1. Ik geef het maar meteen toe: ik ben een missionaris in het diepst van mijn gedachten. Ik kan het niet nalaten om de goede boodschap door te geven. Ik ben ook een onverbeterlijke wereldverbeteraar. Ook dat kan ik niet laten, tegen de bierkaai op, tegen beter weten in zowat, want als je mij nou vraagt of al die jaren aktie, en lesgeven, en schrijven (want bijna alles wat ik doe staat in het teken van de ene of de andere strijd tegen onrechtvaardigheid en ongelijkheid) of al die jaren nou een betere wereld hebben opgeleverd moet ik ook meteen toegeven dat het nogal tegenvalt.
In veel opzichten staat de wereld waarin we op dit moment leven er beroerder voor dan jaren terug, en voor alles wat is gewonnen, meer rechten voor vrouwen, bijvoorbeeld, kun je zo een aantal zaken noemen die slechter zijn dan voeger. De manier waarop we omgaan met vluchtelingen, migranten, asielverzoekers, bijvoorbeeld. En racisme: je kunt je afvragen of het er niet altijd is geweest, maar de uitbarsting van islamofobie die nog steeds door velen niet eens herkend wordt als racisme heeft me echt geschokt. Net als de hysterische reactie van twee miljoen Nederlanders die aan een racistische actie meededen uit een volstrekt misplaatste angst dat ‘onze cultuur’ werd bedreigd. Ik zie een enorm gegroeid cynisme, een zelfzuchtig wereldbeeld, eigen volk eerst, ik zie een onverschilligheid tegenover mensen die het in het leven minder hebben getroffen, een ‘blame the victim’, zet ze weg als potentiële profiteurs, noem ze ‘zielig’ zeg dat ze ‘huilie huilie’ doen. Praat over ouderen alsof die een vervelende kostenpost zijn, een overbodige en overlast veroorzakende bevolkingsgroep. En ik kan zo nog wel even doorgaan.
Tegelijk zie ik ook overal de kernen van een tegenbeweging. Ik zie een nieuwe weerbaarheid bij jonge moslims, bij de nazaten van onze voormalige koloniën, ik zie een nieuw feminisme, ik zie kerken actiever dan ooit zijn in de opvang van vluchtelingen, ik zie een beweging ontstaan rondom gezonde voeding en dierenwelzijn, ook over al die nieuwe ontwikkelingen kan ik ook nog wel even doorgaan.
Waarom ik het daar hier over heb: omdat dit te maken heeft met de manier waarop ik mijn weblog en mijn deelname aan Facebook gebruik.
2. Tien jaar geleden begaf ik mij voor het eerst actief op het web. Ik zat toen in de Eerste Kamer voor de Socialistische Partij, en de parlementariërs kregen van de partij de gelegenheid om een persoonlijk weblog te beginnen, conform het idee dat volksvertegenwoordigers ook persoonlijk benaderbaar zouden moeten zijn. Het leek me wel leuk, ik wilde dat wel proberen. Twee dingen ontdekte ik al snel:
Ten eerste dat de sociale media een geweldige mogelijkheid bieden voor mensen om elkaar buiten de geijkte kanalen om te bereiken. Een belangrijk motief dat ik er tien jaar na mijn eerste naïeve pogingen nog steeds tot over mijn oortjes in zit is dat ik blij ben om naast de main-stream media een kanaal te hebben voor berichten die wat mij betreft te weinig ruimte krijgen in de kranten en in de veelbekeken kwekprogramma’s. Mijn berichten en die van anderen die ik de moeite waard vind. De strijd om de kijkcijfers en de zorg om de abonnees maken de media conservatiever en middelmatiger dan vroeger. En dus ben ik blij om een medium te hebben om de meer kritische berichtgeving over Palestina/Israel te kunnen volgen en aan te vullen. Onder andere. Om demonstraties en bijeenkomsten als alternatieve verslaggever vast te leggen, om mensen te wijzen op kritische denkers en schrijvers die de media zelden halen.
