(Met update en minder fouten)
We waren in Cordoba, mijn medecursisten van de Critical Muslim Studies en ik. Uiteraard gingen we naar de Mezquita, de beroemde moskee, eens na die in Mekka de grootste ter wereld. In 1492 werden de joden en de moslims in Al-Andalus tot ongewenste personen verklaard. Ze mochten kiezen, wegwezen, zich bekeren tot het christendom of de dood. Ook werd er plompverloren midden in de moskee een kathedraal gebouwd. Jezus aan het kruis, tussen de moorse bogen. Als om te laten zien wie er nu de baas was werd de minaret omgebouwd tot een kerketoren.
En vijf eeuwen later heerst hetzelfde koloniale denken nog steeds. Onze islamitische gids Abubakr Sanhaji mag zijn verhaal niet in de moskee/kathedraal houden, dat mogen alleen de erkende christelijke gidsen. Ook mogen moslims er niet bidden. Een van onze vrouwen die even op de grond gaat zitten moet weer opstaan, want straks gaat ze vast ook nog bidden en onze vriend Badr die vanwege de hitte een doek om zijn hoofd heeft gedaan moet die afdoen. Dat ze maar weten dat ze te gast zijn.
Dat koloniale denken, kolonialiteit, is bepaald nog niet voorbij, ook niet nu behalve Israël alle koloniale projecten formeel zijn afgelopen. Dat is een van de thema’s van onze zomerschool van de Critical Muslim Studies. Over islamitische bevrijdingstheologie – theologie in dienst van de onderworpenen. Over dekolonisatie ook van ons denken. Over het provincialisme van de westerse kennis. Over zelfkritiek binnen de islam. We hebben het over Edward Said, Frantz Fanon, Aimé Césaire, Marc Ellis. Filosofie, theologie, geschiedenis en maatschappijkritiek mengen zich met elkaar. Onze leraren komen uit Pakistan, Zuid Afrika, Puerto Rico, Libanon, Algerije, Argentinië, Palestina, Suriname, allemaal ook met één been in de westerse academische wereld of in het actiewezen in de VS of Europa, maar met het belangrijke deel van hun identiteit onderdeel van’the global South’,en daardoor allemaal kijkend met een dubbele blik: in hun ogen is de westerse overheersende cultuur bepaald niet superieur, al willen wij (ex)kolonialen dat nog steeds graag denken.
De plek waar deze cursus al voor de zesde keer plaatsvindt is relevant: Granada, de laatste islamitische stad in Al-Andalus die de sleutels over moest dragen aan de nieuwe christelijke heersers, is de laatste plek waar de rijkdom van acht eeuwen islamitische cultuur nog zichtbaar was tot het werd weggevaagd, en de ‘nieuwe wereld’ ontstond zoals we die nu kennen, een wereld waarin kolonialisme begon, de voorwaarde om het kapitalisme te laten bloeien, dat gebaseerd is op inheemse en uitheemse uitbuiting. Nog steeds. Een wereld die nu zwaar in de problemen is, hoewel we het in ons beperkte westerse denken nog steeds erg moeilijk hebben om te begrijpen waarom.
Ik zou een reeks van artikelen op kunnen hangen aan deze twee intense weken. We kregen drie of vier lezingen per dag van formidabele denkers. Sommigen van hen als Tariq Ramadan en Farid Esack ook in Nederland bekend, maar de meesten waren voor mij niet meer dan namen. Ik beperk me tot één verhaal om een idee te geven, wegens tijdgebrek. Met al het materiaal dat ik mee heb genomen, en alle titels van boeken en artikelen die ik nog wil lezen, heb ik nog een jaar studie voor de boeg. Als ik mijn boek af heb komt er ook weer tijd voor korte stukken.
