Gideon Levy, een van de zeer zeldzame journalisten in Israël die veelvuldig aan de Palestijnse kant was voor zijn artikelen in Ha’aretz, en die een zeer kritische mening heeft over zijn eigen land, heeft onderstaand artikel geschreven. Ik vertaalde het, enigszins los uit de pols met hier en daar ter verduidelijking een kleine toevoeging. De originele tekst in het engels is hieronder te vinden. Het artikel verscheen op 4 juli in Haaretz.
Israël wil geen vrede. Er is niets anders dat ik tot nu toe heb geschreven waarvan ik zo graag zou willen dat het niet waar was. Maar het bewijsmateriaal stapelt zich op. Feitelijk kunnen we zeggen dat Israël nooit vrede heeft gewild – ik bedoel, een rechtvaardige vrede, gebaseerd op een voor beide zijden rechtvaardig compromis. Het is waar dat de standaardbegroeting in het Hebreeuws shalom is, wat vrede betekent. Shalom als je komt, en shalom als je gaat. En als je het hem vraagt zegt elke Israëli dat hij vrede wil, natuurlijk wil hij vrede. Maar dan heeft hij het niet over het soort vrede dat ook de rechtvaardigheid met zich meebrengt, zonder welke er geen vrede is en geen vrede komt. Israël wil wel vrede, maar geen recht, zeker niet het soort recht dat gebaseerd is op universele waarden. Dus: ‘vrede, vrede, maar er is geen vrede’. En niet alleen is er geen vrede, Israël is verder verwijderd van het streven naar vrede als ooit tevoren. Ze zien er niets meer in. Vrede is verdwenen van de Israëlische agenda, in plaats daarvan is er de collectieve angst gekomen, die systematisch wordt aangewakkerd, en door persoonlijke besognes die nu boven alles gaan.
Het ziet er naar uit dat het Israëlische verlangen naar vrede al een jaar of tien geleden is overleden, na het falen van de Camp David onderhandelingen, met de verspreiding van de leugen dat er aan de Palestijnse kant geen partner meer is om over vrede te spreken, en natuurlijk ook door de met bloed doordrenkte periode van de tweede intifada. Maar de waarheid is dat ook daarvoor Israël nooit werkelijk vrede wilde. Israël heeft nooit, nog geen minuut, Palestijnen behandeld als menselijke wezens met gelijke rechten. Het heeft nooit werkelijk hun leed willen zien als begrijpelijke menselijke en nationale pijn.
Ook het Israëlische vredeskamp – als dat überhaupt ooit heeft bestaan – is een zachte dood gestorven temidden van de schokkende scènes van de tweede intifada en de leugen van ‘er is geen partner’. Alles wat er van over is gebleven zijn een handjevol vastberaden en toegewijde organisaties die machteloos stonden tegenover de ondermijnende campagnes die er tegen hen ontketend werden. Israël bleef daarmee zitten met hun ‘rejectionistische’ houding: de afwijzing van een reëel streven naar een rechtvaardige oplossing.
Het allerbelangrijkste bewijs van Israëls afwijzing van een oplossing is uiteraard het nederzettingenproject. Vanaf het allereerste begin van hun bestaan waren de nederzettingen de meest betrouwbare lakmoesproef van Israëls werkelijke bedoelingen. In gewone woorden: de bouwers van de nederzettingen willen de bezetting consolideren, en degene die de bezetting willen consolideren willen geen vrede. Ziedaar het gehele verhaal in een notendop.
Aannemende dat Israël’s beslissingen rationeel zijn, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de bouwactiviteiten in de bezette gebieden en het streven naar vrede elkaar uitsluiten. Elke steen die op de andere wordt gelegd, elke camper die er wordt neergezet, elk aangebouwd balkon wijst op afwijzing. Als Israël serieus vrede had willen bereiken via de Oslo Akkoorden, dan zou er geen andere mogelijkheid zijn geweest dan op eigen initiatief te stoppen met de uitbreiding van de nederzettingen. Dat dit niet gebeurd is bewijst dat Oslo gebaseerd was op bedrog, of op z’n best een kroniek van voorspelbaar falen. Als Israël vrede had gewild in Taba, in Camp David, in Sharm al-Sheikh, in Washington of Jeruzalem, dan zou de eerste daad zijn geweest om de bouw te stoppen. Zonder verdere voorwaarden. Zonder er iets voor terug te willen. Het feit dat niets van dit alles is gebeurd bewijst dat Israël nooit uit was op een vrede gebaseerd op rechtvaardigheid.
