De PMRS heeft een mooi project: om kinderen die slechtziend zijn toch een kans te geven om op school mee te komen, worden de schoolboeken uitvergroot. We bezoeken een school voor jongens tussen de 16 en 18. Daar zitten ze net eindexamen te doen, dus we willen ze zeker niet lang storen, maar daar zit een jongen met een borrelglaasjesbril zijn eindexamen te doen op voor hem vergrote papieren.
En we gaan naar een meisjesschool, een verlegen meisje zit ook daar haar eindexamen te doen met grote letters. Het hoort bij de filosofie van de PMRS om alle kinderen met een beperking zo veel mogelijk gewoon naar school te laten gaan, en er geen aparte schooltjes voor te maken. Daarvoor werken ze samen met het Ministerie voor Gezondheid, die een deel van de middelen verschaft, zoals rolstoelen, en met de scholen die bereid zijn om hun gebouwen aan te passen en hun leerkrachten te coachen. De PMRS bezoekt ook families die hun gehandicapte kinderen thuishouden. Vroeger was een kind met beperkingen een schande voor de familie. In Khan Younis hebben ze acht jongens die niet naar school gingen opgehaald, en de families worden nu begeleid.
Bij een van de scholen vragen de leraressen of we de aangepaste WC willen zien. Ja dat willen we wel. Bij het gebouwtje aangekomen blijkt er dringend het een en ander gerepareerd te moeten worden. O wat naar nou, zeggen de dames, of iets dergelijks in het Arabisch. En de man van de PMRS haast zich om te bellen dat de WC nu toch echt en wel meteen moet worden gerepareerd. De dames glimlachen stralend naar ons. Truc gelukt.
We komen bij de familie Kitnani. Zoals zo veel families hebben ze niet maar een paar, maar veel problemen. De vader is dood. Hun huis is verwoest. Ze wonen nu in een simpele en kale woning, met een stapel matrasjes in de hoek voor ’s nachts, en een schamel stapeltje kleren in een uit elkaar vallende kast. Moeder Kitnani heeft vier zoons thuis. Haar vier dochters zijn weggetrouwd en horen niet meer bij de familie. Twee van de zoons hebben een beperking. De ene zoon van achttien heeft al heel lang last van zijn ogen, hij is een paar keer geopereerd – de PMRS begeleidde hem en betaalde het transport – en hij krijgt medicijnen. Toch gaat het langzamerhand verder achteruit. Zijn moeder, die zelf slechtziend is, leest hem voor uit de vergrote lesboeken – er staat op dat ze gedoneerd zijn door stichting Kifaia – en overhoort hem. Hij blijkt erg snel te kunnen leren, en misschien gaat het nu lukken om hem naar de universiteit te krijgen. Hij wil godsdienstleraar worden.
Zijn broer, die getrouwd is maar alleen af en toe werk heeft, is doof. Zijn vrouw ook. Ze hebben net een beeldig kindje, dat gelukkig geen van de aandoeningen heeft geërfd.
De moeder heeft er haar levenswerk van gemaakt om haar kinderen – en inmiddels drie kleinkinderen – een goed leven te geven. Zo helpt ze de broers met elkaar te communiceren, want de ene die doof is kan zijn broer niet horen, en de broer die bijna blind is kan de gebarentaal niet zien. Dus ’tolkt’ de moeder, die gebarentaal heeft geleerd, nu tussen de broers. Een andere zoon die kortgeleden een hoorapparaat heeft gekregen doet nu net eindexamen. De moeder is ontzettend trots op haar kinderen.
Bij de school, een mooi nieuw gebouw, nog strak in de verf, vragen we wat de grootste problemen zijn. Elektriciteit. Maar zo’n vier uur per dag en je weet nooit wanneer. Soms zes uur. Zo kunnen de leerlingen niet met een computer werken. En de hitte – het is nu mei en al bloedheet en het gaat nog erger worden – de hitte helpt ook niet, als je geen ventilator aan kan zetten. De leerlingen worden er slap en suf van. Dus of we wat voor ze mee kunnen nemen een volgende keer? Ja, stroom, hahaha.