‘Net als de Duitsers willen de Israëlische joden niets weten over vervolgde mensen’, zegt de auteur van een artikel dat verscheen op de site van Jews for Justice for Palestinians. (Hier) Israël-aanhangers reageren vaak diep verontwaardigd wanneer er vergelijkingen worden gemaakt tussen de opkomst van het nazisme en de jodenvervolging, bijvoorbeeld bij gelegenheid van de herdenking van de eerste grote pogrom in Duitsland – de Kristallnacht, en wat er nu gebeurt in Israël. De naamloze auteur van dit artikel vindt een vergelijking meer dan gerechtvaardigd. (Met dank aan Jaap Hamburger) Vertaling: Anja Meulenbelt
(Niet alle Duitsers keken weg tijdens de Kristallnacht in november 1938. Deze mensen in Magdeburg lijken het wel leuk te vinden)
Duitsland en de joden, Israël en de Palestijnen – we moeten wel vergelijken
We leven in een samenleving die vanaf wieg tot graf het gevoel cultiveert dat elke vreemdeling een vijand is.
Ilana Hammerman, 20 november 2015, Ha’aretz.
9 November is de dag, 77 jaar geleden, dat de Kristallnacht plaatsvond, de Nacht van het Gebroken Glas. Dat was de schitterende naam die de nazi’s gaven aan hun pogrom tegen de Duitse joden in die nacht in 1938. De daders voerden hun vernieling, hun aanvallen en hun moorden uit midden in de steden, in de straten en de huizen, vol in het zicht van gewone mensen.
Veel Duitsers waren ontzet over de schaal waarop de waanzin, de wreedheid en het barbarisme plaatsvonden, maar ze staken geen poot uit. Op een paar mensen na, die hun joodse buren in hun huis verborgen, of die de moed hadden om de gewonden te verzorgen, zagen de meesten wat er gebeurde, hoorde het geschreeuw en keerden zich af. Ze waren bang. Ze sloten zichzelf op in hun huis. Ze deden hun ramen dicht.
Een Duitse vrouw, Erna Stanger, legde getuigenis af dat ze uit haar raam keek en drie auto’s zag staan voor de woning van haar joodse buurman, een meneer Zeligman. ‘Een man liep de straat op een neer en beval de mensen om hun ramen te sluiten’, zei ze. ‘Ik ging weg van het raam. Deed het dicht en daarna zag ik niets meer. Maar ik hoorde geschreeuw, waarschijnlijk van Zeligman’.
Deze getuigenis was een van velen die verzameld werden door Manfred Franke, een Duitser die destijds acht jaar oud was. Als volwassene, begon hij de gebeurtenissen van die nacht in zijn woonplaats te reconstrueren, gebaseerd op zijn herinneringen en zijn onderzoek. Hij publiceerde die resultaten in een boek, ‘Mordverläufe’, later gedramatiseerd als ‘Gevallen van moord – 9 November 1938: een verslag over angst, wreedheid en dood.’
Die kleine stad is nog steeds een stad van gewone, tamelijk eerbare mensen. Ook dat staat in het boek geschreven. De dag na de pogrom, bijvoorbeeld, maakte Manfred mee dat zijn ouders hem verboden om de knikkers op te rapen in een verwoeste winkel in hun straat. ‘Niets meenemen’, zei zijn moeder. ‘Jij krijgt andere knikkers. Deze zijn van de joden’.
Haneen Zoabi, een Arabisch lid van de Knesset, was uitgenodigd om in Amsterdam te komen spreken, op de 77ste gedenkdag van die pogrom van burgers tegen burgers. Zoabi vergeleek de zwijgende meerderheid in Duitsland met de zwijgende meerderheid nu in Israël – in het licht van wat Palestijnse burgers en instituties meemaken.
‘De meeste Duitsers stonden er kennelijk niet achter, maar ze zeiden niets. Wanneer twee kerken en tientallen moskeeën in Israël in brand worden gestoken, en honderden Beitarfans bij elke voetbalwedstrijd “Dood aan de Arabieren” schreeuwen, wanneer een familie sterft in de vlammen van hun in brand gestoken huis, zwijgt de meerderheid nog steeds… De Kristallnacht gebeurde niet zomaar. Het was het logische vervolg op wat er al eerder gebeurde’.
