Afscheid van Hajo

HajoDenHaag

Gisteren was het zo vol in de aula van het Westerveld crematorium waar we afscheid namen van Hajo Meyer, dat er mensen moesten staan. Het gebeurt niet vaak dat iemand van negentig zoveel mensen aan zich heeft weten te binden, en ook nog eens zo divers. Mensen van Philips, van zijn leven met de muziek, onderduikvrienden, familie, activisten, joden en Palestijnen kwamen hem een laatste groet brengen. Hajo is vertrokken, maar niet echt. Zijn woorden blijven, de herinneringen die we aan die dwarse man hebben blijven, en het waren meerdere mensen die in de toespraken memoreerden hoe Hajo in staat was om aan de ene kant zo te polariseren door zijn radicale meningen, en tegelijkertijd zoveel mensen voor hem in te nemen. Die ‘stuiterende kabouter’ zoals hij liefdevol door een familielid werd genoemd, was authentiek, op het naïeve en tactloze af eerlijk, waarmee hij naast vijanden vooral heel veel vrienden heeft gemaakt.

Zijn vrouw Chris vertelde ontroerend over hun grote liefde die twintig jaar mocht duren, over hun gedeelde liefde voor de muziek en de Duitse poëzie. Hajo was al zeventig toen hun vriendschap liefde werd en ze voor elkaar kozen. Chris las na een paar Duitse gedichten ook dit versje voor.

Op een eendagsvlieg

‘Ach,’ sprak een eendagsvlieg te Doorn,
‘hoe heerlijk is het ochtendgloren
en hoe verrukkelijk het uur
waarop het laaiend zonnevuur
verstild ter kimme wordt gedreven!
Men moest twee dagen kunnen leven.’

Kees Stip
In: Het grote beestenfeest, 1988.

Vind ik leuk