Rámon Grosfoguel, professor van etnische studies aan de universiteit in Berkeley, en tevens directeur van de Critical Muslim Studies, hield een inleiding over westerse (academische) kennis, gerelateerd aan de opkomst van het kolonialisme. En legt de wortels voor die specifieke vorm van kennis in de periode die ‘de lange zestiende eeuw’ wordt genoemd, tussen 1450 en 1650. Het begon met de christelijke verovering van Al-Andalus, vervolgens met de ‘ontdekking’ van Amerika door Columbus, en de er op volgende kolonisatie van Afrika, Azië en de Amerika’s, en slavernij van Afrikanen. Behalve de genocide van inheemse bevolkingen vond ook ‘epistemicide’ plaats: de pogingen om de kennis van de onderworpen volken de vernietigen. Dat van de Maya’s en de Azteken, bijna geheel vernietigd. De grootste bibliotheek ter wereld, in Cordoba, werd verbrand. Joden en moslims, die juist in Al-Andalus een enorme invloed hadden op de filosofie, theologie, wetenschappen werden verdreven, vermoord of gedwongen bekeerd. Wat overbleef is de vermeerdering van kennis door ‘witte mannen uit vijf landen’. Nog zien we dat, zegt Grosfoguel, kijk naar de curricula op de westerse universiteiten: het overheersende materiaal is nog steeds afkomstig van witte mannen uit vijf landen: USA, Engeland, Duitsland, Frankrijk en Italië. (Sinds de Hollanders de Spaanse Armada versloegen golden de mensen zuidelijk van de Pyreneeën als mediterraan, minder wit dus. Zij spelen nog maar een kleine rol in de westerse kennisformatie.) Vrouwen en mensen uit andere landen mogen zich wel bij de kenniscentra aansluiten, maar moeten daarbij blijven binnen het al geschapen frame van wat de normen zijn voor kennisproductie. Wat buiten de canon valt wordt als inferieur beoordeeld. En daarbij blijft dus de kennisontwikkeling gekoppeld aan andere religies, andere visies op de wereld, (ook op de economie) voornamelijk buitenbeeld. We hebben de antropologie om ‘vreemde’ volken te bestuderen. Die zijn object, geen subject. Ze hebben geen stem die de moeite waard is. We bestuderen de islam, maar islamitische stemmen zelf worden gewantrouwd. Te subjectief natuurlijk. Dat uit die ‘achtergebleven gebieden’ kennis zou komen waar wij nog wat van zouden kunnen leren is niet aan de orde. We kregen een fascinerende inleiding over hoe de islamitische economie er uit had kunnen zien: geen crisis met omvallende banken en krankzinnige bonussen in ieder geval. Na de epistemicide is ook vergeten hoeveel westerse kennis eens gebaseerd was op de Arabische cultuur. Hoewel, zegt Grosfoguel, die vernietiging van kennis nooit totaal was – we kunnen veel ervan nog achterhalen.
Maar neem Descartes, de grondlegger van de moderne westerse filosofie. ‘Ik denk dus ik ben’. Daar ging wat aan vooraf, namelijk: ‘ik verover dus ik ben’. Descartes eigende zich een positie toe die gelijk stond aan die van God: boven de mensheid geplaatst, neerkijkend, en van mening dat hij in staat was om universele waarheden te verkondigen. Wat daar voor nodig was, was om een splitsing te maken tussen lichaam en geest, alsof die geest los van het lichaam kan denken. En ook om ‘ik’ te kunnen zeggen, alsof die ik kan denken los van de sociale verbanden waarin een mens leeft. Zo eiste de witte man de positie van God op, vergat dat hij een lichaam was dat leefde in deze wereld, en dat zijn denken werd gevormd door hoe hij leefde en met wie hij leefde. Dit idee van losgeslagen ‘objectiviteit’ als summum van wetenschappelijkheid, bestaat nog steeds. De pretentie van witte mannen om universele uitspraken te doen, die voor iedereen ongeacht de plek waar ze zijn geboren en het lichaam waarin ze leven zouden gelden, zien we nog steeds. Vrouwen zijn te subjectief, mensen met een andere kleur of een andere groep ook. Ze worden in de kennisverwerving en de bijbehorende hierarchie van welke kennis dominant hoort te zijn steeds opnieuw gemarginaliseerd. Herinner je de heksenverbranding: vrouwen met een van generatie op generatie doorgegeven kennis. Ze hadden geen boeken die konden werden verbrand. Ze werden zelf lijfelijk verbrand – met hun kennis. Weer een vorm van epistemicide.
De ik van Descartes kan alleen een witte man zijn, zegt Rámon. Zijn dominantie maakt dat zijn kennis mag gelden als objectief en universeel. Zogenaamde neutraliteit waarvan iedereen die niet hoort tot die dominante groep op haar of zijn klompen kan aanvoelen dat die net zo ‘belichaamd’ en ‘gepositioneerd’ is als elke andere kennis. En dus niet neutraal is. En niet universeel geldend. Zo moet alles wat in het Westen als ‘waar’ geldt opnieuw kritisch worden bekeken. Het enige dat waarheid kan benaderen is pluriformiteit in het denken. Bekeken worden ook vanuit andere werelden en vanuit de marginaliteit. Zo moeten we onder ogen zien dat Amerika niet door Columbus is ontdekt. Het was er al. Er woonden al mensen die er geen speciale behoefte aan hadden om te worden onderworpen door mensen die zich superieur achtten, laat staan te worden vermoord.
