(Dit artikel verscheen als hoofdstuk in Anja Meulenbelt, Het verschil. Zeventien actuele kwesties bekeken vanuit het feminisme, Uitgeverij Spectrum, 2016. De aanleiding: het wordt vertaald in het Arabisch)
Wie herinnert zich niet die droevige afscheidsscène uit die oude klassieker, de film Casablanca? Daar staan Ingrid Bergman en Humphrey Bogart tegenover elkaar op het vliegveld. Bergman denkt dat ze bij Bogart zal blijven terwijl haar wettige echtgenoot op het vliegtuig zal stappen, maar Bogart heeft het anders bedacht. Die zet zijn grote liefde met haar man op het vliegtuig met de tekst: ‘I’ve got a job to do. The problems of three little people mean beans in this world. Someday you will understand.’ En ze gaat. Hij blijft alleen achter, nee, niet helemaal alleen. Bijna zien we een detail over het hoofd. Bogart stapt de zonsopgang tegemoet aan de zijde van Captain Renault. Weliswaar is dit het einde van een grote liefde, maar het begin van een mooie herenvriendschap. Zo hoort dat. Zo heeft het altijd gehoord. Vrouwen leven voor de liefde. Mannen hebben belangrijker dingen aan hun hoofd. En eens zullen we dat begrijpen.
Het was in 1989 dat de socioloog Lo Brunt, in zijn Brandende Kwestie-lezing beweerde dat de feministes de liefde hadden afgeschaft, dat die niet meer in staat waren om lief te hebben, om zich in een ander te verliezen. ‘Jullie feministes zijn bang voor het leven zelf’, zei hij, hij noemde ons seksuele kruideniers, angstvallig bezig om ons ‘armzalige handeltje te beschermen door risicospreiding en georganiseerd wantrouwen tegenover alles en iedereen’. Wat zou er toch met Brunt zijn gebeurd, dacht ik, blauwtje gelopen? Verwikkeld in een vechtscheiding? Laat ik nou altijd gedacht hebben dat wij vrouwen het romantische geslacht waren, het hoofd vol dagdromen over de liefde, terwijl onze mannen zich bezig hielden met belangrijker zaken als oorlog, politiek en voetbal. Of is er echt iets veranderd? Kijkt Bergman op de trap naar haar vliegtuig niet met tranen in haar ogen naar de rug van haar verdwijnende liefde, maar stapt ze resoluut het vliegtuig in met een ‘nou, dan niet’? Hoe zou Bogart hebben gekeken als ze zijn tekst had overgenomen, I’ve got a job to do, en was verdwenen? Beteuterd? Op zijn neus?
Lo Brunt had natuurlijk ongelijk in zijn bewering dat feministes niet in staat zijn om lief te hebben. En hij moest dat al helemaal niet tegen mij zeggen. De schaamte voorbij niet gelezen? Ging het daarin niet pagina na pagina over brandende liefde? Of ging meneer Brunt nog steeds uit van dat oude idee van liefde als het vanzelfsprekende, vrouwelijk geachte onderwerpingsgedrag? Dan had hij gelijk, in zoverre dat er sinds het feminisme steeds meer vrouwen waren die er echt geen zin meer in hadden om zichzelf kleiner te maken, zich weg te cijferen in naam van de liefde. Ik verwachte werkelijke wederkerigheid, ik verwachtte dat een man net zo veel belangstelling zou hebben voor mijn wensen, mijn ambities, mijn dromen, als ik voor de zijne. Ik was niet alleen een onverbeterlijke romantica, maar ook een idealist. Ik dacht oprecht dat met het feminisme eindelijk ruimte zou komen voor de wàre liefde. Geen spelletjes meer, zoals ik mijn moeder nog had zien spelen, geen leugens, geen trucs, geen pogingen om van een man iets gedaan te krijgen door gevlei of in ruil voor seks. Ik ging er vanuit dat een man in een eerlijke relatie van mij net zoveel respect en ondersteuning zou krijgen voor zijn werk als ik voor het mijne. En ik ging er vanuit dat mannen, moderne mannen, dat zouden waarderen. Nou, dat bleek nog niet zo eenvoudig.
