Racisme voor beginners (2)
Zwart en wit
Racisme, zoals we dat definiëren, is een systeem van maatschappelijke ongelijkheid, waarbij er sprake is van aantoonbare dominantie van de witte meerderheid, de mensen die we wit noemen, ten opzichte van de niet-witten. Die dominantie is terug te vinden in een betere economische positie voor de witten, meer kansen om verder te komen, meer kansen om een positie te hebben op de plekken waar de beslissingen worden genomen, bedrijfsleven, overheid en politiek. Witten worden meer ‘gezien’ op de plaatsen die invloed hebben op de publieke meningsvorming, treden vaker op als deskundigen, en vertegenwoordigen daarbij het volk, terwijl wie zwart is – met uitzonderingen als voetbal – maar zelden gezien wordt als vertegenwoordiger van ‘ons allen’.
Meteen dus een kanttekening. Want er zijn zwarte mensen die de scheidslijnen doorbreken en wèl een plaats krijgen in het dominante systeem. Neem Obama die de hoogste positie heeft verworven in het machtigste land ter wereld. Dat zou een generatie geleden nog ondenkbaar zijn geweest. Maar precies dat kan ook weer tegen zwarten gebruikt worden: als het Obama lukt, dan ligt het aan jou als je nog in een getto leeft. En aan de witte kant zal zeker niet iedereen zich een lid van de dominante groep voelen. Er zijn meer systemen van ongelijkheid dan die van kleur, en het overgrote deel van de witte Nederlanders, vrouw of man, heeft óók geen kans op een plaats aan de top. Dat, en de moeite die geprivilegieerde mensen hebben om hun eigen voorrechten te zien, maakt dat veel witten niet herkennen dat ze deel uitmaken van een dominante meerderheid. Juist omdat het systeem niet waterdicht is, een geen formeel apartheidssysteem zoals destijds in Zuid Afrika, en we een ideologie hebben van ‘wie wat wil bereiken die kan dat’ hebben we weinig oog voor de mechanismen die mensen op hun plaats houden. Een groot deel van de Nederlanders ziet eenvoudig niet waar racisme over gaat. Daar kom ik nog op terug.
Over de gebruikte termen: in de jaren tachtig besloten we aan de progressieve kant van de politiek en de sociale bewegingen om de term ‘zwart’ over te nemen van de civil rights movement in de VS, en dus als tegenpool de term ‘wit’ voor diegenen die we ook wel blank noemen. Het is dus niet per se een aanduiding van huidskleur, want niemand is puur wit of puur zwart, we zitten qua pigmentatie allemaal ergens op de glijdende schaal van bleekroze naar donkerbruin. Het punt is dus dat bleekroze geen last heeft van discriminatie op huidskleur, en alles vanaf beige naar bruin wel. Het is bovendien juist in de laatste jaren duidelijk geworden dat het mechanisme dat we racisme noemen ook van toepassing is op de bevolkingsgroepen die gediscrimineerd worden op grond van hun geloof, hun nationaliteit, hun geschiedenis als migrant. En die voelen zich zelden thuis met het woord ‘zwart’ ook al gelden ze in Nederland meestal als niet-blank. En krijgen zij ook vaak genoeg te merken dat ze er eigenlijk nog steeds niet helemaal bijhoren en gezien worden als buitenlanders die je nog terug zou kunnen sturen naar waar ze vandaan zouden komen, ook al zijn ze in Assen of Rotterdam geboren, hebben Nederlands als moedertaal. Hoe noemen we die gehele groep aan vluchtelingen, migranten, zoons en dochters van migranten, de mensen die hun roots hebben in de landen die door Nederland zijn gekoloniseerd als Indonesië, de Antillen en Suriname? Het woord allochtonen is al besmet geraakt als negatief, en weinig mensen met ouders of voorouders uit andere landen voelen zich daar prettig bij. We hebben niet één term voor de gehele groep die doelwit is van discriminatie en racisme, of het moest zijn ‘biculturele mensen’. En de mensen aan de dominante kant, die we blank of wit noemen, wensen zich grotendeels helemaal niet als groep te beschouwen. Het hoort bij de privileges van de dominante kant om er op te blijven staan om als ‘individu’ gezien te worden, en niet als groep te worden weggezet, ook als ze daarbij dus niet beseffen dat ze dat zelf regelmatig met de ‘anderen’ doen. Wat ik maar wil zeggen: er zijn weinig woorden over die neutraal zijn, en ook voor mij is het dus behelpen met de termen – ik ben niet altijd consequent.