‘We zien een dergelijke ontwikkeling de laatste jaren ook in Israël. Uitspraken die geweld tegen Palestijnen rechtvaardigen, en de meerderheid zegt niets. En langzamerhand, stap na stap, begint het publiek te wennen aan wat ze horen en het normaal te vinden’, zei ze.
De nieuwswebsite Ynet berichtte over Zoabi’s speech onder de kop: ‘Een opruiende speech’. Die avond kreeg ik een telefoontje van het tv-programma ‘Het gesprek van de dag’. Ze vertelden mij dat Zoabi’s speech een onderwerp zou zijn voor de discussie in de show de volgende ochtend, en ze wilden mij interviewen om ‘mijn mening te geven’. De vraag was of ik het eens was met de vergelijking die Zoabi had gemaakt met de Holocaust en ik kreeg vier minuten de tijd om dat te vertellen.
Ik zei dat er geen vergelijking was gemaakt met de Holocaust, en dat Zoabi niet het probleem was. Ik zei dat de mensen die er zwijgend bij staan als hun medeburgers lijden een beter onderwerp was voor de discussie. Ik probeerde nog uit te leggen waarom, maar toen waren mijn vier minuten al op, en de leden van het panel begonnen meteen met hun aanval op Zoabi. ‘Het enige waar het haar om gaat is de provocatie, dat mens van de Marmara-protestboot!’ ‘Deze keer is ze echt over de schreef gegaan!’ ‘Waarom geven ze haar een podium voor zulke schandalige opmerkingen!’ En dat waren maar enkele van de oordelen.
Ik realiseerde me dat het mij totaal niet was gelukt om iets uit te leggen. Vier minuten waren nog niet genoeg geweest om het simpelste historische feit te vertellen: dat de Kristallnacht plaatsvond te midden van de Duitse burgerbevolking, meer dan twee jaar vóór de massamoord op de Europese joden begon in de vernietigingskampen die buiten de bevolkte centra gelegen waren.
En vanzelfsprekend had ik ook geen tijd om de maatschappelijke en politieke processen te beschrijven die plaatsvonden in de jaren die vooraf gingen aan de pogrom, die processen waar Zoabi het ongetwijfeld over had toen ze zei dat de Kristallnacht niet zomaar gebeurde. Ze had gelijk.
Dachau bezoeken
In die jaren werden communistische, progressieve en democratische instituties gesloten, kranten verboden, en tienduizenden tegenstanders van het nazi-regime, niet noodzakelijkerwijs joden, opgepakt, opgesloten en gemarteld.
Er was in die tijd wel degelijk verzet tegen de nazi’s in Duitsland – en we mogen niet vergeten dat de nazi’s aan de macht kwamen na een democratische verkiezing in november 1932 in een democratisch land. Daar moeten we van leren. Toen ze eenmaal de macht hadden werd elke oppositie meedogenloos de kop ingedrukt. De tegenstanders van het regime werden bijvoorbeeld naar Dachau gestuurd, het eerste concentratiekamp dat twee maanden nadat de nazi-regering aan de macht kwam was gebouwd.
Een paar dagen voor ik mijn vier-minuten interview moest geven, bezocht ik het monument in Dachau. Het getuigt van het lot van de politieke gevangenen, en ik had erop gehoopt te kunnen spreken over hun moed en de prijs die ze daarvoor betaalden. Maar probeer maar eens over de dissidenten te spreken, en de anderen die hun idealen verloochenden, in vier minuten. Probeer maar de foto’s te beschrijven die in je geheugen staan gegrift, van die ‘onschuldige’ mensen die door de straten van Duitse steden liepen, langs de borden waarop stond ‘Kauft nicht bei Juden’. Probeer uit te leggen dat die beelden weer bij je opkomen om het moment dat je de slogans ziet in je eigen stad, Jeruzalem, zoals ‘Geproduceerd door joden’, ‘Koop niet bij Arabieren’ en ‘Dood aan de Arabieren’. Probeer te vertellen dat er geen werkelijk protest van de burgers afkomstig is bij de uitspraken en de acties die steeds extremer worden, ook al voelen veel mensen de pijn, en dat terwijl niemand die protesteert in Israël het gevaar loopt dat de politieke dissidenten in Duitsland liepen. En bovenal, probeer eens een diepgaande discussie aan te gaan over wat je wel en niet met elkaar kunt vergelijken. Daarna pas kun je je pijnlijke en controversiële mening uiten dat wat de Arabische bevolking in ons midden en in onze buurt nu al tientallen jaren wordt aangedaan, aan beide zijden van de Groene Lijn, wel degelijk vergeleken kan worden, en moet worden, met de stilte van de zwijgende meerderheid in Duitsland tussen 1933 en 1938.
