De activisten die zich inzetten voor de vervanging van de blackface karikatuur genaamd Zwarte Piet uit het Sinterklaasfeest krijgen het wel voor hun kiezen: Anousha Nzume, Quinsy Gario en witte bondgenote Sunny Bergman worden bedolven onder haatmail. Een paar reacties uit de duizenden:
Ik voel me een slaaf van de Gario;s van deze wereld. Ik ben namelijk, onder dwang, verplicht om belasting te betalen aan dit soort subsidiehoeren, tegen mijn wil.Tevens dringt hij mij zijn mening op over iets waar ik het totaal niet met hem eens ben. Hij is een buitenstaander van de Nederlandse maatschappij en cultuur, maar toch mag hij voor 99% van de bevolking bepalen wat goed voor ze is.
Als je dat Surinaamse wijf hoort zou je zelf racist worden!!! hoe ze over witte mensen spreekt en dat woont in NEDERLAND!!! ENKELE REIS OPROTTE NAAR PARAMARIBO!!
Je BENT toch een NSBhoer….walgelijk kutwijf…je lekker laten palen door die achterlijke hersenloze nikkerruksnikkel van Gario….Sinterklaasfeest wordt dankzij een klein groepje bruine strontvliegen een slagveld. Bedankt. En Gario krijgt binnenkort een pot paarse verf over zijn nikkerkop getrokken.?
Dit zijn maar enkele stijlbloempjes uit de aanhoudende modderstroom die op gang is gekomen nadat de actie om Zwarte Piet te vervangen en van het Sinterklaasfeest een kinderfeest te maken waar alle kinderen plezier in kunnen hebben breed de aandacht van de media heeft getrokken, en een fors deel van wit Nederland reageerde met een zelden vertoond eendrachtige afweerreactie: twee miljoen Nederlanders tekenden de ‘Pietitie’. Voor wie nog dacht dat het met het racisme tegen Afro-Nederlanders wel meeviel werd toen duidelijk hoe diep de gedachte nog steeds leeft dat iedereen die bruin is eigenlijk geen echte Nederlander is. Ik dacht oprecht dat het racistisch gif was verplaatst naar de Nederlandse moslims, en dat Surinamers en Antillianen sinds Gullit er wel bij hoorden, zoals ook eens de joden zijn ontslagen van hun minderheidsstatus en sindsdien niet meer gezien worden als een ander ‘ras’ maar als wit. We merken nu dat ook het racisme dat grotendeels uitgedoofd leek maar een aanleiding nodig heeft om weer in alle hevigheid op te vlammen.
De meeste van de reacties zoals die hierboven zijn geciteerd zijn anoniem. Via het internet durven die lui wel. Een paar zaken zijn wel duidelijk: uit het feit dat er meestal abominabel gespeld wordt valt op te maken dat het meestal niet om hoogopgeleide mensen gaat. Ook is het aan de al of niet gefingeerde namen te zien dat het merendeel bestaat uit mannen. De rancune en verongelijktheid druipt er af. Die rancune breidt zich makkelijk uit naar alles wat links of ‘grachtengordelelite’ is, naar iedereen die geldt als ‘multicultiaanhanger’, en gaat bovendien vaak vergezeld van homohaat en seksisme. Geheel klassiek moet blonde Sunny het ontgelden als witte vrouw die zich -nemen ze aan – ‘laat palen door een nikkersnikkel’. Kennelijk roept een witte vrouw die zich opstelt als bondgenote tegen racisme een ander klassiek gevoel op: de oude angst en woede van witte mannen dat witte vrouwen zo’n exoot misschien interessanter vindt dan hen. ‘Die zwarten pakken ‘onze’ vrouwen af’ is een klassiek racistisch thema, evenals het bange vermoeden dat die zwarte mannen het misschien beter kunnen dan witte. Grotere snikkels, hebben ze horen zeggen. (In de tijd dat ik het moest ontgelden als ‘hamashoer’ is het mij ook opgevallen hoe vaak ik verrot werd gescholden omdat ik het deed met zo’n Arabier).
De rancune wordt ook zichtbaar in de omdraaiing, nee, wij witte mannen zijn de slachtoffers, die zwarten zijn de racisten. Degenen die bestaande discriminatie en uitsluiting aan willen pakken zijn er nu de schuld van dat het in Nederland ‘gedaan is met de tollerantie – en zegenvierd apartheid weerom!’ Als zij vervolgens gediscrimineerd worden hebben ze dat aan zichzelf te danken.