Misverstanden
Onder racisme verstaan we meestal individuele uitingen van haat of wantrouwen tegenover de mensen die we allochtoon of zwart noemen. Dat die er zijn, die uitingen van onvervalst racisme, hebben we de laatste tijd veelvuldig kunnen zien doordat veel mensen nu de toegang hebben tot de sociale media, waar er vaak geen redactie is die de ergste uitwassen er af gooit.
Die onvervalste racisten kunnen we makkelijk aanwijzen. Maar waar ligt de grens? Is iemand die absoluut niet begrijpt waar Surinamers zich storen aan de karikatuur van zwarte piet, en daar niets anders in ziet dan een onschuldig sprookjesfiguur dat de kinderen leuk vinden ook al een racist? Zijn dan misschien alle witten racist, ook al hebben ze niks tegen bruine mensen, en juichten ze ook mee als Gullit voor Nederland een doelpunt plaatste?
Dit is het punt: we zouden ons er veel minder druk om moeten maken wie er nu wel of niet persoonlijk racistisch zijn, behalve dat dat voor een groep mensen wel heel erg evident is. Veel belangrijker zou het zijn om er met elkaar naar te kijken hoe het systeem van ongelijkheid werkt, en wat we er aan kunnen doen. We zouden er om te beginnen vanuit kunnen gaan dat we in een samenleving geboren zijn waarin ongelijkheid tussen zwart en wit volstrekt normaal is, waarin die ongelijkheid ook een historische achtergrond heeft, en constateren dat we daar uiteraard allemaal een tik van mee hebben gekregen. We krijgen de vooroordelen ongevraagd met de paplepel mee opgediend. Ik vond het om maar even zelf met de blanke billen bloot te gaan als kind heel normaal dat we op school melkdoppen verzamelden voor de arme negertjes in Afrika, die ik me voorstelde als arme blote kindertjes met strooien rokjes en een botje door hun neus, want zo zagen ze er uit op de vrolijke wandlap die in mijn meisjeskamer hing. Ik vond krompratende zwarte Sjimmie naast slimme blanke Sjors heel grappig, en dacht er geen moment bij na dat ik toen al meekreeg wie er meer waard waren en wie minder, wat er later toe zou leiden dat ik wel een beetje verbaasd was om donkere mensen tegen te komen die perfect Nederlands praatten. Ik voel me daar niet schuldig over. Ik heb mijn jeugd niet uitgekozen, mijn ouders niet, de Nederlandse geschiedenis is zonder mij begonnen. Maar ik voel me wel verantwoordelijk dat het zo niet blijft, want wie het eenmaal ziet, kan het niet meer aanzien, wou ik maar zeggen met een variant op de spreuk van Johan Cruyff, die zei: ‘je ziet het pas als je het eenmaal doorhebt’.
Het begint er dus mee dat je de ervaring die mensen die afstammen van de gekoloniseerde volken serieus neemt en begrijpt dat het niet zomaar is dat ze ons vertellen dat het nog steeds niet meevalt in beschaafd Nederland.