Ten tweede werd tegelijk ook heel snel duidelijk dat ik met mijn weblog was afgedaald in de onderwereld waar de rechtse onderbuik de baas is, want mijn vrijheid om mijn eigen medium te beheren was ook de hunne. Ik ben me echt een bult geschrokken van de vuiligheid, het anonieme afzeiken, de verspreide leugens en verdachtmakingen, het gepapagaai aan eindeloos herhaalde racistische, seksistische en wat heb je nog meer aan istische vooroordelen waar ook ik plotsklaps een doelwit van werd: als moslimknuffelaar, smerig oud wijf, vieze arabierenhoer, antisemiet en vuil hamasvarken. Ik hoorde opeens bij de ‘linkschmensen’ die de hekken voor al die vreemdelingen hadden opengezet, en betrokken was in een groot complot om ‘de gewone hardwerkende Nederlander’ hun cultuur te ontnemen.
3. Na een naïeve fase waarin ik nog dacht dat het goed zou zijn om ook met de tegenstanders in gesprek te blijven, en meende dat het mogelijk was om mijn weblog open te laten staan voor reacties als ik mensen maar wees op een aantal spelregels om het nog een beetje fatsoenlijk te houden heb ik die openheid op moeten geven. Voortaan kwam er geen reactie meer op mijn blog voordat ik die had gezien. En wie niet op kon houden met troep dumpen ging in de ban. Dat heeft me wat me behalve geschreeuw over CENSUUR! en STALINISME! ook nog een benoeming in de krant opgeleverd als de pionier van het ‘meulenbelten’, het verwijderen van onwelgevallige meningen. Ik was uiteraard niet de uitvinder van de ‘censuur’, want elke site met reactiemogelijkheid moet zich noodgedwongen beziggehouden met de normen en de methode van selectie om het niet geheel uit de hand te laten lopen, maar ik was toevallig wel een van de eersten die het daar openlijk over had. En de meeste van de toen begonnen sites, ook van politici die in principe wel bereikbaar wilden zijn, hebben inmiddels de reactiemogelijkheid uitgeschakeld. Want het is niet te doen tenzij je de gehele dag aan je computer gekluisterd wilt zitten om de ergste rotzooi er weer af te schrapen. Na een paar jaar waarin ik de reacties wel selecteerde, maar veel ervan wel plaatste, ben ik ook daar mee opgehouden. Het kostte me te veel tijd, het bleef te vaak een eindeloze herhaling van dezelfde argumenten omdat de reageerders zich zelden bezig houden met wat er al staat, en kennelijk in veel gevallen meer geïnteresseerd zijn in een podium om hun meningen op te zetten, en niet erg in een wederzijds gesprek. De vraag werd dus: waarom zou ik dat podium bieden, eigenlijk? Laten die lui dat maar op eigen kracht doen.
4. Op mijn weblog, dat inmiddels meer een opslagplaats is voor stukken die ik wil bewaren en die ik toegankelijk wil houden, heb ik de reactiemogelijkheid nu helemaal uitgeschakeld. Jammer, want natuurlijk missen we er ook iets door. Discussie, op elkaar reageren, iets op gang brengen wat kan lijken op een gesprek, heb ik verplaatst naar Facebook. Daar is de opzet anders: daar is de mogelijkheid om te selecteren wie je als ‘vriend’ wil hebben en wie niet. En ook is daar de gelegenheid om mensen weer te ‘ontvrienden’ waar het niet mee botert. Een mogelijkheid waar ik met tegenzin maar toch om de zoveel tijd gebruik van maak, overigens word ik zelf ook nog wel eens ‘ontvriend’ door mensen die mij niet leuk meer vinden.
