van den Broek, die vooral in organisaties werkt die willen leren om te gaan met verschil.


(Jeroen Weghs)

Dan mag ook Jeroen Weghs ook nog, de columnist van The Post Online, die waarschijnlijk is uitgenodigd vanwege het oude idee dat het interessant wordt als je maar de tegenstellingen inbouwt in de discussie, en zo krijg je een verhaal vol tegenstrijdigheden, van vooroordelen zullen er altijd wel bestaan, maar ja, zwarte piet moet maar aangepast worden want dat is inderdaad kwetsend, maar nee, de gekwetste minderheid heeft niet het recht zelf te bepalen wat racistisch is, maar ja, er is wel sprake van institutioneel racisme in Nederland, maar nee dat betekent niet dat je mag zeggen dat Nederland racistisch is.
Nou ja. Na een lauw maar beleefd applausje konden we weer verder met het thema. Wie nog wil weten hoe Weghs op de gedachte komt dat de antiracisten de kinderen zijn van Wilders kan hier nog eens nalezen hoe hij dat had bedacht.


(Links Sandew Hira)

Voor dat het programma begon praatte ik met Sandew Hira, die ik ook op het Beursplein een krachtige lezing had horen geven (hier na te lezen). Ik ben nogal pessimistisch, maar dat komt ook omdat ik vooral naar de witte Nederlanders kijk die collectief in een kramp lijken te zijn geschoten. Hira is veel optimistischer, want die kijkt vooral naar de nieuwe generatie zwarte Nederlanders, en daar gebeurt heel veel mee. Daar heeft hij gelukkig gelijk in, en dat merkten we ook in het tweede deel van het programma, toen achter elkaar aan het woord kwamen: Karin Amatmoekrim, schrijfster van een boek over Anton de Kom, activist Quinsy Gario, inmiddels iedereen bekend, Mitchell Esajas van New Urban Collective en Seada Nourhussen,journaliste bij Trouw. Absoluut: een enorme uitstraling aan nieuw zelfbewustzijn, alle vier. Esajas had het over wat Sandew Hira ‘decolonizing the mind’ noemt. Racisme heeft ene nieuwe gedaante gekregen in Nederland, stelde hij. Het is geen lomp ik kan over jou als zwarte beschikken, het is veel subtieler. Maar de gevolgen van het racisme zijn zichtbaar: het gaat over de macht om te kunnen beslissen wie zijn mening mag geven en wie niet, wat moreel is en wat niet, wie er werk krijgt en wie niet. Wij zien die beroemde tolerantie en vrijheid niet terug in onze levens.


(Karin Amatmoekrim)


(Mitchell Esajas)


(Seada Nourhussen)


(Quinsy Gario)

Quinsy benadrukte dat er in Nederland geen sprake is van één zwarte gemeenschap, maar van een waaier van identiteiten, van mensen met verschillende geschiedenissen, Somaliërs en Ghanezen, Antillianen en Surinamers. Dat we in Nederland als één gemeenschap worden gezien omdat we één ervaring delen: zwart zijn in Nederland. Maar onze verscheidenheid moeten we koesteren.

Quinsy pleit voor eigen podia, eigen media, eigen politieke partijen voor zwarten. Niet afhankelijk zijn van de Balie die het nodig vindt om een journalist van The Post Online in een panel te zetten. Noraly Beyers vond het belangrijker om dingen samen te doen. Zijn verhaal deed me erg denken aan de vrouwenbeweging, waarbinnen ook verschillende opvattingen waren over je als vrouwen onafhankelijk organiseren of juist de samenwerking zoeken. Ik ben altijd van mening geweest dat het goed is om dat alletwee te doen. Autonome initiatieven waarin je je gang kunt gaan, je eigen stem kunt ontwikkelen, van daaruit de samenwerking zoeken. Alleen samenwerking, en je blijft afhankelijk. Alleen autonomie en je creëert je eigen getto.

Seada Nourhussen, een toonbeeld van geslaagdheid met haar baan bij Trouw, opmerkelijk omdat er zo weinig zwarte mensen zulke posities in de media hebben, kon ons vergasten op herkenbare ervaringen, zoals iedereen die zwart is wel kent. Zo’n juffrouw in een schoenenwinkel die je ongevraagd het advies geeft om terug te komen bij de uitverkoop, bijvoorbeeld. Ook zij had zich aardig aangepast en gedacht dat het in Nederland wel meeviel, tot, zoals ze zegt ‘de stank van Nederlands onderbuik haar in het gezicht sloeg’. Nu komen al die verhalen boven, van een zwarte vriendin die een baan als gynaecologe misliep, omdat de witte vrouwen waarschijnlijk wel bezwaar zouden hebben tegen zwarte handen aan hun kruis. Met kracht zegt ze: wij zijn de beleefdheid voorbij, we zijn de dankbaarheid voorbij, ik leg de bal aan de andere kant. Kijk niet meer naar mij, kijk naar jezelf. Jij witte Nederlander, onderzoek jij maar waarom je een zwarte knecht nodig hebt om feest te kunnen vieren.

Dit gevoel neem ik mee: dat er een nieuw tijdperk is ingeluid door de jongere generatie, succesvolle mensen, maar ook mensen met een zelfbewustzijn dat nieuw is. Ik zie nu waarom Sandew Hira zo optimistisch is. Zou er onder de witten ook niet een nieuwe generatie zichtbaar worden die af wil rekenen met die oude en zo vreselijk achterhaalde tweedeling?

Ik zie na afloop Anousha, Ramona, Mercedes, vrouwen die ik nog maar kort ken maar die al in mijn leven horen. Ongetwijfeld komen we elkaar binnenkort weer tegen. Er is nog veel te doen.

En voor wie het hele verhaal wil, naast mijn wat subjectieve samenvatting, hier is de livestream.