Te gast: Karen Vintges, met een column die ze uitsprak op de dag in De Nieuwe Liefde, in de serie Vrouwenlogica. (Zie ook hier) Vintges en ik delen, als witte feministes, de kritiek op een speciale nieuwe tak die het afwijzen van de islam, of zelfs van elk geloof, afwijzen als zou dat anti-feministisch zijn. Het westerse Verlichtingsfundamentalisme, zegt Vintges, heeft ook een hedendaagse feministische variant. Waar Simone de Beauvoir, zou ze nog geleefd hebben, het zeer waarschijnlijk niet eens geweest zou zijn.
“VERKEERDE WEG” – een column over ‘het witte feminisme’
Door Karen Vintges, 2 oktober 2016
Een tijd lang wilde ik het niet meer hebben over Simone de Beauvoir, de schrijfster van het wereldberoemde werk Le deuxième sexe/ De tweede sekse (oorspronkelijk uit 1949) dat geldt als ‘bijbel’, oftewel als de basistekst van het hedendaagse feminisme. Als je ooit iets over een auteur hebt geschreven word je lang achtervolgd met allerlei verzoeken om over die persoon lezingen en radiopraatjes enzo te houden. Dat is leuk, maar na een tijdje niet zó meer. Maar de laatste jaren wilde ik toch weer uit mezelf iets kwijt over De Beauvoir, omdat ik me al een tijd ergerde aan de manier waarop ze wordt ingezet in de discussies in Europa over de positie van Moslimvrouwen en –meisjes en over de status van de hoofddoek.
In Nederland wordt in deze discussies maar af en toe naar Simone de Beauvoir verwezen, maar heel nadrukkelijk gebeurt dit in Frankrijk in het debat over de hoofddoek en de islam, bijvoorbeeld in het boek Fausse Route (‘Verkeerde weg’) van Elisabeth Badinter. Volgens deze in Frankrijk zeer bekende feministische filosofe moet de westerse Verlichting verdedigd worden tegen een oprukkend islamisme, waarvan de hoofddoek het teken is. Ik citeer uit de Groene Amsterdammer, van enige tijd terug: “Kijk naar Engeland. Dat is een land waar geen enkele hindernis is gelegd tegen de geringste hoofddoek, tegen niets. Maar zie wat voor vreselijks dat oplevert.” Volgens Badinter is dit de verkeerde weg: volgens haar is het terecht dat de hoofddoek in openbare scholen verboden is in Frankrijk. En voor haar visie beroept zij zich steeds uitdrukkelijk op wat zij noemt haar ‘spirituele moeder’ Simone de Beauvoir.
Badinter en vele andere westerse feministen menen dat het feminisme, zoals gegrondvest door De Beauvoir, gebaseerd is op de westerse Verlichting: namelijk op het denken dat de vooruitgang bepleit van mens en maatschappij via de seculiere rede, en dat van ieder mens een rationeel en autonoom individu wil maken. Maar De Beauvoirs feminisme benadrukt hele andere aspecten. In haar ethische werk pleit ze juist voor een ethische zelf-realisatie in nauwe verbondenheid met anderen. We leiden pas een vrij leven wanneer we ons als bewuste maar ook als lichamelijke wezens ethisch engageren met onze medemensen, in de gemeenschappen waar we deel van uit maken, en met alle gevoelens die daarbij horen. Haar studie De tweede sekse is een uitwerking van die ethiek: ook vrouwen moeten zo’n leven van ethische zelf-realisatie kunnen leiden binnen hun gemeenschappen waar ook ter wereld. Ook vrouwen moeten toegang hebben tot een persoonlijk ethisch levensproject, en dan kunnen mannen en vrouwen elkaar werkelijk ontmoeten, en is vriendschap mogelijk en: nieuwe liefde.
Haar oorspronkelijke feminisme houdt dus geen pleidooi in voor een leven als rationeel autonoom zelf, maar juist voor een leven als gesitueerd ethisch zelf, met emotionele, nauwe betrekkingen tot de ander en de wereld. En trouwens: ook als je de feministische artikelen uit de jaren vijftig leest van de Beauvoir dan zie je dat het steeds gaat over vrijheid als ethisch engagement en nieuwe liefde en helemaal niet over het rationele autonome zelf.
De Beauvoir stond kritisch tegenover de universele claims van de westerse Verlichting, die zij betitelde als een ‘droom gedroomd door de rede, even hol als alle dromen.’. Ze zou zeer kritisch hebben gestaan tegenover de claim van het Westerse liberalisme – en tegenwoordig het neoliberalisme – dat het vrijheid en vooruitgang brengt op wereldschaal. Ze was allergisch voor imperialisme en kolonialisme. Ze behoorde tot de eerste Franse intellectuelen die zich verzetten tegen de Franse oorlogen in Vietnam en Algerije, en nam het op voor de Algerijnse vrijheidsstrijdster Djamila Boupacha, en haar familie. Ze zou veel achterdochtiger zijn geweest jegens de toestand in Frankrijk en andere West-Europese landen over de hoofddoek van Moslimvrouwen en meisjes, dan geclaimd wordt door haar zelfbenoemde erfgename Badinter. Ze zou zich hebben uitgesproken voor het in cross-culturele coalities bestrijden van elk type fundamentalisme, inclusief het westerse Verlichtings-fundamentalisme, ook in zijn hedendaagse feministische variant.