5. Facebook en websites zijn op heel verschillende manieren te gebruiken, en voor verschillende doelen.
Er wordt op facebook veel geklept over persoonlijke dingen en het voorziet veel mensen dus in een simpele mogelijkheid om contact te houden. Ik heb niet zoveel behoefte om op de hoogte gehouden te worden van elke maaltijd en elke verkoudheid van mensen die ik niet ken, maar merk wel dat ik er plezier in heb om via Fb contact te houden met mensen die me dierbaar zijn maar die ik niet zo vaak zie. Een andere functie is die van debat en discussie. Ik zie websites zoals Joop die expliciet zijn opgezet om discussie op gang te houden over actuele zaken. Die doen het anders dan ik: iemand zet een stukje er op, meestal een opinie over een actueel thema, en iedereen mag reageren (binnen de grenzen van een zeker fatsoen). De schrijver van het stukje bemoeit zich er verder niet meer mee, vragen worden zelden beantwoord. Het is een legitieme keuze om dat zo te doen, om mensen veel ruimte te geven om hun mening te spuien en het voldoet kennelijk aan een behoefte. Mijn keuze is dat niet, ik vind die discussies op Joop nooit werkelijk een discussie worden, omdat er niemand is die ‘modereert’ dat wil zeggen, die doet wat een gesprekleider zou doen als de mensen aan één tafel zouden zitten. Ik heb het er zelden voor over om me door al die meningen, meninkjes en lulkoek heen te werken op zoek naar de reacties die de moeite waard zijn. En zo gebeurt ook daar wat er gebeurde op mijn weblog toen ik nog niet zo streng was: veel mensen die oprecht en serieus in discussie willen haken af. Het niveau daalt. Op Joop staan regelmatig columns die ik de moeite vind, omdat ik het er mee eens ben of juist niet, maar ik heb er geen zin in om me in het geschreeuw te mengen. En dat zal voor meer mensen gelden. Ook op facebook merk ik dat zelfde verschijnsel: ik reageer wel eens bij anderen, maar als het gekift of gehakketak of gewoon bullshit wordt omdat er niemand ingrijpt ben ik weg.
6. Ik maak dus een andere keuze. Als ik een stukje op Facebook plaats, van mezelf of van anderen, dan blijf ik er bij als er wordt gereageerd. Soms tot grote irritatie van mensen die gewend zijn om op het web ongestoord hun gang te gaan blijf ik me er mee bemoeien, zeker als het niet alleen gaat om het hebben van verschillende meningen, maar wanneer er zaken worden beweerd die aantoonbaar niet kloppen. Want dit is naast de vergaande democratisering waarbij elke mening is toegestaan wel het probleem: dat er zo vaak geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen feiten en meningen. Vandaar dat die ‘discussies’ op Joop wat mij betreft meestal mislukken: elke bewering, feitelijk houdbaar of niet, krijgt evenveel gewicht. Kennis van zaken en ervaring maken geen verschil meer. Ik laat me niet graag verleiden om meningen te geven over zaken waar ik niets van af weet, andere mensen hebben van zulke schroom kennelijk helemaal geen last. Laat ik dit dan ook maar meteen bekennen: ik ben een bemoeizuchtig type. Zeker als het gaat over zaken als onrecht, discriminatie, zaken die ik werkelijk van levensbelang vind, en zaken waar ik veel van af weet. Vaak vind ik het belangrijk om meningen in een context te plaatsen, van een analyse te voorzien. Als het niet gaat over poezen, muziek, of het weer waar ik nooit ruzie over krijg. En ja, dat weet ik ook: er zijn mensen die het niet bevalt als ik een punt zet achter een discussie, omdat zij nog wel een tijdje door willen gaan als ik echt vind dat het genoeg is, punt gescoord, tijd om te besluiten dat we het er over eens zijn dat we het er niet over eens zijn. Ik moet een enkele keer wel eens iemand blokkeren die het niet kan hebben als ik ho stop zeg en maar woedend doorgaat met reacties er op te smijten.
