Als je een espresso drinkt, met een klontje suiker en een stukje chocola erbij, besef je dan hoe dat ons verbindt met ons koloniale verleden? Koffie, suiker, cacaobonen, allemaal koloniale producten waar we rijk aan zijn geworden en waar we anderen voor hebben laten werken, onder zwaar onderdrukkende omstandigheden. We werden er gisteren aan herinnerd tijdens de presentatie van de Gids voor het slavernijverleden van Amsterdam.
Wie door Amsterdam loopt, over onze beroemde grachten, kan het zien als je goed kijkt. Maar de werkelijke geschiedenis van de oorsprong van rijkdom die gestoken is in al die prachtige huizen dringt niet echt tot ons door. Er is veel speurwerk voor nodig om het echte verhaal boven tafel te laten komen: dat al die pracht en praal voor een groot deel betaald is met de afgedwongen arbeid van mensen die tot slaaf werden gemaakt, van hun vrijheid beroofd en verhandeld werden als vee, en voor ons, ‘beschaafde natie’, als slaven of onderbetaalde contractarbeiders op de plantages koffie en suikerriet oogsten. Wat ik tot voor kort ook niet wist, is dat pas in 1863 de slavernij werkelijk werd afgeschaft (en niet al in 1814 zoals vaak wordt gedacht) en dat de vrijgemaakte slaven nog gedwongen werden om tien jaar onbetaald door te werken, als tegemoetkoming voor al die plantage-eigenaars en andere slavenhouders die nu hun inkomsten verloren. Tonnen en soms miljoenen zijn er uitbetaald, die vaak omgezet werden in de schitterende grachtenpanden zoals we die trots aan onze toeristen tonen. De mensen die tot dat jaar als slaven hadden moeten werken kregen niets.
Het werd hoog tijd voor het boek dat ter doop werd gehouden, samengesteld en geschreven door vijf vrouwen: Dienke Hondius, Nancy Jouwe, Dineke Stam, Jennifer Tosch en Annemarie de Wildt, bijgestaan door nog veel meer mensen. Het is de moeite waard om met dat boek in de hand een wandeling door Amsterdam te maken en tot je door te laten dringen welke sporen we er nog zien van wat niet onze Gouden eeuw was maar een tijd van mensonterend onrecht.
In het Stadsarchief, een gebouw dat ook de sporen draagt van de geschiedenis van de slavernij en uitbuiting (kijk naar de Javaanse vrouwen aan de voorgevel) spraken alle vijf auteurs en schonken een eerste exemplaar van het boek aan een gast, zo gaf Jennifer Tosch terwijl de tranen haar over de wangen biggelden haar eerste exemplaar aan Felix Guttman van Canal Company. Vertelde ze bij hem binnenstapte, een ‘crazy woman’ omdat ze vond dat er een grachtentoer moest komen langs al die adressen aan de grachten die te maken hebben met de slavenhandel en de winsten die zijn gemaakt door de plantages, en dat hij het deed ook nog. En waarom? Zoals hij zelf zei: dat niemand meer kan zeggen ‘wir haben es nicht gewusst’.
Daarna liepen we met een groep van de gasten een paar van de adressen langs die in de gids zijn genoemd: hoeveel mensen zijn die koppen van een zwarte man en een vrouw opgevallen aan de gevel van een grachthuis?
In het Geelvinck-Hinlopen Huis, nu een museum, vond de tweede helft van het programma plaats: vooral indrukwekkend waren de getuigenissen van drie nazaten: Patricia Kaersenhout die er samen was met familieleden die ontdekt hebben dat ze afstammen van die ene zwarte man die in de Noorderkerk is begraven, Ellen-Rose Kambel die vertelde hoe de geschiedenis van haar voorouders verknoopt is met die van de slavenhouder Charbon, met het pand op de Keizersgracht, maar ook Herbert van Hassel, nazaat van een voorname familie die profiteerde van ons koloniale verleden. Het ontroerende van deze verhalen naast elkaar is dat ze laten zien hoe we kunnen werken aan schoon schip maken: van twee kanten af, die van de nazaten van de profiteurs, de daders, en die van de nazaten van de tot slaag gemaakte, en soms, nazaten van beiden, kinderen die verwekt werden in relaties tussen plantagehouders en de zwarte mensen die voor hen werkten.
Hoe het ook kan, anders dan struisvogel spelen en doen alsof het allemaal lang geleden was en ons niet langer aangaat, lieten Dunya Verwey en Jurn Buisman zien, van het Geelvinck-Hindelopen Huis, die ons rondleidden en lieten zien hoe verweven de geschiedenissen zijn, die van de welgestelde erfgenamen van het pand, en die naamloos gebleven zwarte mensen die er voor werkten. Op een schilderij van een koffiedrinkend echtpaar zien we achterin de schim van een zwarte bediende. En vergis je niet, zegt Buisman, welke vormen van slavernij, van gedwongen werken voor een hongerloon in landen ver weg er nog steeds bestaan.
Het was een prachtige bijeenkomst, het was fijn om oude vriendin Philomena Essed weer eens te zien, Eva Skeete Mc Leed zong de sterren van de hemel, black and strong, ja ze had het over koffie, en met dat prachtige gezongen gedicht van Maya Angelou, we rise! en toen hield ik het ook niet meer droog. Even leek het mogelijk, dat visioen, dat we gezamenlijk, onlosmakelijk met elkaar verbonden door de geschiedenis, zouden kunnen werken aan eerlijke en gelijkwaardige relaties, niet door te vergeten, maar juist door het erkennen dat sommigen van ons de nazaten zijn van de slaafgemaakten van toen en anderen onder ons de nazaten van de klasse die profiteerde van dat enorme onrecht dat andere mensen werd aangedaan. Op die bijeenkomst kon ik even echt voelen wat een overwinning op de geschiedenis het zou kunnen zijn wanneer we gezamenlijk onder ogen zien wat er toen werkelijk is gebeurd.
De gids over het slavernijverleden van Amsterdam is daar een belangrijke stap in.