Vaarwel, Mandela

Het was samen met miljoenen mensen dat ik gebiologeerd naar de tv keek, op 11 februari 1990, toen het onvoorstelbare gebeurde. Mandela kwam vrij. We zagen hem lopen, in een grijs pak, hand in hand met Winnie. De tranen liepen over mijn wangen, want wat hier gebeurde was zo hoopvol, als dit kon gebeuren, wat was er dan nog onmogelijk? Na zevenentwintig jaar kwam de man die we eens terrorist noemden uit de gevangenis en werd president van het land dat hem daarvoor als vijand betitelde, en dat zonder bloedvergieten.

Mandela werd een mythe. Die niet alleen de hoop vertegenwoordigde, maar wel moest teleurstellen. We vergeten misschien dat een vrijheidsstrijder wel geschikt is als symbool, maar waarschijnlijk wat minder om een land te besturen dat in scherven uiteen ligt. Ik keek vorige week op de Idfa naar een mooie film: A letter to Mandela, waarin een zwarte man vertelt hoe de held van eens ook niet in staat bleek om werkelijk een einde te maken aan armoede, geweld, en ja, apartheid in dat verscheurde land.

Ik was in de jaren negentig een paar keer in Zuid Afrika, toen kon het eindelijk, een keer met een witte vriendin die nog in het verzet had gezeten. Ik bezocht de townships, Soweto, Khayelitsha, Gugulethu, maar was ook op bezoek bij blanken die leefden in ommuurde en beschermde enclaves in Pretoria – bang voor roofovervallen en geweld. De echte apartheid was nog lang niet over. Ik kwam in dorpen waar de verarmde zwarte bevolking nog altijd leefde aan de verkeerde kant van de spoorlijn, en de blanke baas van het enige plaatselijke hotel al zijn zwarte personeel aansprak als ‘boy’. Nog steeds is de armoede stuitend, wonen te veel mensen in krotten, is het geweld, ook binnenshuis, onvoorstelbaar.

Ik volgde de processen van de Waarheids en Verzoeningscommissie, luisterde naar de smekende stem van bischop Tutu. Het was zo’n waardige gedachte, om schoon schip te maken om samen verder te kunnen. Maar ook dat was niet alleen maar een succes. Er waren blanken die helemaal geen spijt hadden van hun misdaden en er toch zonder straf mee weg kwamen. Er waren moeders van doodgemartelde zoons die niet konden vergeven. Je mag dat niet af willen dwingen. De man die A letter to Mandela maakte zei: het is makkelijk om te vergeven als je de president bent van Zuid Afrika. Maar we kunnen niet allemaal president zijn.

We vergeten dat Mandela die we nu vereren als een man van vrede eens gezegd heeft dat hij het gewapende verzet pas af zou zweren als de apartheid zou zijn afgeschaft. We vergeten ook die andere held, de Klerk, zonder wie Mandela waarschijnlijk in de gevangenis zou zijn gestorven, en nooit het etiket terrorist zou zijn kwijtgeraakt, de Klerk die als blanke inzag dat het zo niet langer goed kon gaan. Hij zei: ‘Tenzij we zwarten als volwaardige partners binnenhalen, zal mijn land voor mijn kleinkinderen ongeschikt zijn.’

Toch. Hij was een bijzonder mens. Hij belichaamde de hoop op een betere wereld, een wereld die er nog steeds niet best voorstaat. Vandaar dat we niet alleen rouwen om die ene man, maar treuren om alles wat nog steeds niet is gelukt en het onrecht dat nog doorgaat. Wat zouden we graag een vader willen hebben die alles goed voor ons maakt, maar ook Mandela is dat niet gelukt. We zullen zonder hem door moeten.