Ik zou er dus erg voor pleiten dat de witten zich nu eens niet meer zo druk maken over of zij nu wel of niet als racist worden weggezet, en veel meer nadenken over wat ook zij kunnen bijdragen aan meer gelijkheid en meer gelijkwaardigheid. Dat blijkt voor veel witte mensen, die collectief in de weerstand lijken te zijn geschoten, niet zo makkelijk.
Actief en passief racisme
Philomena Essed maakte in haar boek Alledaags racisme (uit 1984) een belangrijk onderscheid. Het is inmiddels aantoonbaar dat er in Nederland mensen zijn die er inderdaad van uit gaan dat mensen met een donkerder huidskleur een inferieur ‘ras’ zijn. Dat zijn de mensen die graag roepen ‘als het ze niet bevalt dan gaan ze maar terug naar waar ze vandaan komen’, waarmee weer eens duidelijk wordt gemaakt dat iedereen die zwart is hier eigenlijk niet thuis hoort, en niet moet denken dat ze het hier voor het zeggen hebben. Het blijven, al doen ze nog zo hun best, een soort buitenlanders. Dat noemen we actief racisme. Het komt neer op ongelijke behandeling.
Maar er is nog een moeilijker zichtbaar te maken racisme, en dat is passief racisme. Denken dat we iedereen gelijk behandelen (wat vaak niet eens waar is) maar geen rekening houden met verschil, met andere wensen. Niet willen nadenken over het feit dat zwarte kinderen gepest kunnen worden met Zwarte Piet. Er op school niet op willen letten dat moslimkinderen geen voedsel krijgen dat ze niet mogen eten. Wel vrij geven voor Pasen, niet voor Suikerfeest. Passief racisme is gelijke behandeling onder ongelijke omstandigheden. We kunnen daarbij paralellen zien met vrouwenemancipatie. Van vrouwen verwachten dat ze even hard werken als mannen, maar er geen rekening mee houden dat het nog steeds de vrouwen zijn die het leeuwendeel van de kinderverzorging en het huishouden doen, en dus niet beseffen dat vrouwen harder moeten werken om hetzelfde te bereiken is een voorbeeld van passief seksisme.
Het punt hierbij is dat de dominante groep meestal zonder zich daar van bewust te zijn, zichzelf als norm neemt. We noemen dat ook etnocentrisme. Onze geschiedenis is de blanke geschiedenis, en we willen niet weten dat het nogal uitmaakt of je voorouders deel uitmaakten van de slavenhouders of de witten die daar van profiteerden, of van de slaven. Ons gedrag is normaal, is norm, waar ‘anderen’ zich aan aan moeten passen. En hoe minder ‘eigenheid’, hoe aangepaster. Wie zwart is moet zijn eigen ‘roots’ maar vergeten, dat wordt uiteraard van witten nooit gevraagd. In dit schema is elke ‘concessie’ die witten doen een gunst, waar de ander dankbaar voor moet zijn.
Racisme is dus een veelgelaagd fenomeen, deels bestaande uit vooroordelen en discriminatie, deels bestaande uit vanzelfsprekend etnocentrisme, deels bedoeld en deels niet. Waar we in ons land kunnen constateren dat er sprake is van ongelijke behandeling, bijvoorbeeld het gegeven dat iemand met een donkere huidskleur of een etnisch ‘andere’ afkomst voor hetzelfde vergrijp langer in de gevangenis zit, of bij gelijke geschiktheid toch minder kans heeft op een baan, spreken we dus van institutioneel racisme. Ook als de meeste witte Nederlanders zichzelf niet racistisch vinden, omdat ze niet ‘actief’ discrimineren, zijn we nog niet van het probleem af. Er is in Nederland ondanks een grondwet die gelijke rechten voor alle burgers garandeert nog steeds sprake van structurele ongelijkheid.
In een van de volgende delen wil ik het hebben over verschillende soorten racisme. En over racisme en ‘humor’.
Deel 3, hier
In deel 1 had ik het over de gebruikte begrippen als discriminatie en vooroordeel. Hier.