Toen de Europese mannen de wereld veroverden en ondergeschikt maakten, werd God langzamerhand overbodig voor het ontwikkelen van kennis. En ontstond tegelijkertijd een nieuw racistisch concept waarbij een hiërarchie tussen de volken werd aangebracht, die ‘wetenschappelijk’ werd onderbouwd. Met de verovering van Al-Andalus werd om te beginnen een onderscheid gemaakt tussen volken met de juiste God en de volken met een foute God. Voor de christelijke Castilliaanse monarchie golden joden en moslims als mensen met een verkeerde religie (beide groepen gezien als ‘semieten’). Ze werden nog wel als mensen gezien, ze hadden een ziel, ze konden zich redden door het juiste geloof aan te nemen. Dat was fundamenteel anders dan de moslims en de joden het voorheen deden, die niet deden aan dwangbekeringen. Maar met het kolonialisme wordt het verhaal waarin mensen worden ingedeeld in een hiërarchie, met de westerse, christelijke (en mannelijke) mens aan de top, verder voortgezet. Om slavernij en dwangarbeid mogelijk te maken werd de ‘inboorling’ gezien als mens zonder geloof, en dus zonder ziel, en dus een wezen dat dichter stond bij het vee dan bij de mensheid. Waarmee de witte mens dus mocht doen wat hem goed dunkte.
Om te begrijpen hoe dit nieuwe denken kon ontstaan verhaalt Grosfoguel over het gerecht in Valladolid, in 1552, toen de christelijke theologen, toen nog de makers van kennis, de vraag werd voorgelegd of ‘Indianen’ een ziel hadden of niet. Bij meerderheid van stemmen werd besloten dat Indianen wel een ziel hadden en dus mens waren, alhoewel nog in een barbaarse fase. Het was dus niet geoorloofd om hen tot slaaf te maken, maar wel om hen te ‘kerstenen’. Dat had een noodlottig gevolg voor de Afrikanen, die al ingedeeld waren in de mensen zonder ziel. Zij konden aangevoerd worden als slaven, terwijl de Indianen alleen misbruikt konden worden als dwangarbeiders. De gevolgen weten we. Vanaf dat moment kwam het begrip ‘ras’ pas in zwang, waarbij een rangorde aangebracht werd in soorten mensen, en werden ook joden en moslims van mensen met een verkeerd geloof veranderd in mensen die het verdienden om gediscrimineerd te worden op grond van hun afkomst, huidskleur of cultuur.
En nu, nadat de gekoloniseerde volken zich grotendeels vrij hebben gevochten, komt de boemerang van het kolonialisme in vele vormen in onze westerse landen terug. In de vorm van vluchtelingen, en een beweging van de nazaten van de Afrikaanse slavernij, en te zien ook in de radicalisering vaan(sommige) moslims. De aanval op de Twin Towers. In de vorm van protest tegen de onderdrukking van Palestijnen. Een oude witte nachtmerrie wordt werkelijkheid: de barbaren komen er aan. Het globale zuiden laat zich niet meer overheersen. Het slaat terug.
Het fascinerende van het verhaal is dat het een aantal noties bij elkaar bracht, die van racisme, van kolonialisme, van de westerse definitie van wat we kennis noemen, van menselijke subjectiviteit, het was in de waarste zin van het woord een variant op de slogan ‘het persoonlijke is politiek’, en het politieke is ook persoonlijk: belichaamd in wie we zijn. Kennis is altijd positioneel. Er bestaan geen Cartiaanse posities boven de mensheid uit. Laat dat maar aan God over.
Okee, wij als studenten waren het er wel over eens dat het verhaal van Rámon Grosfoguel een beetje erg met grote stappen snel thuis was. Er zijn nog wel wat nuances aan te brengen. Dat gebeurde ook tijdens de cursus. Santiago Slabodsky, de enige jood in een team van moslims, had een paar prachtige lessen over judaisme en zionisme – in zijn ogen is het zionisme bepaald geen oplossing voor de problemen van joden. Lees Decolonial Judaism. Farid Esack pleitte voor enige nederigheid en ook zelfkritiek van moslims. Om niet de piramide van de macht eenvoudig om te draaien. Hij herinnerde ons aan de witte mensen in de strijd tegen de apartheid, en dat het geen goed idee was als zwarte mensen zich opsloten in een ‘prison of goodness’. Hatem Bazian had het over een betere economische wereldorde, heel goed mogelijk om die op te bouwen vanuit de islamitische ethiek. Er waren een paar indrukwekkende vrouwen, zoals Houria Bouteldja van de beweging van ‘indigènes’, van inheemsen, in Frankrijk, en Asma Lamrabet over de positie van vrouwen in de islam – en nog meer knappe koppen en bevlogen mensen. Ik had het merkwaardige gevoel in het midden te zitten van het denken dat echt relevant is voor onze tijd. Een denken in beweging. Een opwindend gevoel.
En nog wat foto’s, hier.