Maar de nederzettingen zijn maar de bovenlaag van Israëls bedoelingen. De afwijzing van vrede zit veel dieper, in de DNA, in het bloed, de werkelijke reden is geworteld in een oeroud geloof. Daar, diep verborgen, vinden we de overtuiging dat dit land alleen de joden toekomt. Op die oeroude laag in het diepste van de ziel bevindt zich dat geloof in ‘am sgula’ – Gods uitverkoren volk. God heeft ons uitverkoren. In de praktijk wordt dit vertaald in de overtuiging dat joden in dit land mogen doen en laten wat anderen is verboden. Dat is het uitgangspunt, en dat is niet een vertrekpunt vanwaaruit je een rechtvaardige vrede kunt bereiken. Er is geen manier om tot vrede te komen wanneer dat spel alleen gespeeld kan worden door de ontmenselijking van de Palestijnen. Geen manier om vrede te krijgen als de demonisering van de Palestijnen dag na dag in die hoofden wordt gehamerd. Die mensen die er van overtuigd zijn dat elke Palestijn verdacht is en dat elke Palestijn ‘de joden de zee in wil drijven’ zullen nooit vrede willen sluiten met de Palestijnen. En de meeste Israeli’s geloven diep in hun hart niet dat je Palestijnen kunt vertrouwen.
In het afgelopen decennium zijn de twee volken steeds verder van elkaar gescheiden. Een doorsnee jonge Israëli komt nooit een Palestijnse leeftijdgenoot tegen, behalve als hij dienst doet in het leger, en dan ook nog alleen als hij dienst doet in de bezette gebieden. En evenmin zal een doorsnee jonge Palestijn ooit nog een Israëli van zijn eigen leeftijd tegenkomen, behalve dan bij een checkpoint waar een soldaat zich druk staat te maken, of die midden in de nacht zijn woning binnenvalt, of in de gedaante van een kolonist die zijn land steelt en zijn fruitbomen in brand steekt.
Dus is de enige ontmoeting die nog voorkomt tussen de twee volken die van een bezetter, gewapend en gewelddadig, met die van de mensen die onder bezetting leven – die in hun wanhoop ook gewelddadig kunnen worden. De dagen dat Palestijnen werkten in Israël, en Israëli’s naar de markt gingen in Palestina zijn voorbij. Voorbij is ook de min of meer normale en nog een beetje gelijkwaardige relaties die nog mogelijk waren in de decennia toen die twee volken elkaar nog op dezelfde plek tegen konden komen. Het is onder deze omstandigheden buitengewoon eenvoudig om die twee volken tegen elkaar op te hitsen, ze beide angst aan te jagen voor de ander, en meer haat te kweken bovenop de haat die er al was. Ook dit is geheid een recept om vrede te voorkomen.
En zo ontstond er een nieuw Israëlisch verlangen: de wens om van die anderen verlost te worden, apartheid. ‘Zij daar en wij hier (en ook daar).’ Nog steeds wil de meerderheid van de Palestijnen co-existentie – een inschatting die ik durf te maken na tientallen jaren als verslaggever in de bezette gebieden gewerkt te hebben – maar dat worden er steeds minder. Tegelijk willen de Israeli’s vooral van de Palestijnen af, met een muur ertussen, maar zonder de prijs voor te willen betalenvoor een leefbare Palestijnse staat. De zogenaamde twee-staats oplossing is wijdverbreid geaccepteerd als idee, maar zonder een enkele bereidheid om dat idee in praktijk om te zetten. De meeste Israeli’s zijn er voor, maar nu even niet, en misschien ook maar liever niet hier. Ze zijn getraind om niet te geloven dat de Palestijnen vrede willen, ze denken dat er wel een Israëlische partner is voor vrede maar geen Palestijnse.
