(Erik Ader, in 2008, sprekend in Groningen)
Een analyse van oud-ambassadeur Erik Ader naar aanleiding van de laatste aanval op Gaza: ‘Het zou even tragisch zijn niet te begrijpen dat Palestijnse steun voor Hamas geen uitdrukking is van extreme religieuze opvattingen noch deel uitmaakt van een Islamistische samenzwering om de wereld te overheersen. Het moet gezien worden voor wat het is: een uitdrukking van gefrustreerde nationale aspiraties.’
Op 25 april 1948 regende twintig ton explosieven neer op Jaffa, zijn angstige bevolking op de vlucht drijvend. De meesten van hen belandden in Gaza. Deze terroristische daad, met het doel de stad te ontdoen van zijn Palestijnse bevolking, wordt verheerlijkt op de muren van een museum bij Jaffa, gewijd aan ‘de bevrijding’ van die stad.
Vandaag de dag, net als in 2008/9 en 2012, regenen er opnieuw explosieven neer op deze onfortuinlijke vluchtelingen en hun afstammelingen. Deze keer kunnen ze nergens meer heen. Ze worden gedood, gewond, getraumatiseerd en hun bezittingen en infrastructuur worden geruïneerd. Hun levens waren al miserabel door opsluiting en een verstikkende blokkade.
Israël heeft geen andere keus dan zijn burgers te verdedigen, zeker, maar er zijn verschillende manieren om dat te doen. Als de keus op militaire middelen valt dan is Israël gehouden aan internationale overeenkomsten die het gebruik van geweld aan banden leggen. Een daarvan is het principe van proportionaliteit. Israëls Dahiyeh-doctrine is gebaseerd op disproportionaliteit: de burgerbevolking zoveel pijn toebrengen dat die zich tegen het verzet zal gaan keren. Dat werkt niet en is immoreel. Een militaire oplossing voor dit conflict is er niet. Je kunt niet een hele bevolking onderwerpen met geweld, zoals het gewapende verzet in het getto van Warschau al aantoonde. De alternatieve benadering is een oplossing van het conflict door onderhandelingen met als uitkomst een duurzame vrede, gebaseerd op een minimum aan gerechtigheid en waardigheid voor de Palestijnen. We weten allemaal hoe zo’n oplossing eruit zou moeten zien. Israël heeft tot op heden zo’n oplossing gesaboteerd. Zelfs zijn meest trouwe bondgenoot, de VS, moest na het mislukken van de laatste onderhandelingsronde toegeven dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij Israël lag.
Is dat verrassend? Wie alle vredesprocessen heeft gevolgd kan niet anders concluderen dat Israël te kwader trouw handelde. Het ‘Camp David Kader voor Vrede’ van september 1978, dat uitmondde in het vredesverdrag tussen Israël en Egypte, bevatte ook tekst die de volledige terugtrekking van Israël uit de bezette Palestijnse gebieden binnen vijf jaar beloofde, dat wil zeggen op z’n laatst in 1983. Dat is niet gebeurd. Israëls vorig hoofd van de MID, Jehoshafat Harkabi, zei daarover: “Ik ben diep bezorgd over het ontwijkende gedrag van Israël in het nakomen van zijn verplichtingen in zijn eerste overeenkomst met een Arabische staat”.
Op de vredesconferentie van Madrid, die begon in oktober 1991, handelde Israël evenmin te goeder trouw. Shamir zei daarover, een paar dagen nadat hij de verkiezingen van juni 1992 had verloren, dat het hem speet dat hij er nu niet voor kon zorgen dat de nederzettingen verder zouden uitbreiden. “Ik zou de gesprekken over autonomie tien jaar lang hebben gerekt en ondertussen zouden we een half miljoen mensen in Judea en Samaria hebben bereikt.”
Rabin was de uitzondering. Hij kwam tot het inzicht dat een oplossing van het conflict door onderhandelingen onvermijdelijk was, dus werd hij vermoord in november 1994. Niet door een gestoorde enkeling maar door een representant van Israëls politiek compromisloze rechtervleugel die begreep dat Rabin een bedreiging vormde voor hun project van annexatie van de West Bank. Gelukkig voor hen kwam Likoed in 1996 weer aan de macht. Terwijl premier Netanyahoe over vrede onderhandelde in de VS in oktober 1998, spoorde minister Sharon via de radio de jeugd van Israël aan alle heuveltoppen in de bezette gebieden in te nemen.
Wie ooit de bezette gebieden bezocht, kon met eigen ogen zien dat terwijl Israël praatte over een twee staten oplossing, het er alles aan deed om dat onmogelijk te maken, met alsmaar meer nederzettingen en kolonisten. Barak’s ‘genereuze’ bod in Camp David in de zomer van 2000 was niet goed genoeg, maar het had de basis kunnen vormen voor een doorbraak naar een vreedzame oplossing van het conflict via verdere onderhandelingen.