Ik heb het in dit stuk vooral over witte mannen. Daarmee zeg ik niet dat er geen authentiek racisme voorkomt onder vrouwen (ik verwacht ook dat er nu witte vrouwen langskomen die de aangevallen witte mannen gaan verdedigen). Ik neem wel waar dat diegenen die het nodig vinden om hun mening in het openbaar te ventileren voornamelijk mannen zijn. Waar de vrouwen die reageren het vaker hebben over hun kinderen van wie het feest wordt ‘afgepakt’, lijken de mannen veel vaker echt persoonlijk gekrenkt en beledigd te zijn, en vervallen ze vaker in begeleidend seksisme en homohaat.
Ik had om dit verschijnsel te begrijpen veel aan het boek van Michael Kimmel, Angry White Men, die onderzoekt waar de razernij vandaan komt die veel Amerikaanse mannen lijkt te bevangen – goddank pakt niet elke van die kwaaie mannen een geweer en schiet een willekeurige klas kinderen aan flarden, maar in minder gevaarlijke uitingen kom je het veel tegen: jonge mannen die rancuneus zijn omdat ze niet krijgen wat ze denken dat hen als blanke man toekomt. Vanuit hun verleden hebben ze Amerikaanse mythe meegekregen dat je er wel komt als je maar hard werkt, dat je dan een huis kunt kopen, een leuke vriendin krijgt, een aardig gezin kunt stichten. En in die mythe zit de klad: het eerlijke handarbeid verdwijnt, vrouwen emanciperen en verdienen hun eigen geld en hebben niet altijd zin in een op de bank zittende loser, en je om laten scholen voor een baan in de dienstensector is niet mannelijk. En dan komt er ook nog zo’n neger die denkt dat hij president kan worden.
De reden waarom vrouwen die het met de crisis ook niet makkelijk hebben veel minder snel in rancune en razernij vervallen, is dat die nog maar aan het begin van hun emancipatie staan: ze hebben niet het gevoel dat ze iets verliezen dat hen toekomt. Ze hebben veel minder kunnen delen in ‘male white privilege’. De problemen zijn er niet minder door, maar het gevoel van verlies is niet zo groot en niet zo krenkend. Wat je met Kimmel waar kunt nemen is dat het er maar van afhangt welk extern object er wordt gekozen waar de gekrenkte mannen zich op af reageren. Op de vrouwen die ze niet krijgen kunnen, op zwarten die in hun ogen de banen inpikken die zij hadden moeten hebben. En dat zie ik ook gebeuren in Nederland: het haatobject kan vandaag moslims zijn en morgen ‘negers’. Moslims krijgen veel te veel aandacht, en worden ‘gepamperd’, zwarten denken dat ze hier de baas zijn en dat ze ‘onze’ cultuur mogen afbreken, en dan heb je ook nog van die blonde wijven die jou niet moeten en die overlopen naar de andere kant en zich door zo’n aap laten palen.
Het wordt er niet frisser van als we proberen te begrijpen wat de onderliggende onzekerheid is, dat gevoel van verlies, dat maakt dat er gehele witte volksstammen zijn die zich opwinden over het mogelijke verlies van de zwarte schmink op het gezicht van Piet, maar het zou kunnen helpen als we inzien dat de rancune de uiting is van een diepe, niet begrepen en niet erkende krenking.
Merijn Oudenampsen zette onlangs een verhelderende analyse over de explosiviteit van het ZP gebeuren op het net (hier). Hij heeft het over het etnocentrisme – dat niet meer alleen van onderop komt, maar ook van bovenaf in het integratiedebat is uitgedragen door de politiek. Het resultaat is een subtiel, veelal onbewust en vrij onzichtbaar type racisme, dat evengoed van boven als van onder komt. Als er grenzen worden overschreden en de etnocentristische rangorde wordt aangetast – zoals rond het Zwarte Piet debat gebeurt – dan kan het etnocentrisme zich verharden tot de klassieke, expliciete vormen van racisme. Dat etnocentrisme gaat er van uit dat minderheden op zich in Nederland mogen verblijven, we zijn ’tollerant’, maar tot in het oneindige een status aparte houden, ze blijven gast. Ze moeten dankbaar zijn voor ‘onze’ gastvrijheid. In deze etnocentristische rangorde is het de dominante blanke groep die mag beoordelen of minderheden wel de juiste aanpassing vertonen. Dat de leden van de minderheid zelf recht van spreken hebben, als Nederlands staatsburger, over de heersende cultuur, zit niet in de etnocentrische afspraak. En dat de gekrenktheid als de hiërarchie wordt aangetast geen genetische eigenschap is van het witte mannendom – je kunt er van af – blijkt uit Oudenampsen die man is en wit.