We moeten terugdenken aan de spreuk die boven de ingang van Yad Vashem’s permanente expositie staat: ‘Een land is niet alleen wat het doet, maar ook wat het tolereert’. Die woorden werden geschreven door Kurt Tucholsky, de Duits-joodse satirische dichter en publicist. De meeste mensen die onder die spreuk doorlopen op weg naar de beelden van de gruwelijkheden en de dood in de getto’s en de kampen weten niet dat die schrijver Duitsland verliet in 1929, dat hem zijn staatsburgerschap werd afgenomen in 1933, en dat hij zelf een eind aan zijn leven maakte in 1935. Wat betekent dat zijn woorden geschreven werden in de vroege jaren van het nazi-regime, toen de Duitse wetten en acties nog mijlenver verwijderd waren van het opsluiten van joden in getto’s en hun deportatie naar de dodenkampen. Kurt Tucholsky was links en een door de wol geverfde pacifist. Als hij nu in Israël had gewoond, zou hij zonder twijfel diezelfde zin hebben opgeschreven. Dan zou hij ons de les willen leren die hij leerde van dat nationaal-socialistische hoofdstuk in de moderne geschiedenis in het algemeen, en die van de Duitse en de Israëlische geschiedenis in het bijzonder.
Probeer dat alles maar te zeggen in vier minuten. En ga dan nog een stap verder. Citeer Primo Levy, een Auschwitz overlevende:
Veel mensen – veel volken – zullen moeten toegeven dat ze bewust of onbewust, denken dat ‘elke vreemdeling een vijand is’
Zoals Levi dat uitlegde:
Voor het overgrote deel is deze overtuiging diep ingeplant als een latente infectie: het verraadt zich alleen middels onwillekeurige, losse daden, het is niet ingebed in een rationeel denkpatroon. Maar wanneer het naar boven komt, wanneer het onuitgesproken dogma de belangrijkste premisse wordt in een sluitende ideologie, ja dan zien we aan het eind van de keten het kamp opdoemen. Hier is het eindproduct van een wereldbeeld dat tot de uiterste logische consequentie wordt uitgevoerd: zolang als dat beeld bestaat, zal de conclusie ons bedreigen. Het verhaal van de vernietigingskampen zou door iedereen begrepen moeten worden als een onheilspellende alarmbel.
‘Iedereen’, schreef hij. En wie van ons horen daarbij, wij die opgroeiden en leven in een maatschappij waarin het gevoel wordt gecultiveerd, van wieg tot graf, dat elke vreemdeling een vijand is? En de grootste vijanden zijn de Arabieren, die naast ons wonen.
Als ik de kans had gehad om dit allemaal te vertellen, dan zou ik gezegd hebben: ja, er is ruimte voor vergelijkingen. Er zijn mensen die terecht protesteren dat ons conflict een politiek-nationaal conflict is dat nog niet bestond in Duitsland. Maar tegen hen zou ik gezegd hebben dat geen enkel conflict ooit een rechtvaardiging is om het eigen volk permanent, militair en op civiel niveau, te laten heersen over de miljoenen mensen van een ander volk. En hun mensenrechten en burgerrechten te ontkennen, hun land te onteigenen, hun huizen te slopen, honderdduizenden van hen te veroordelen voor militaire rechtbanken en ze op te sluiten in strafkampen en gevangenissen. Die overheersing, die vele jaren lang een verborgen ideologie was, is nu het product van een openlijke, officiële, nationalistische en racistische ideologie. Ja, er is een goede reden om een vergelijking te maken tussen een samenleving die deze dingen laat gebeuren, en een samenleving die 77 jaar geleden een pogrom liet ontstaan. Al mogen we hopen dat er geen concentratiekampen opdoemen aan het eind van de weg.