Feminisme-socialisme heeft al een lange traditie. Maar het lijkt steeds opnieuw te moeten worden uitgevonden. In de jaren zeventig, tachtig, was er ‘de fem-soc’, weet iemand nog wat dat was? En dat terwijl het hoog tijd wordt dat de combinatie weer opleeft, en een naam krijgt.
Brood en Rozen was de slogan die de twee tradities verbond: socialisme en feminisme. In het begin van de vorige eeuw werden de arme wijken van New York bevolkt door migranten. De vrouwen werkten in de fabrieken en in de sweatshops, waar ze achter de naaimachines kleding in elkaar zetten. Stoffige, benauwde, ongezonde ruimtes. Ze verdienden 16 cent per uur, waar je toen twee broden van kon kopen. Ze werkten 56 uur per week. De armoede was zo erg dat de helft van de kinderen stierf voor ze zes jaar oud waren. In 1911 kwamen 146 arbeidsters om toen er brand uitbrak in een fabriek op de negende verdieping. Niemand kon er uit, omdat de deuren op slot zaten om diefstal te voorkomen. Wie niet omkwam in de vlammen vond de dood door uit het raam te springen.
Wat volgde was een van de grootste protestdemonstraties van die dagen – duizenden mannen, maar vooral ook vrouwen gingen de straat op. Een van de belangrijkste activisten in die tijd was Rose Schneiderman, een joodse migrante afkomstig uit Polen. Onvermoeibaar hield ze speeches, en vocht zowel met de vakbonden om meer aandacht voor het lot van vrouwen dat nog beroerder was dan dat van mannen, als met de burgerlijke vrouwenbeweging van toen, die vooral geïnteresseerd was in stemrecht voor dames. Dit is wat ze zei, tijdens een van haar speeches:
“What the woman who labors wants is the right to live, not simply exist — the right to life as the rich woman has the right to life, and the sun and music and art. You have nothing that the humblest worker has not a right to have also. The worker must have bread, but she must have roses, too. Help, you women of privilege, give her the ballot to fight with.”
Rose Schneiderman stierf in 1972, negentig jaar oud na een leven van activisme. Ze was nooit getrouwd, maar leefde samen met een vriendin.
Haar slogan, ‘Geef ons brood maar ook rozen’ was de aanleiding voor James Oppenheim voor het beroemd geworden gedicht.
As we go marching, marching, in the beauty of the day
A million darkened kitchens, a thousand mill lofts gray
Are touched with all the radiance that a sudden sun discloses
For the people hear us singing, bread and roses, bread and roses.
As we come marching, marching, we battle too, for men,
For they are women’s children and we mother them again.
Our days shall not be sweated from birth until life closes,
Hearts starve as well as bodies, give us bread, but give us roses.
As we come marching, marching, un-numbered women dead
Go crying through our singing their ancient call for bread,
Small art and love and beauty their trudging spirits knew
Yes, it is bread we fight for, but we fight for roses, too.
As we go marching, marching, we’re standing proud and tall.
The rising of the women means the rising of us all.
No more the drudge and idler, ten that toil where one reposes,
But a sharing of life’s glories, bread and roses, bread and roses.