Als verschijnsel herkende ik dit meteen vanuit de vroege dagen van de Tweede Golf feminisme. Toen begonnen vrouwen te rammelen aan de bestaande gender-orde die tot op dat moment door beide seksen als ‘natuurlijk’ werd gezien. Vrouwen rukten op in de mannenberoepen, eisten gelijkwaardigheid op in het publieke domein, en om het nog erger te maken verwachtten ze ook nog dat mannen zich zouden vernederden door meer huishoudelijk werk en de zorg voor de kinderen thuis te gaan doen. Als feministe dacht ik nog naïef dat het heel redelijk was wat we wilden: namelijk eerlijk delen. Geen moment hield ik rekening met de explosieve afweerreactie die we meemaakten: de stereotypen die toen ontstonden komen we tot op de dag van vandaag nog tegen: feministes waren gefrustreerde, mannenhatende, castrerende, egoïstische, lesbische, lelijke bitches.
De historische les: de gender-hierarchie werd pas zichtbaar toen we die doorbraken. Pas toen werd werkelijk duidelijk waar ‘male privilege’ uit bestond. Hetzelfde gebeurt nu met ‘white privilege’, en vaak ook nog in combi.
Daar dacht ik aan omdat voor mij de laatste tijd nog een ander fenomeen zichtbaar wordt. De afweer tegen de dreigende verdwijning van Zwarte Piet komt niet alleen van mannen die niet goed kunnen spellen. Die komt ook tevoorschijn bij witte mannen die allesbehalve losers zijn. Het heeft mij persoonlijk geschokt dat ik onder mannen die ik misschien niet als vrienden maar wel als kennissen beschouw, mannen die hebben doorgeleerd, die een respectabele positie innemen en die ik zie als progressief, soms net zo’n schokbetonnen bord voor hun kop hebben als die schreeuwers uit de onderwereld van het internet. Zij het dat hun afweer meestal subtieler wordt verwoord, met minder taalfouten. Ik zal geen namen noemen over de uitingen die mij bereikten via email en facebook, geen ‘shaming en blaming’, maar toen ik het aan vriendinnen vertelde viel hen de bek open.
Neem deze:
Ik zie ook steeds dat Anja Meulenbelt zich hier (over Zwarte Piet dus) jammer genoeg erg druk over maakt. Ik was begin dit jaar op een demonstratie tegen racisme waar de ene na de andere spreker en spreekster zich tot mijn verrassing en lachlust tegen ZP keerde. Ik dacht eerst even: dit is het cabaretgedeelte, maar het was serieus. Ik vergelijk het met degenen onder en rondom joden die altijd, overal en nergens antisemitisme ontwaren. Het doet me ook denken aan de meest agressieve tendensen binnen de 2de feministische golf. Het is typisch slachtofferisme, dat een soevereine en geëmancipeerde levenshouding blokkeert. Er zullen best trauma’s en wonden van de geschiedenis zijn (die heb ik ook in mijn leventje) maar die hoop ik anders opgelost te hebben.
Kortom: witte man bepaalt waar zwarte mensen zich druk over mogen maken (en neemt het feminisme gelijk even mee). Witte man heeft zijn trauma’s anders opgelost en maakt er geen slachtofferisme van, witte man is soeverein, witte man staat model. Vindt witte man.
Ik zou me hier niet zo druk over maken wanneer het a. geen mannen waren die ik op hun terrein hoog acht, en b. wanneer het er maar een of twee waren. Ik zal niet verder citeren uit eigen praktijk, maar in de openbaarheid van het internet komen we ook heren tegen (ook hier zijn het voor het merendeel witte mannen, ik kan er niets aan doen) die ons komen vertellen waarom die Zwarte Piet bestrijders niet alleen vreselijk ongelijk hebben, maar het zelf zijn die racisme veroorzaken.
Paar voorbeelden: Jan Jaap de Ruiter, op The post online, met kennelijke instemming overgenomen door Nieuw Wij ( jawel, het ‘nieuwe wij’!), beweert dat de anti-Zwarte Pietlobby ‘streeft naar een dramatische verandering van de Nederlandse cultuur’ en daarbij vergeet dat de slavernij al 150 jaar geleden is afgeschaft. Maar het lafste van de lobbyisten is volgens De Ruiter dat ze zich richten op een kinderfeest. En als de lobbyisten iets voor elkaar hebben gekregen is dat ze zichzelf geheel onmogelijk hebben gemaakt en de afkeer van alles wat naar multiculturaliteit zweemt alleen maar groter hebben gemaakt (Zie hier).