7. Ik heb inmiddels tegen de vijfduizend ‘vrienden’, en dat moeten er dus niet meer worden, want dat mag niet van de baas van Facebook. Dus af en toe moeten er voor alle mensen die zich nu melden ook weer een paar af. Mijn virtuele gemeenschap is een bont gezelschap. Met allemaal heb ik wel iets gemeen, anders zaten ze er niet bij, dat kan socialisme zijn, feminisme, mijn belangstelling voor islam, Palestina, mijn anti-racisme, het kan zijn om een gedeelde verontwaardiging over hoe er in Nederland met vluchtelingen wordt omgegaan, of om een relatief nieuw thema in mijn leven: gezondheid, voeding, ouder worden, het kan zijn omdat we naar dezelfde kerk gaan. We hebben dus veel met elkaar gemeenschappelijk, maar soms ook helemaal niet. Er zijn linkse mensen bij die erg antireligieus zijn, of jongeren die niet begrijpen wat ik nog met het feminisme heb, of mannen die wel erg anti-racistisch of anti-Wilders zijn, maar intussen wel vinden dat abortus moord is, en er behoorlijk seksistische opvattingen op na houden, er zijn fervente vleeseters bij die vinden dat ik niet zo achter plantenetende goeroe’s aan moet lopen. Ondanks de gemeenschappelijke thema’s zit er af en toe best nog spanning in. En soms moet ik er over nadenken waar ik de grens lig van wat ik op mijn feestboek wil hebben.
8. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat ik het helemaal geen punt vind als mensen niet religieus zijn, ook niet als ze flink wat kritiek hebben op de kerk – heb ik ook trouwens – ik heb er ook geen moeite mee als mensen niet snappen wat ik toch met de firma God heb – verbaast me zelf ook wel eens – maar mensen die er van overtuigd zijn dat een gelovig mens per definitie achterlijk is en dat blijven zeggen moeten maar niet bij mij zijn. Ik ben er niet door gekwetst, maar ik heb ook geen behoefte om nog moeite doen voor mensen die mij al hebben weggezet. Ik heb er wel moeite mee als mensen niets willen weten van een gezondere leefstijl, niet om gelijk te krijgen, maar omdat ik het soms niet aan kan zien hoe mensen zichzelf de vernieling in werken en jaren van hun leven wegsmijten. Maar ik herinner mezelf er dan aan hoe lang ik er zelf over heb gedaan om op te houden met vleeseten terwijl mijn beste vriendin al vele jaren overtuigd vegetariër was en probeer geduldig te zijn. Wie niet wil die wil niet. Maar ik heb geen zin in eindeloze ‘discussies’ met mensen die beweren dat we niet zonder melk en vlees kunnen en ook niet met mensen die mij uitmaken voor ‘smoothiefanaat’. Interesseert het je niet, bemoei je er dan maar niet mee. En nog een: ik begrijp heel goed dat mensen het gevoel hebben vierkant achter Israël te moeten staan, ik weet waar de emoties daarover vandaan komen, maar kom mij niet vertellen dat Palestijnen zich verzetten omdat het moslims en Arabieren zijn, en je weet toch dat die joden haten. Sorry. Niet hier. Soms gaan mensen die in principe aan dezelfde kant staan als ik de schreef over. Wie geen onderscheid wil maken tussen Israëli’s en joden, en is gewaarschuwd, gaat er af.
Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar niet op zijn eigen feiten. Kortom: ook al erken ik dat mensen recht hebben op hun eigen mening, het betekent nog niet dat ze recht hebben op mijn tijd, mijn ruimte, mijn aandacht en ook niet op het podium dat ik hier bied als ik oprecht vind dat hun opvattingen niet onderbouwd zijn of nergens op slaan. Dat is het voorrecht van je eigen niche hebben op het web, je eigen winkeltje. De democratie ervan is dat iedereen zelf mag beslissen wat daar de spelregels zijn, wat je in je winkeltje wel en niet wilt verkopen. Zoals iedereen ook mag besluiten wie je je huis binnenlaat. Het is nog even wennen, want we vinden het heel gewoon dat een krant een redactie heeft die beslist wat er in komt, maar veel mensen denken dat alles op het web publiek en openbaar is, ook als ze dat alleen willen gebruiken als openbare plee. Het zal er mee te maken hebben dat ik ouder word en het tot me doordringt dat tijd eindig en kostbaar is, dat ik meer dan vroeger zelf wil beslissen waar ik mijn virtuele ruimte aan wil besteden en waar niet aan.
