Ik hield deze korte lezing op de Studium Generale van De Andere Academie, op 2 november 2016. De andere lezing werd gegeven door Marjan Sax, en de moderator was Farid Tabarki. Inleiding door Jan Andreae.
We have met the enemy, and he is us. (Pogo)
Ik heb nogal eens als trainer in oorlogslanden gewerkt, in het voormalige Joegoslavië, in Zuid Afrika, in de Gazastrook. Dat gaat je niet in je kouwe kleren zitten. Dus ik dacht, kom, ik ga eens naar een land zonder oorlog. En dus boekte ik samen met een vriendin een reis naar een conferentie over huiselijk geweld – dat wel – in de Verenigde Staten. Die ochtend stormde de vriendin onze slaapkamer binnen met een onbegrijpelijke mededeling: er was net een vliegtuig in een toren gevlogen. Het was 11 september 2001. Beneden, tussen de totaal verbijsterde Amerikanen, zagen we op de tv net het tweede vliegtuig zich in de Twin Towers boren. De mensen om me heen schreeuwden, huilden, of waren bevroren van ontzetting en ongeloof. ‘Waarom doen ze dat tegen ons’, vroeg een vrouw naast me die meteen zeker wist dat dat wel Palestijnen moesten zijn geweest, ‘we zijn toch altijd goed voor ze geweest?’
Die avond zat ik in een talking circle die door Native Americans – wat wij vroeger Indianen noemden – georganiseerd was. Iedereen gaf de adelaarsvleugel door, en wie die in de hand hield mocht spreken. Het viel me op dat niemand in die kring die vraag stelde: waarom haten ze ons, waarom doen ze ons dit aan? Het viel me ook op dat er geen enkele witte Amerikaan bij was, wel Aziatische Amerikanen, Afro-Amerikanen, Native Americans, andere gemarginaliseerde ‘Anderen’. Kennelijk hoefde je hen niet duidelijk te maken waarom er in de wereld mensen waren die het een idee vonden om een aanval te plegen op het hart van de westerse macht.
Ik vertel dit wat anekdotische verhaal met een reden. Ik luisterde geboeid naar de eerste lezing in dit Studium Generale, van een van de initiatiefnemers van De Andere Academie, Cees Zwart. Hij zei veel waar ik me helemaal in kon vinden, over het tijdperk van verandering waar we in leven. Over de onzekerheid, over het doordringende gevoel dat we niet meer kunnen vertrouwen op ons vooruitgangsoptimisme, over de constatering dat er veel mis gaat, en dat we niet weten waar het heen gaat. Leiderschap, zonder zekerheid waar we heen moeten, hoe doen we dat? Het was een opmerking over die gebeurtenis van 9/11, die mijn gedachten deden struikelen. Wat zei Cees? ‘Deze aanval was het toppunt van ontwrichting’. Wacht even, dacht ik. Voor wie? Voor de witte Amerikanen, die er kennelijk nog steeds niet bewust van waren wat de Westerse wereld elders aangericht had, en nog steeds aanrichtte, en die dachten dat ze veilig waren in het hart van de grootste economische en militaire macht ter wereld. Voor het eerst werden ze geconfronteerd met hun eigen kwetsbaarheid. Een kwetsbaarheid die voor zoveel andere volken dagelijkse werkelijkheid is. De mensen in Afghanistan, Irak, Palestina hoef je niet te vertellen wat het betekent als hun land ontwricht wordt door een macht die groter is dan zij. De mensen binnen Amerika, die afstammen van de tot slaaf gemaakten ook niet. De laatste telgen van de oorspronkelijke bevolking niet, en alle migranten afkomstig uit inmiddels min of meer gedekoloniseerde landen evenmin. De ontwrichting van 9/11, die ons allemaal raakt, en ons onzeker maakt, zoals Cees zei, is voor zoveel mensen helemaal niet nieuw. The empire strikes back.