Of René Cuperus, in de Volkskrant: ‘het is heel ongemakkelijk als ongeveer het meest oer-Hollandse wat er is, het Sinterklaasfeest, opeens als racistisch festijn in de beklaagdenbank terecht komt.’ En waar moet dat heen, als minderheden denken zelf te mogen bepalen wat ze als racistisch ervaren? Dan krijg je straks nog moslimmigranten die de Amsterdamse Gay Pride willen afschaffen. In welke mate moeten nieuwkomers de tradities en gewoontes van de gevestigde minderheidscultuur respecteren? Nou, volgens Cuperus zijn het de tegenstanders van Zwarte Piet die het kinderfeest nu besmeurd, en dan is de lol er snel af. (Hier)
Moeten we de bovenstaande teksten nog uiteenrafelen op wat er eigenlijk wordt beweerd? Dat het de zwarte minderheid is die het Sinterklaasfeest ‘besmeurt’ als ze willen dat de zwarte karikatuur – die in vrijwel geen enkel ander land nog getolereerd wordt – wordt veranderd met Pieten waar alle kinderen blij mee kunnen zijn? Komen De Ruiter en Cuperus echt niet op het idee dat onze onschuldige kinderen niet allemaal wit zijn, en dat het een van de belangrijke motieven van zwarte ouders is dat ze hun eigen kinderen ook willen beschermen? En hoe komt het dat geleerde heren meteen dramatisch beginnen te roepen over deze gigantische aantasting van de Nederlandse cultuur? Hebben we niet eens ook het palingtrekken, kielhalen en zelfs de zak en de roe van Sint naar het verleden verbannen, zonder daar een traan om te laten? Of gaat het er alleen maar om dat zwarte Nederlanders minder recht hebben om te beslissen wat nog past in ‘onze’ cultuur?
Ik vermoed het laatste. Ik geloof namelijk niet dat het de bovenstaande mannen echt veel kan schelen of de Pieten groen of zwart zijn. Het gaat er hier om wie er de baas is. Het gaat hier om de ongeschreven etnocentrische wet dat witten dominant zijn en dominant moeten blijven.
Lees ‘How can white Americans be free?’ van Kartina Richardson (hier). Zij heeft het over de eeuwenoude indoctrinatie in de VS waardoor de blanken denken ‘gewoon’ zijn, en de zwarten benoemen als degenen die afwijken. Zwarten hebben een ras. Blanken niet. Blanken zijn de norm. Ze zien zichzelf niet als groep (tot ze denken te worden aangevallen) ze zien zichzelf als individuen. Zwarten zijn een minderheid, die zich moet emanciperen, die zich moet aanpassen, die moeten integreren, die moeten zich nog bewijzen. Blanken hoeven niks, die zijn er al. Zo heb je kunst en zwarte kunst. Net zoals je literatuur hebt en vrouwenliteratuur. Zwarten (en vrouwen) zijn subjectief. Witte mannen niet, die staan boven het systeem, die kunnen objectief en onpartijdig bepalen of die zwarten (en die vrouwen) wel voldoende aangepast, geïntegreerd, geëmancipeerd zijn en ook nog hoe ze dat moeten doen. Geen moment komt het bij de witte mannen die ik hierboven citeerde op dat zij misschien niet de enige zijn met normen. Ze hebben al helemaal niet door hoe vanzelfsprekend superieur ze zich opstellen.
Zoals Oudenampsen stelde: hoe de onafgesproken hiërarchie er uit ziet merk je pas op het moment dat die wordt aangetast. Door zwarten of door vrouwen die hun plaats niet kennen. Hoe groter de afweerreactie, hou duidelijker wordt hoe die onverdiende dominantie binnen die hierarchie er uit ziet. Wanneer ik op een van die bekende reacties op het internet antwoord met ‘alweer een witte man die beslist wat racisme is’, kan ik rekenen op een furieuze uitbarsting. Hoe durf ik een witte man aan te spreken als witte man? Alsof zij deel van een etnische groep zijn? Een witte man aanspreken als witte man is racistisch! – krijg ik te horen. Is het niet het privilege van de dominante groep om anderen aan te spreken als groep? Is het niet het privilege van de gevestigden, van de mensen ‘zonder etniciteit’ en ‘zonder kleur’, om te mogen spreken namens het land, namens het volk, namens de burgers van Nederland, en te beslissen wat die (veelal hier geboren) nieuwkomers mogen vinden en willen? Wat denken die (zwarte) gasten wel?
Dit is het werkelijke drama, niet alleen de razernij van de mannen onderaan de maatschappelijke ladder die het gevoel hebben niet te krijgen wat hen toekomt, en die nu nog meer in moeten leveren, maar ook dat de mannen bovenaan die ladder die zichzelf graag zien als ontwikkeld en progressief, er grote moeite mee hebben dat hun witte en mannelijke privileges op de tocht komen te staan. Zij hebben niet langer het alleenrecht om te oordelen over ‘de ander’, de geschiedenis oordeelt ook over hen. Ze zijn, moreel gezien, niet langer vanzelfsprekend de baas en de maat van alle dingen.