Brunt had dus wel een punt. Liefde, althans de heteroliefde, en feminisme zijn in de realiteit van onze levens niet altijd zo makkelijk bij elkaar op te tellen. En hoewel we het er onderling veel over hadden, is er heel weinig theorievorming over liefde tussen man en vrouw en feminisme te vinden. Ik keek eens in het kaartenbakje met trefwoorden in wat toen nog het Internationale Archief voor de Vrouwenbeweging heette. Het bakje seks zat vol. Het trefwoord liefde was nog maar kort geleden toegevoegd, en verwees door. ‘Liefde, zie seksueel gedrag’. Wat nu, hielden feministes zich wel bezig met prostitutie, met geweld, met seks, maar niet met liefde? Nu, in 2016 hebben we geen kaartenbakjes meer. We hebben Google. Veel vind ik echter niet. Kennelijk is de liefde in de feministische discussies en studies nog steeds een ondergeschoven kindje. Of ligt het anders? We hebben de liefde verstopt in discussies over zorg, seks, huishoudelijke arbeid, partnerkeuze. Twee redenen zijn er dat de liefde in het denken over feminisme een beetje ondergronds is geraakt. In de eerste plaats gaat liefde altijd ook over overgave, over afhankelijkheid. En dat lijkt haaks te staan op het feministische ideaal van de autonomie, van de zelfstandigheid. In de tweede plaats hebben vrouwen goede redenen om wantrouwig te zijn: historisch gezien kregen vrouwen in de heteroseksuele liefde praktisch altijd een slechtere deal dan mannen. De liefde die voor een vrouw toegestaan was, was meestal verpakt in een package deal waarmee ze de zeggenschap over een groot deel van haar leven in handen gaf van haar man. Vrije liefde was altijd gevaarlijker voor vrouwen dan voor mannen, vanwege haar reputatie, vanwege mogelijke zwangerschap. Laten we niet vergeten dat het in mijn jonge jaren nog heel gewoon was om het over ‘gevallen vrouwen’ te hebben, en ik hoor bij de laatste ‘moetjes’, vrouwen die min of meer onder dwang trouwden omdat ze zwanger waren. Dat mannen ook voor de wet het hoofd waren van het gezin heeft nog veel hoofdbrekens gekost toen Juliana koningin werd en het de vraag was hoe dat nou moest met haar man Bernard. Die was voor de wet het hoofd van het gezin, terwijl zijn vrouw het hoofd was van het land. En was prins Bernard dan niet per ongeluk ook de baas over het land? Dat probleem werd opgelost in 1956, toen een getrouwde vrouw ‘handelingsbekwaam’ werd, en ze zelfstandig haar handtekening ergens onder mocht zetten.
Het streven naar gelijkwaardigheid in de liefde is niet nieuw. Maar wie in de geschiedenis op zoek gaat naar sterke vrouwen die die gelijkwaardigheid in een relatie met een man ook vonden, komt er achter dat dat zelden lukte. In Casablanca haalde ik veel verhalen aan over getalenteerde vrouwen, hartstochtelijke vrouwen ook, die hoopten op echte, dus wederzijdse liefde: Alma Mahler, Clara Schumann, Belle van Zuylen, George Sand, Margaret Mead, Marina Tsvetayeva, Emma Goldman, Maria Callas, Romy Schneider. En zo vaak kwam het neer op een pijnlijke keuze: wilde je je eigen werk serieus nemen, dan was het onwaarschijnlijk dat je een mannelijke partner vond die bereid was om je die ruimte te geven en je erbij te ondersteunen – zoals vrouwen dat wel de hele geschiedenis door voor mannen deden. Of je koos ervoor om zonder man te leven. Lo Brunt had ongelijk, maar hij raakte wel een gevoelig punt. In het gevecht om onze autonomie verloor de liefde het nog wel eens. En als de liefde het won, dan verloor vaak het talent van vrouwen. Hoeveel talent verloren is gegaan weten we niet eens. We weten dat Clara Schumann, een erkend begaafde pianiste en componiste het componeren opgaf omdat haar man er niet tegen kon, net als Alma Mahler. Er waren niet zoveel vrouwen die een mannelijke partner vonden met wie ze werkelijk op voet van gelijkwaardigheid konden leven. Ik vond er in de geschiedenis maar een paar, Virginia en Leonard Woolf bijvoorbeeld.