9. Het is me wel eens verweten dat ik te weinig andere meningen toelaat – je wilt toch niet alleen preken voor eigen parochie? Dan sputterde ik wat, want dat klinkt niet goed, niet het preken en niet de eigen parochie, tot ik bedacht dat het eigenlijk gewoon waar is. Ik preek bij voorkeur voor eigen parochie, want die luisteren tenminste. Ik preek omdat ik een doel heb, of een aantal doelen, die allemaal iets te maken hebben met mijn koppige streven naar een betere wereld. En van die eigen parochie, die bonte en intern tegenstrijdig genoeg is om het ook nog spannend te houden, moeten we het hebben. Dat zijn de mensen waar in principe de verandering vandaan komt, die komt niet van de mensen die het allemaal onzin vinden. We moeten het hebben van de mensen die in principe een deel zijn van de oplossing, niet een deel van het probleem. Dat zijn de mensen met wie ik wel in discussie wil als we het ergens niet over eens zijn. Verandering komt tot stand door mensen die elkaar hoe verschillend ze ook kunnen zijn ergens op vinden. Op een paar basale waarden. Als ik kijk naar een grote demonstratie voor de uitgeprocedeerde en dakloos en illegaal gemaakte mensen, en ik zie daar net zo goed keurige oudere christelijke echtparen als jonge krakers in één visie vereend, dan maakt me dat gelukkig. Zogenaamde ‘debatten’ waarbij het doel vooral lijkt om een maximum aan reuring te veroorzaken door de grootste tegenstanders tegenover elkaar te zetten sla ik bij voorkeur over. Mijn laatste ‘debat’ waarbij ik me liet verleiden om aan dat populaire stramien mee te doen van twee sprekers voor de Palestijnen en twee voor Israël, was héél lang geleden en niet voor herhaling vatbaar. Onaangenaam, zinloos, niemand gaat na zo’n ding naar huis met een andere mening dan waar die mee kwam. Wie dat soort vertoningen wel spannend vindt kan terecht bij Pauw en Witteman, zolang dat nog duurt, of bij De Balie, of bij GeenStijl.
10. Ik besteed tamelijk veel tijd en aandacht aan mijn weblog en feestboek. Ik verwacht er ook wel wat voor terug: echte belangstelling. Niet voor alles maar tenminste wel voor een deel van wat er hier te vinden is. Wie vooral uit is op een lekker wedstrijdje wie kan het verste pissen vindt elders leukere tegenstanders. Zoals ik het hier zie: als een losse gemeenschap van mensen die een aantal waarden delen. Ik deel graag met hen wat mij zelf bezig houdt. Ik ga er van uit dat wat mij inspireert of iets leert ook wel interessant zal zijn voor tenminste een deel van de mensen hier. Ik vind het leuk, en nuttig, om een soort alternatieve verslaggever te zijn van al die boeiende, leerzame, en ontroerende bijeenkomsten, demonstraties, lezingen, lessen, om iets wat ik fijn vond om mee te maken nog een tweede leven te geven. Om de mensen die zich net als ik ergens druk over te maken te laten zien dat ze er niet alleen voor staan, al voelt het soms wel zo. Ik geef met groot plezier de bijdragen van anderen door: kijk eens naar deze video, heb je dat boek gelezen, die lezing kan ik je aanbevelen, die film is goed. Ik probeer bij dat alles een evenwicht te vinden tussen nuttige kritiek op wat er allemaal mis is in de wereld en positieve aandacht voor wat er goed gaat. Omdat ik zelf zo’n moeite heb om balans te vinden in mijn leven tussen dure plicht en noodzakelijke ontspanning mag er ook wel eens iets tussen wat gewoon lief is: mijn poezen Kobus en Joost fungeren graag als de apostelen van de kleine liefde, apostelen met oortjes bovenop hun hoofd en met expressieve staarten.