Ik heb het moeten leren, en het is een proces dat voorlopig nog geen einde heeft, om in te zien dat ik een gekoloniseerd brein heb, net als iedereen die hier is geboren. Mij hebben ze op school niet geleerd hoe we huisgehouden hebben in het voormalige Nederlands Indië. Mij hebben ze iets geleerd over de Gouden Eeuw, maar niet over de rooftochten die van Amsterdam zo’n rijke stad hebben gemaakt.
Ik was twee jaar geleden student op een tweeweekse cursus islamitische bevrijdingstheologie in Granada, in het hart wat eens Al Andalus was. Eeuwenlang een moslim staat, waar nu het huidige Spanje is, waar joden, christenen en moslims samenleefden. Een tijdperk dat grote denkers voortbracht, Maimonides, Ibn Rushd. Een tijdperk waaraan een einde kwam toen het christelijke vorstenpaar niet alleen het gehele land veroverde, maar er ook de moslims en de joden uit verdreef. Het werd een land zoals dat kenmerkend zou worden voor Europa, met een monocultuur als ideaal, met één enkele geaccepteerde staatsreligie. Waarmee een eind kwam aan de zo vruchtbare kruisbestuiving tussen verschillende culturen en godsdiensten. Alle docenten in die cursus waren bicultureel. Ze waren bijna allemaal opgeleid en werkten aan westerse universiteiten, maar ze kwamen uit Pakistan, Zuid Afrika, Puerto Rico, Libanon, Algerije, Argentinië, Palestina, Egypte, Suriname, en keken daardoor allemaal met een dubbele blik. Westers zowel als Global South. In hun ogen is de westerse overheersende cultuur bepaald niet zomaar superieur, al willen wij, monoculturele (ex)kolonialen dat nog steeds graag denken.
Ondanks het feit dat ik al gepokt en gemazeld dacht te zijn in het postkoloniale denken, was ik tijdens die cursus toch geschokt. Ik ben nog net een oorlogskind. Ik ben geboren in de hongerwinter op een zolder die dienst deed als het doorgangshuis voor de joodse kinderen die door het Utrechtse Kindercomité van mijn oom Jan in veiligheid werden gebracht naar een onderduikadres. Dat mijn familie in het verzet zat heeft een grote invloed gehad op mijn leven, ook al heb ik daar natuurlijk geen bewuste herinneringen aan. Wat me een groot deel van mijn leven intens bezig heeft gehouden is de vraag, hoe het mogelijk was dat er in een beschaafd land binnen een paar jaar een politieke omslag plaats kon vinden waarbij het acceptabel werd om een gehele bevolkingsgroep die er al eeuwen was geworteld uit te roeien. Tijdens die cursus in Granada kreeg ik daar een akelig antwoord op, dat ik, als ik even had nagedacht, ook zelf had kunnen bedenken: dat beschaafde Europa staat bij iedereen die er niet geboren is bekend om zijn extreem gewelddadige geschiedenis, denk aan de kruisvaarders, slavenhandelaars, kolonisten, de veroveraars en vernietigers van complete bevolkingen elders, tot en met de politionele acties in Nederlands Indië. Denk aan Amerika, en Vietnam, Irak, Afghanistan, Palestina. Hoezo beschaving? Het werkelijk schokkende voor ons, hier, is dat de Holocaust, die gruwelijke misdaad tegen de menselijkheid, plaats heeft gevonden binnen onze eigen grenzen, onder onze ogen, en niet daarbuiten, waar wij beschaafde volkeren zo makkelijk onze beschaving lieten varen.
We have met the enemy, and he is us.
Een deel van de verwarring waar we nu in leven heeft te maken met het afbrokkelen van de vanzelfsprekende zekerheid dat wij het middelpunt van de wereld zijn. Dat de macht ons toekomt. Dat onze cultuur superieur is, waar anderen, die nog niet zo ver zijn als wij, zich maar aan aan moeten passen. Dat is het eerste thema waar ik het in deze korte lezing over wilde hebben. De noodzaak om de wereld niet alleen te bekijken door onze eigen verwarde ogen, maar ten diepste te beseffen dat die blik gevormd is door de plek waar we zijn geboren. De geschiedenis die we met ons meenemen, de cultuur waar we in groot zijn geworden. De Amerikaanse dichteres Adrienne Rich, joods, lesbisch, feministisch en moeder van drie zoons, leerde mij nadenken over dat schijnbaar zo onschuldige maar politiek zwaarbeladen woord wij. Wie bedoelen we als we WIJ zeggen, zei ze. Elke keer als we wij zeggen besluiten we, bewust of onbewust, wie daarbij horen. En wie dus niet.
