Het leek wel alsof het team van Oecumenische Basisgemeente De Duif even met de mensen van het Marxisme Festival had overlegd om de thema’s te stroomlijnen. Ik spijbelde van het festival om naar de kerk te gaan, waar vriend Jan Andreae voorganger was, met Hedy d’Ancona als gastvoorganger. Het thema was: We hebben verontwaardiging nodig. Aan Hedy d’Ancona, die niet zoveel heeft met God maar wel met verontwaardiging en de belofte om voor elkaar op te komen, wel besteed.
We zongen:
Er schreeuwt een mens, onrecht,
de schreeuw van de hongersnood.
Er werd op hoog gezag besloten:
een deel der mensheid hoeft geen brood.
Opdat wie rijk is rijk kan blijven leven –
wie heeft, hem wordt gegeven, onrecht,
en de rest mag dood.
(Tekst Huub Oosterhuis, naar Lucas 22)
En dit was wat Hedy d’Ancona ons mee gaf als overweging.
We komen voor elkaar op. Beknopter kun je de essentie van de democratische samenleving niet weergeven. Blijf af van onze rot-joden, van onze rot-Marokkanen. Touche pas mon pôte – die succesvolle actie tegen discriminatie in Frankrijk, met dat handje op je revers.
Dat is de essentie, het ideaal ook en daarom vaak onbereikbaar gebleken. In een ingezonden brief in het Parool van vorige week schrijft rabbijn Clary Rooda: “Op de website van de NS staat informatie over de Dodenherdenking. Het spoorwegbedrijf meldt dat de treinen op 4 mei om acht uur twee minuten stilstaan en dat het personeel het fakkelspeldje draagt als symbool van herdenken en vieren. Ook herdenkt het bedrijf de 477 medewerkers die tijdens de Tweede Wereldoorlog bij het uitoefenen van hun werk om het leven zijn gekomen. Maar de NS rept met geen woord, schrijft Clary Roorda, over de 102.000 Joden die dankzij de medewerkers van de NS naar Westerbork werden vervoerd en verder ‘op transport’ naar het oosten. De slotzin van haar brief luidt: dit ogenschijnlijk positieve initiatief van de NS is een gemiste kans om recht te doen aan de Joden, Sinti en Roma die destijds door hen zijn weggevoerd.
We komen voor elkaar op en hebben dat zelfs vastgelegd in de wereldomspannende regels zoals de Universele Verklaring over de rechten van de mens. Uit recent onderzoek door de Utrechtse Universiteit, in opdracht van het 4 en 5 mei comité, blijkt dat. Nederlanders steunen in grote meerderheid die universele mensenrechten – zolang het maar niet gaat om concrete voorbeelden. Zo zegt 79% dat mensen in ons land recht hebben op basis-behoeften zoals eten, een dak boven je hoofd en gezondheidszorg zoals je dat behoeft. Maar als het om asielzoekers gaat zakt dat percentage tot onder de 50. Discriminatie wordt door 65% veroordeeld maar er is begrip voor bepaalde situaties waarin ongelijke behandeling plaatsvindt. Vrijheid van meningsuiting, nòg zo’n universeel recht waar 100% van de ondervraagden achterstaat. Maar slechts 25% vindt dat die vrijheid ook voor moslims geldt.
We komen voor elkaar op, niet alleen als ‘ons soort mensen’ onrechtvaardig worden behandeld, maar omdat onze verontwaardiging wordt gewekt door onrecht dat anderen treft. Verontwaardiging die je voelt omdat je het vermogen hebt je in die anderen te verplaatsen.
Je hoefde niet in Zuid Afrika te zijn geweest om de apartheid te veroordelen. Ik was zelf allerminst een onderdrukte huisvrouw, die ongewild kinderen had gebaard en veel minder onderwijs had genoten dan de jongens om me heen, toen ik met Joke Smit de zogenaamde Tweede Feministische Golf uitrolde. Juist als je zelf dat toen typisch vrouwelijke lot was ontsprongen, voelde je de noodzaak om die achterstelling aan de kaak te stellen.
Ik kwam als actievoerster in de politiek, een loopbaan die ik niet ambieerde, maar die ik twintig jaar met passie heb bedreven. Niet omdat ik dagelijks mijn verontwaardiging kon omzetten in daarop toegesneden daden. Maar er waren momenten die ik blijvend koester, omdat ze zo naadloos aansloten op enkele van de strijdpunten die ik jarenlang – samen met anderen – had uitgedragen.
De dag dat ik als minister, samen met mijn collega en vriendin Ien Dales de toen Gelijke Behandelingswet kon verdedigen was zo’n moment. Of – als Europarlementariër, de dag waarop de Commissie, Raad en Parlement een zogenaamde plechtige verklaring ondertekenden om als Verenigd Europa, iedere vorm van racisme, neofascisme of antisemitisme te bestrijden.
Maar plechtige verklaringen, wetten of verdragen; ze voorkomen niet dat we continue worden geconfronteerd met gruwelijk onrecht. Elders in de wereld, maar ook hier. Dat onze regering zich afgelopen week in Brussel terughoudend opstelde ten aanzien van het voorstel over de lidstaten te verdelen is onbegrijpelijk. Dat mensen zonde papieren – op voorstel van onze regering – de straat op worden gestuurd is in strijd met de internationale afspraken, evenals het terugsturen – de zee op – van vluchtelingen zoals onder meer de regeringen van Indonesië en Thailand doen.
Dat een groot deel van mijn familie tot de 102.000 mensen behoorden die uit Westerbork vertrokken om ergens in het oosten vermoord te worden, heeft mijn vermogen om me in het lijden van de ander te verplaatsen ongetwijfeld aangewakkerd, me aangespoord om verontwaardigd te zijn. Ook waar het gaat om de bezetting van Palestina, de schaamteloze bouw van illegale nederzettingen in dat gebied. Als actievoerder en bestuurslid van Een Ander Joods Geluid verzet ik me tegen die Israëlische politiek. Helpt dat? Het helpt mij! Het helpt ons! Het bevrijdt ons van totale machteloosheid bij het aanschouwen van onrecht en wreedheid. Via verontwaardiging manifesteren we dat we voor elkaar opkomen. En dát is het begin van verandering.
En zo kon ik gezegend en gesticht terug naar het festival.