Dat is de reden waarom Sharon het klimaat daarvoor verziekte met het uitlokken van de tweede Intifada in september 2000. Pogingen het geweld in te dammen en het vredesproces weer in ernst op de rails te krijgen via de zogenaamde ‘Road Map’ saboteerde hij met veertien amendementen. Toen Israël de kolonisten terugtrok uit Gaza in 2005 was dat met de bedoeling het vredesproces op formaldehyde te zetten, zoals zijn kabinetschef, Dov Weisglas, het formuleerde. En dat is waar het sindsdien staat. ‘Annapolis’ en Olmert’s Plan en Kerry kwamen en gingen en hebben daar geen iota aan veranderd. Het enige dat werd bereikt was meer tijd voor Israël om feiten op de grond te creëren. Shamir’s doelstelling van een half miljoen kolonisten is inmiddels meer dan gehaald.
Israëls agenda is duidelijk: uitvoering van het Allon-Plan van 1967. Dat wil zeggen: de annexatie van 60% van de West Bank met daarin zo weinig mogelijk Palestijnen en zoveel mogelijk natuurlijke hulpbronnen. De Palestijnen krijgen dan in de resterende 40% van het land een soort zelfbestuur in vier gescheiden gebieden. Niet meer dan Bantoestans, zoals Sharon dat noemde. Kortom: zeer beperkte soevereiniteit in 9% van het oorspronkelijke Mandaatgebied Palestina.
Terwijl het vredesproces gaande was, hield de Palestijnse Autoriteit de West Bank rustig. Gaza moest onder de duim worden gehouden met invallen en bombardementen, zo om de twee à drie jaar. Israël heeft tot op heden met succes het plan uitgevoerd. Op den duur zal het suïcidaal blijken te zijn. Zoals Zeev Maoz, voormalig hoofd van het academische programma van de Israëlische KMA droogjes opmerkte: “Het idee dat geweld anti-Israëlisch geweld aanwakkert, maakt geen deel uit van de discussies over strategie in Israël.”
Bij vele gelegenheden heeft Hamas te kennen gegeven bereid te zijn wapenstilstanden te sluiten, voor periodes oplopend tot vijftig jaar. In september 1997 toonde Hamas belangstelling voor een oplossing van het conflict via onderhandeling. Netanyahoe antwoordde met een aanslag op het leven van Khaled Meshal. Van de stichter van Hamas, sheik Ahmed Yassin, is bekend dat hij bereid was de staat Israël te accepteren in ruil voor een Palestijnse staat daarnevens. Een vorige chef van de Mossad, Efraim Halevi, acht Hamas een organisatie die woord houdt en die ook in staat is afspraken na te komen. Israël is nooit serieus op deze openingen ingegaan. Noch heeft het gereageerd op de vredesvoorstellen van de Arabische Liga in 2002, herhaald in 2007. Die behelzen vrede in ruil voor een beëindiging van de bezetting.
In 2006 is er een unieke gelegenheid verspild om het conflict op te lossen. Hamas nam deel aan de verkiezingen voor het Palestijnse parlement, al doende deelnemend aan het politieke en democratische proces en bereid de verantwoordelijkheden te dragen die daarbij horen. Het resultaat van deze vrije en eerlijke verkiezingen in Palestina waren Israël en het Kwartet onwelkom en de regering die op basis van deze uitslag werd gevormd zag zich geconfronteerd met drie voorwaarden. De VN-vertegenwoordiger, Alvaro de Soto, en Efraim Halevi noemden ze onnodig en onrealistisch. Alsof deze politieke banvloek nog niet genoeg was, hielp de VS-administratie uit die tijd met het versterken van Fatah’s sterke man Dahlan om Hamas in Gaza omver te werpen. Dat pakte verkeerd uit: Hamas doorzag het opzetje en verdreef Fatah in juni 2007 uit Gaza.
Kanwisher et al, drie onderzoekers verbonden aan Amerikaanse en Israelische topuniversiteiten, verdiepten zich in de vraag wie er verantwoordelijk was voor het weer oplaaien van geweld tussen Israël en de Palestijnen tussen september 2000 en oktober 2008. In 79% van de gevallen was het Israel, 8% was de schuld van de Palestijnen en 13% was een gedeelde verantwoordelijkheid. Getallen om in het achterhoofd te houden wanneer Netanyahoe praat over de noodzaak voor de Palestijnen het gebruik van geweld af te zweren, cq. ze te ontwapenen. Deze percentages passen naadloos in een algemeen patroon van Israëlische afwijzing van oplossingen voor het conflict zoals dat naar voren komt uit onderzoek van Maoz, en Amit en Levitt.