Ik heb het hierbij over meer dan een pleidooi voor meer empathie, ons vermogen om ons in anderen te verplaatsen – al zou ik graag willen dat dat op elke school werd onderwezen. Maar het gaat meer nog in het inzicht in onze geplaatstheid. Om de enorme afwezigheid van besef, bij voorbeeld, bij witte mensen dat wit ook een kleur is, een etniciteit, en dat wij niet model staan voor de mensheid. Zoals Gloria Wekker dat zo bondig zei: ‘denken jullie nou echt dat vierhonderd jaar kolonialisme geen sporen in ons denken achter gelaten zou hebben?’ Die geplaatstheid beïnvloedt ons zelfbeeld, onze definities van de werkelijkheid, waarvan we graag denken dat die objectief zijn, universeel geldend. Zoals bij Descartes, die Cees in zijn lezing opvoerde, die van ‘ik denk dus ik ben’. Mijn leermeesters in Granada vertelden me dat Descartes alleen een witte man had kunnen zijn. Anderen begrijpen dat geen mens bestaat in zijn eentje en dus ook niemand denkt in zijn eentje. En nog andere mensen, vrouwen bijvoorbeeld, zouden niet vergeten dat Descartes beter had kunnen zeggen: ‘Mijn moeder heeft mij de borst gegeven, dus ik ben.’
Een tweede thema bleek in mijn kop rondzoemen na de voorafgaande lezingen. We hebben het gehad over het klimaat. Sylvia Borren vertelde hoe weinig tijd we nog hebben voordat de schade aan de planeet niet meer te herstellen is. En dat een van de redenen waarom mensen hier niet beseffen hoe urgent het is komt omdat wij weliswaar de grootste vervuilers zijn, maar de schade vooral gevoeld wordt door de mensen in arme landen. Marjan Sax, vandaag, vertelde over vluchtelingen. We weten, of kunnen weten, dat er geen sprake is van een tijdelijke crisis, maar dat er in de toekomst veel mensen op de vlucht zullen slaan, om oorlogen en armoede, soms veroorzaakt door de klimaatveranderingen. Beide zaken zijn urgent. Ze zijn, beide, geen natuurrampen, ze zijn man made.
Het hoort bij de filosofie van de Andere Akademie om vanuit verschillende lagen te kijken, en geen genoegen te nemen met maar één verhaal. Maar een laag miste ik nog, hoewel die bij alle onderwerpen impliciet wel in de lezingen zat. En dat is die van de economie. Die van het economische systeem dat in vergaande mate ons leven bepaalt, en ook maakt dat veel van de problemen die we onderkennen zo moeilijk op te lossen zijn. Als het gaat om het klimaat is het niet alleen een kwestie dat wij burgers minder vlees moeten gaan eten, of de kraan niet moeten laten lopen terwijl we onze tanden poetsen, maar vooral een kwestie dat de economische grootmachten er belang bij hebben om winst te maken op korte termijn, en niet bereid zijn om onder ogen te zien welke consequenties hun beslissingen hebben op de lange duur. Een beperkte blik waar helaas veel politici die niet verder kunnen denken dan de volgende verkiezingen ook aan lijden. Dit economische systeem is ook de producent van ongelijkheid, van een onderverdeling van mensen in klassen, en een opdeling van landen in rijk en arm. Het is geen door god of natuur gegeven feit dat een groot deel van de wereldbevolking niet langer in staat is om zichzelf te onderhouden. En dus zullen er steeds vaker grote groepen mensen zijn die nergens thuis zijn. Naomi Klein, in Shockdoctrine, heeft er op gewezen dat de openluchtgevangenis die van Gaza is gemaakt een van de eerste experimenten is hoe de heersende macht om kan gaan met overtollige bevolkingen, bevolkingen die niet meer nodig zijn als uitbuitbare arbeidskrachten. Bevolkingen die geen land meer wil hebben. We sluiten ze op, in kampen, we zetten er een muur omheen, we gooien de sleutel weg.