Helaas is de werkelijkheid bijna geheel omgekeerd. De Palestijnen krijgen geen kans om te bewijzen dat er met hen te praten valt, de Israëli’s zijn er van overtuigd dat zij de ware gesprekspartners zijn, niet die anderen. En zo begon er een proces waarin Israël voortdurend nieuwe voorwaarden eiste, obstakels opwierp, problemen bedacht en er weer een nieuwe mijlpaal werd bereikt in het afwijzen van de vrede. Eerst de eis dat de Palestijnen af zouden zien van geweld, toen de eis om een nieuwe leider (Yasser Arafat als struikelblok) en daarna werd Hamas genoemd als niet te nemen horde. En nu is het de weigering van de Palestijnen om Israël te erkennen als joodse staat. Israël gaat er van uit dat elke stap die zij nemen – van politieke massa-arrestaties tot het bouwen in bezet gebied – altijd rechtmatig is, maar elke Palestijnse actie wordt ‘unilateraal’ genoemd, eenzijdig en onrechtmatig.
Israël, het enige land ter wereld zonder vastgestelde grenzen is nog steeds niet bereid om zelfs maar een voorstel te doen voor een compromis wat de grenzen betreft. Nog steeds wordt bezet gebied gezien als terrein waar nog over te praten valt. Israël beseft niet dat de grenzen van 1967, de groene lijn, voor de Palestijnen al het ultieme compromis was, de niet te overschrijden limiet van een nog relatieve rechtvaardigheid (Palestina gaf daarmee driekwart van hun oorspronkelijke land op) maar voor de Israeli’s is het ‘zelfmoord’ om die grens te accepteren. En dat is waarom het handhaven van de status quo het enige echte doel is dat Israël nu voor ogen staat, waar alles mee valt of staat. Het probleem is alleen dat de bestaande situatie niet eeuwig zo kan blijven. Historisch gezien zijn er zelden volkeren geweest die bereid waren zonder verzet door te gaan met leven onder bezetting. En ook de internationale gemeenschap zal toch echt eens besluiten dat het zo niet langer kan, begeleid met strafmaatregelen. Waar de conclusie uit getrokken moet worden dat Israël’s doel uiteindelijk niet realistisch is.
Blind voor die realiteit gaat de meerderheid van de Israeli’s zoveel mogelijk door met leven alsof er niets aan de hand is. In hun ogen was de gehele wereld toch altijd al tegen ze, en de bezette gebieden die om de hoek liggen negeren ze zoveel mogelijk. Iedereen die iets durft te zeggen over de bezetting wordt meteen gebrandmerkt als een antisemiet, elke daad van verzet wordt opgevat als een existentiële bedreiging. Elke internationale veroordeling van de bezetting wordt meteen weggezet als middel om Israël te ‘delegitimiseren’, en als poging om het bestaansrecht van hun land te ontkennen. De zeven miljard mensen in deze wereld, waarvan de meesten tegen de bezetting zijn, hebben ongelijk, de zes miljoen Israëlische joden die in merendeel voor de bezetting zijn hebben vanzelfsprekend gelijk. Zo ziet de werkelijkheid er uit in de ogen van een doorsnee Israëli.
Tel daar de repressie bij op, de verhulling, hoe alle problemen onder het vloerkleed worden geveegd en je hebt nog een verklaring voor de afwijzing van vrede: waarom zou je je druk maken als het leven in Israël goed is, het rustig blijft en de werkelijkheid onzichtbaar is? De enige manier waarop de belegerde Gazastrook de mensen er nog aan kan herinneren dat ze bestaan is om raketten af te vuren, en de Westoever komt alleen op de agenda wanneer er weer bloed vloeit. Van de internationale meningen trekken de Israëli’s zich alleen maar wat aan als het gaat om boycot en sancties, die ogenblikkelijk een reactie oproepen waarbij Israël zich hult in slachtofferdom compleet met botte – en soms behoorlijk grove – historische beschuldigingen.