Israël startte een nieuwe geweldsronde met een inval in Gaza op 4 november 2008. Halevi vertelde het Israëlische kabinet in december 2008 dat Hamas bereid was Israël te erkennen in ruil voor een Palestijnse staat binnen de grenzen van 1967; de directeur van Shin Bet vertelde het kabinet toen dat Hamas een voortzetting van de bestaande wapenstilstand wenste. Israël koos voor geweld: de vreselijke ‘Operation Cast Lead’. Oud-president Jimmy Carter, die met Hamas had gesproken, noemde deze oorlog onnodig: hij had kunnen worden vermeden als Israël positief had gereageerd op Hamas’ redelijke voorwaarden.
In November 2012 doodde Israël de militaire kommandant van Hamas, Ahmed Jabari, terwijl hij nog bezig was de details van een wapenstilstandsovereenkomst met Israël door te nemen. Israëls onderhandelaar, Gershon Baskin, noemde dat: “…een preventieve aanval op de mogelijkheid van een langdurige wapenstilstand en een zware slag voor de weinige meer gematigde aanhangers van Hamas.” Deze oorlogen waren kennelijk niet onnodig voor zover het Israël aanging: zij waren nodig om de territoriale concessies te voorkomen die het gevolg zouden zijn van vrede.
Na het mislukken van het initiatief van Kerry, met dank aan Netanyahoe, creëerden de Palestijnen in april jl. een nieuwe regering van nationale eenheid. Deze regering, onder President Abbas en bestaande uit alleen maar technocraten, was bereid de Kwartet-voorwaarden te accepteren. In plaats van deze ontwikkeling te verwelkomen wees Netanyahoe die af en confronteerde het nieuwe kabinet met obstakels. Toen daarna twee individuen drie Joodse tieners ontvoerden en vermoordden, gaf Israël Hamas de schuld en gebruikte het als voorwendsel om op de West Bank te keer te gaan – nachtelijke invallen in 1500 huizen en de arrestatie van 570 mensen – en om Hamas daar aan te vallen.
De Palestijnen leven in een steeds kleiner wordend gebied, onder verslechterende economische en sociale omstandigheden, onder de voortdurende, straffeloze aanvallen door kolonisten en het Israëlische leger, die gevangen nemen en doden, bezit vernielen en natuurlijke hulpbronnen stelen, terwijl de rest van de wereld tandeloze vermaningen mompelt. Er is geen eind in zicht aan hun lijden, er is niets dat de vlam van hun hoop brandende houdt. Opperste wanhoop is de bron waaruit het Palestijnse terrorisme voortkomt. Nurit Peled, de moeder van een slachtoffer van een Palestijnse zelfmoordterrorist begreep dat toen zij Benjamin Netanyahoe verbaal te lijf ging met de woorden: “Israel kweekt terrorisme… zij offeren zichzelf op omdat wij hun levens waardeloos hebben gemaakt in hun eigen ogen.”
Vijftig jaar geleden maakte het westen de tragische vergissing niet te begrijpen dat voor de Vietnamezen communisme slechts een ideologie was voor hun nationale bevrijding en niet een onderdeel van een grote communistische strategie gericht op wereldoverheersing. Het zou even tragisch zijn niet te begrijpen dat Palestijnse steun voor Hamas geen uitdrukking is van extreme religieuze opvattingen noch deel uitmaakt van een Islamistische samenzwering om de wereld te overheersen. Het moet gezien worden voor wat het is: een uitdrukking van gefrustreerde nationale aspiraties.
Israël distantieerde zich nooit van de terroristische daden die het beging in het proces van het creëren van de Staat en daarna. De meest prominente daders werden presidenten en premiers. Albert Einstein en andere Joods Amerikaanse leiders, noemden hen in 1948 fascisten, met goede redenen. Netanyahoe is een kind van deze politieke traditie. De veroordeling van Palestijns terrorisme uit zijn mond klinkt hol en onoprecht zolang hij, zijn partij en zijn coalitiepartners zich niet onvoorwaardelijk hebben gedistantieerd van de daden van de grondvesters van Israël, in plaats van ze te verheerlijken, en zolang zij de Dahiyeh-doctrine aanhangen die is gebaseerd op de principes van terrorisme. Israël wil geen vrede, gebaseerd op een minimum aan gerechtigheid, Israël wenst onderwerping. Het zal slechts leiden tot verdere radicalisering in Palestina en uiteindelijk tot Israëls ondergang.
De ouders van Erik Ader kregen van Israël de Yad Vashem-onderscheiding voor het redden van meer dan 200 joodse landgenoten tijdens de Duitse bezetting. Velen van hen en hun nakomelingen leven in Israël. De vader van Erik betaalde voor het verzetswerk met zijn leven. Erik Ader was ambassadeur voor Nederland in Beiroet, Hanoi en Oslo. Door de jaren heen maakte hij vele reizen naar Israël en de Bezette Gebieden, en naar Gaza, dat hij in mei van dit jaar nog bezocht.
Erik Ader, augustus 2014