Bestaansonzekerheid is wereldwijd de norm geworden voor grote delen van de bevolking. Maar niet alleen daar. In Nederland brokkelt de bestaanszekerheid ook af. Banen verdwijnen, opgeheven door de technologie, of overgeheveld naar lage lonen landen, om niet meer terug te komen. We maken ons hier druk over het aantal vrouwen dat de top bereikt, maar niet over de jonge vrouwen in Bangladesh die voor een hongerloon onze kleren in elkaar zetten, en ook niet over de vrouwen uit de Filipijnen die hun eigen kinderen achterlaten om in het westen voor de kinderen van rijkere vrouwen te zorgen – zodat die carrière kunnen maken. Werk wordt intussen ook in onze Europese landen in toenemende mate ‘precair’. Jongeren hebben steeds minder hoop op een vaste baan, ouderen die hun baan kwijt raken hebben heel weinig kans op een nieuwe. Het sociale vangnet vertoont steeds meer gaten. De zorg wordt afgebroken: duizenden vrouwen verloren hun toch al niet riant betaalde baan in de thuiszorg. Ouderen die zorg nodig hebben kunnen steeds minder vaak een plek vinden in een verzorgingstehuis. Wie is daaraan schuld? De mensen weten dat niet meer. Het vertrouwen in de politiek is al afgenomen. En daar is een goede reden voor. Ons parlement heeft heel weinig te zeggen, zo ze dat al zou willen, over de megaondernemingen die zich niets aantrekken van nationale grenzen, die zich vestigen waar hen dat uitkomt. Waar ze de minste belasting hoeven te betalen, waar de lonen het allerlaagst zijn, en de regeringen gedwee of corrupt.
Intussen worden de rijken rijker. In Nederland is de kloof tussen arm en rijk nog niet zo groot als je kijkt naar de inkomens, maar enorm als je kijkt naar vermogens. Het problematische daarvan, zegt hoogleraar Bas van Bavel, is dat nog maar 17 procent van die vermogens wordt geherinvesteerd in de productie. In banen dus. Het meeste van dat vermogen wordt gestoken in financiele markten, in speculatie, in beleggingen elders in de wereld. We weten dankzij de Panama Pepers ook dat juist die stuitend rijken in verhouding de minste belasting betalen. We weten ook dat met de vermogens van die 1% megarijken de honger in de wereld op te lossen zou zijn, en de schade aan de planeet kon worden hersteld, en de opvang van vluchtelingen geen enkel probleem meer hoefde zijn. Het kan niet goed gaan met dit economische systeem, zegt Van Bavel. De vrijemarkteconomie, het neoliberalisme, holt onze welvaart uit.
Vroeger hadden wij socialisten het over het proletariaat, de arbeiders die er voor moesten vechten om voldoende loon te krijgen om fatsoenlijk van te leven. De vijand was duidelijk: dat waren de kapitalisten die rijk werden van de arbeid van anderen. Waar we nu mee te maken hebben is wat filosofe Judith Butler een precariaat noemt: mensen die geen werk kunnen krijgen, of die korte contracten hebben en steeds opnieuw aan werk moeten komen. Waaronder ook de mensen van elders die geen vangnet hebben, en dus diegenen worden die we geringschattend ‘gelukszoekers’ noemen. En om het moeilijker te maken, een deel van dat precariaat balt niet een gezamenlijke vuist tegen het grootkapitaal, maar trekt zich terug in een angstig nationalisme, eigen volk eerst, probeert de muren op te trekken tegen al die binnendringers, en is gevoelig voor populistische volksmenners die hen wijs maken dat de islam de vijand is. En links. En de grachtengordelelite. En de feministen.