Dit is dus het treurige verhaal. Er schijnt geen straaltje licht in deze duisternis. De veranderingen zullen niet vanzelf komen, zeker niet uit de Israëlische samenleving zelf, zolang die samenleving zich blijft gedragen als ze nu doen. De Palestijnen hebben beslist meer dan eens fouten gemaakt, maar hun fouten hebben geen doorslaggevende betekenis. Zij hebben in wezen het recht aan hun kant, terwijl Israël aan de andere kant elke handhaving van internationaal recht afwijst. De Israeli’s kiezen voor bezetting, niet voor vrede.
Ik hoop ontzettend dat ik ongelijk heb.
Israel does not want peace
Rejectionism is embedded in Israel’s most primal beliefs. There, at the deepest level, lies the concept that this land is destined for the Jews alone.
By Gideon Levy
Israel does not want peace. There is nothing I have ever written that I would be happier to be proved wrong about. But the evidence is piling up. In fact, it can be said that Israel has never wanted peace – a just peace, that is, one based on a just compromise for both sides. It’s true that the routine greeting in Hebrew is Shalom (peace) – shalom when one leaves and shalom when one arrives. And, at the drop of a hat, almost every Israeli will say he wants peace, of course he does. But he’s not referring to the kind of peace that will bring about the justice without which there is no peace and there will be no peace. Israelis want peace, not justice, certainly not anything based on universal values. Thus, “Peace, peace, when there is no peace.” Not only is there no peace: In recent years, Israel has moved away from even the aspiration to make peace. It has despaired utterly of it. Peace has disappeared from the Israeli agenda, its place taken by the collective anxieties that are systematically implanted, and by personal, private matters that now take precedence over all else.
The Israeli longing for peace seemingly died about a decade ago, after the failure of the Camp David summit in 2000, the dissemination of the lie that there is no Palestinian partner for peace, and, of course, the horrific blood-soaked period of the second intifada. But the truth is that even before that, Israel never really wanted peace. Israel has never, not for a minute, treated the Palestinians as human beings with equal rights. It has never viewed their distress as understandable human and national distress.
The Israeli peace camp, too – if ever there was such a thing – also died a lingering death amid the harrowing scenes of the second intifada and the no-partner lie. All that remained were a handful of organizations that were as determined and devoted as they were ineffectual in the face of the delegitimization campaigns mounted against them. Israel, therefore, was left with its rejectionist stance.
The single most overwhelming item of evidence of Israel’s rejection of peace is, of course, the settlements project. From the dawn of its existence, there has never been a more reliable or more precise litmus test for Israel’s true intentions than this particular enterprise. In plain words: The builders of settlements want to consolidate the occupation, and those who want to consolidate the occupation do not want peace. That’s the whole story in a nutshell.
On the assumption that Israel’s decisions are rational, it is impossible to accept construction in the territories and the aspiration to peace as mutually coexisting. Every act of building in the settlements, every mobile home and every balcony, conveys rejection. If Israel had wanted to achieve peace through the Oslo Accords, it would at least have stopped the construction in the settlements at its own initiative. That this did not happen proves that Oslo was fraudulent, or at best the chronicle of a failure foretold. If Israel had wanted to achieve peace at Taba, at Camp David, at Sharm el-Sheikh, in Washington or in Jerusalem, its first move should have been to end all construction in the territories. Unconditionally. Without a quid pro quo. The fact that Israel did not is proof that it did not want a just peace.
But the settlements were only a touchstone of Israel’s intentions. Its rejectionism is embedded far more deeply – in its DNA, its bloodstream, its raison d’être, its most primal beliefs. There, at the deepest level, lies the concept that this land is destined for the Jews alone. There, at the deepest level, is entrenched the value of “am sgula” – God’s “treasured people” – and “God chose us.” In practice, this is translated to mean that, in this land, Jews are allowed to do what is forbidden to others. That is the point of departure, and there is no way to get from there to a just peace. There is no way to reach a just peace when the name of the game is the dehumanization of the Palestinians. No way to achieve peace when the demonization of the Palestinians is hammered into people’s heads day after day. Those who are convinced that every Palestinian is a suspicious person and that every Palestinian wants “to throw the Jews into the sea” will never make peace with the Palestinians. Most Israelis are convinced of the truth of both those statements.