En dit is ons probleem: die mensen hier die geconfronteerd worden met bestaansonzekerheid reageren niet altijd zoals we zouden willen. In hun woede, en in het gevoel belazerd te zijn, zoeken ze de schuldigen niet waar die zitten. Een deel van hen zoekt zijn heil in een reactionair populisme, in het afsluiten van het ‘wij’ tegen ‘zij’ – de vreemdelingen. En in hun angst om het enige wat ze nog hebben ook kwijt te raken, witte en mannelijke privileges, reageert een deel van de mannen zich af op vrouwen en mensen met een kleur. De Wilders en Trump aanhangers.
Wat er nodig is, is een grondige herbezinning op onze tijd. Ik heb daarbij geprobeerd twee manieren van denken aan te bevelen die ons daarbij kunnen helpen. Een postkoloniale en letterlijk grensoverschrijdende blik, en een politiek-economische blik. Dyab Abou Jahjah, van wie deze maand een boek uitkomt, Pleidooi voor radicalisering, dat ik zeer aan kan bevelen, pleit ervoor dat we opnieuw het woord uit de jaren zeventig durven te gebruiken: het systeem. Ik zou zeggen: dat de radicaliteit die we nodig hebben inhoudt dat we niet alleen kijken naar cosmetische verbeteringen. Dat het niet genoeg is om ons eigen leven te redden door een fijne leefstijl waarin we ons terug kunnen trekken. Dat we ook niet stil kunnen houden bij de grenzen van ons land maar moeten beseffen dat we deel uitmaken van een wereld die in zijn geheel op drift is. En dat het dominante systeem dat ons welvaart en veiligheid heeft beloofd faalt. Structureel faalt.
Wie denkt dat ik me in de twintig minuten die mij toekwamen wel erg dikke planken heb gezaagd: u heeft gelijk. In de urgentie die ik voel, heb ik de neiging om alle nuances maar even te laten zitten. Met oplossingen kom ik ook al niet. Daarvoor hebben we de Andere Akademie, die ons een plek belooft waarin we de tijd kunnen nemen voor een grondige herbezinning op wat leiderschap betekent in een tijdperk vol onzekerheid. En daarvoor hebben we ons activisme, want overal ter wereld en ook hier, zijn het de mensen zelf die in opstand komen tegen de onrechtvaardigheden van het systeem.
Tot slot geef ik jullie na dit nogal pessimistische verhaal een klein kadootje mee. Het komt uit een boek, Hope in the Dark, van Rebecca Solnit, waar ik zelf nogal van opkikkerde. Een citaat, van de Bulgaarse schrijfster Maria Popova:
Kritisch denken zonder hoop eindigt in cynisme, en hoop zonder kritisch denken in naïviteit.
Dat wij beiden mogen behouden, kritisch denken, en hoop.
Over de gebruikte literatuur:
Op mijn weblog is een verslag te vinden over de cursus in Granada. Ga naar www.anjameulenbelt.nl, 16 juni 2015, trefwoord Granada. En lees het verhaal over Santiago Slabodsky, een van mijn leraren, ook op mijn weblog, ‘De Barbaren slaan terug’, 8 juni 2016. Trefwoord Barbaren.
Over Descartes en de westerse kennis, Ramón Grosfoguel, The Structures of Knowledge in Westernized Universities. Human Architecture, 2013
Over de Holocaust, Aimé Césaire, Discourse on Colonialism. 1955/1972
Over ‘geplaatstheid’, Adrienne Rich, ‘Een politiek van plaats’, in: Rich, Bloed, brood en poëzie. Feministische Uitgeverij Sara, 1984
Over het precariaat, Judith Butler, “Trump is emancipating unbridled hatred”, interview door Rina Soloveitchick, www.zeit.de, 28 oktober 2016
Over het neoliberalisme, Interview met Bas van Bavel door Ariette Dekker, “Vrije markt eindigt in de ondergang”, NCR 29 oktober 2016