In the past decade, the two peoples have been separated from each another. The average young Israeli will never meet his Palestinian peer, other than during his army service (and then only if he does his service in the territories). Nor will the average young Palestinian ever meet an Israeli his own age, other than the soldier who huffs and puffs at him at the checkpoint, or invades his home in the middle of the night, or in the person of the settler who usurps his land or torches his groves.
Consequently, the only encounter between the two people is between the occupiers, who are armed and violent, and the occupied, who are despairing and also turn to violence. Gone are the days when Palestinians worked in Israel and Israelis shopped in Palestine. Gone is the period of the half-normal and quarter-equal relations that existed for a few decades between the two peoples that share the same piece of territory. It is very easy, in this state of affairs, to incite and inflame the two peoples against one another, to spread fears and to instill new hatreds on top of those that already exist. This, too, is a sure recipe for non-peace.
So it was that a new Israeli yearning sprang up: the desire for separation: “They will be there and we will be here (and also there).” At a time when the majority of Palestinians – an assessment I allow myself to make after decades of covering the territories – still want coexistence, even if less and less, most Israelis want disengagement and separation, but without paying the price. The two-state vision has gained widespread adherence, but without any intention to implement it in practice. Most Israelis are in favor, but not now and maybe not even here. They have been trained to believe that there is no partner for peace – a Palestinian partner, that is – but that there is an Israeli partner.
Unfortunately, the truth is almost the reverse. The Palestinian non-partners no longer have any chance to prove that they are partners; the Israeli non-partners are convinced that they are interlocutors. So began the process in which Israeli conditions, obstacles and difficulties were heaped up, one more milestone in Israeli rejectionism. First came the demand for a cessation of terrorism; then the demand for a change of leadership (Yasser Arafat as a stumbling block); and after that Hamas became the hurdle. Now it’s the Palestinians’ refusal to recognize Israel as a Jewish state. Israel considers every step it takes – from mass political arrests to building in the territories – to be legitimate, whereas every Palestinian move is “unilateral.”
The only country on the planet with no borders is so far unwilling to delineate even the compromise borders it is ready to be satisfied with. Israel has not internalized the fact that, for the Palestinians, the borders of 1967 are the mother of all compromises, the red line of justice (or relative justice). For the Israelis, they are “suicide borders.” This is why the preservation of the status quo has become the true Israeli aim, the primary goal of Israeli policy, almost its be-all and end-all. The problem is that the existing situation cannot last forever. Historically, few nations have ever agreed to live under occupation without resistance. And the international community, too, is one day apt to utter a firm pronouncement on this state of affairs, with accompanying punitive measures. It follows that the Israeli goal is unrealistic.
Disconnected from reality, the majority of Israelis pursue their regular way of life. In their mind’s eye the world is always against them, and the areas of occupation on their doorstep are beyond their realm of interest. Anyone who dares criticize the occupation policy is branded an anti-Semite, every act of resistance is perceived as an existential threat. All international opposition to the occupation is read as the “delegitimizing” of Israel and as a provocation to the country’s very existence. The world’s seven billion people – most of whom are against the occupation – are wrong, and six million Israeli Jews – most of whom support the occupation – are right. That’s the reality in the eyes of the average Israeli.
Add to this the repression, the concealment and the obfuscation, and you have another explanation for the rejectionism: Why should anyone strive for peace as long as life in Israel is good, calm prevails and the reality is concealed? The only way the besieged Gaza Strip can remind people of its existence is by firing rockets, and the West Bank only gets onto the agenda these days when blood is shed there. Similarly, the viewpoint of the international community is only taken into account when it tries to impose boycotts and sanctions, which in their turn immediately generate a campaign of self-victimization studded with blunt – and at times also impertinent – historical accusations.
This, then, is the gloomy picture. It contains not a ray of hope. The change will not happen on its own, from within Israeli society, as long as that society continues to behave as it does. The Palestinians have made more than one mistake, but their mistakes are marginal. Basic justice is on their side, and basic rejectionism is the Israelis’ purview. The Israelis want occupation, not peace.
I only hope I am wrong.