Uit de namen van beroemde vrouwen die ik hierboven noem is meteen mijn leeftijd af te lezen (Romy Schneider? Is die niet allang dood?) en ook wel een beetje mijn klasse. Maar mijn fascinatie voor de levens van beroemde vrouwen is in wezen natuurlijk niet anders dan die van de vrouwen die elke week Privé en Story lezen en willen weten hoe het verder gaat met andere vrouwen, de royals, de sterren, de voetbalvrouwen. Nieuwe liefdes, crises in huwelijken, overspel, nieuwe scheidingen, de lezeressen kunnen er niet genoeg van krijgen. Hoeveel geheime minaars heeft Sylvie? Amber Rose terug bij ex. Wéér scheiding voor Cheryl. Fascinerend: Patricia Paay koopt een dure auto als cadeautje voor haar erg veel jongere toyboy.
Wat zoeken wij vrouwen toch in de levens van andere vrouwen, herkenning? Het lijkt er op dat we aan de ene kant graag willen dat de ware liefde altijd overwint, en ons toch ook laten troosten dat zelfs die celebs, mooi en rijk, problemen hebben met de mannen.
Liefde is een feministisch issue
Hebben feministes de liefde er aan gegeven? Sommigen wel. Een beetje waar is het wel, als de anti-feministen beweren dat feministes het niet meer over de liefde hebben. De liefde, zei Shulamith Firestone al in 1970, is onze onderbuik, onze zwakke plek. Want autonomie, zelfstandigheid, dat kun je in je eentje wel voor elkaar krijgen. We kunnen vrijer over onze seksualiteit denken, experimenteren met soloseks en seks zonder binding, maar op het moment dat we die seks met een ander willen beleven is er sprake van een relatie met iemand die jou ook moet willen. En dan is de vraag hoe het gaat met je nieuw verworven autonomie. Liefde impliceert per definitie wederzijdse afhankelijkheid. En hoe balanceren we die twee behoeften, aan gebondenheid en aan zelfstandigheid, als we als vrouw liefde zoeken bij een man?
Dit lijkt te zijn afgesproken: vrouwen houden zich meer dan mannen bezig met de liefde. Kijk naar de typische vrouwenfilms. Kijk naar de Bouquetreeks die door vrouwen wordt verslonden en waar geen zichzelf respecterende man ooit mee in de trein aangetroffen zou willen worden. Kijk naar de damesbladen en de roddelblaadjes: al die vrouwen die het wel en wee willen volgen van prinsessen en filmsterren, wat is dat toch? Zijn wij vrouwen echt van nature het romantische geslacht?
Ik ga dat anders interpreteren. Al die romantiek: dat is vakliteratuur.
Denken we terug aan de romans van vroeger, die dikke Victoriaanse romans, door vrouwen geschreven, door vrouwen gelezen. Jane Austen, Emily Brontë, nog steeds verfilmd. Wat was het hoofdthema, bijna zonder uitzondering? De keuze die vrouwen moesten maken tussen de ware liefde en een goede partij. Dat was de tijd dat de kwaliteit van je bestaan als vrouw niet in de eerste plaats afhing van je eigen prestaties, maar van de man waar je mee leefde. Je vader eerst, die bepaalde tot welke sociale stand je hoorde en hoeveel kans je kreeg om door te leren, of dat je op je dertiende al moest gaan verdienen om het gezin mee te onderhouden. Dan de man die met je wilde trouwen en die in die tijd je hand nog ging vragen bij je vader. Van die man hing af hoe je leven eruit zou gaan zien: of je een mevrouw zou worden met personeel om het huishouden voor je te doen, of dat je een dienstbode zou worden. Veel vrijheid in de liefde was er in die tijd voor de meeste vrouwen niet. Je had als je geluk had een troef: een rijke vader. Maar die lette dan weer op dat je niet omlaag trouwde. En je moest als toekomstige erfgename ook nog opletten dat de man jou niet alleen maar wilde omdat hij uit was op je geld. Het hielp ook als je mooi was. In dat geval wilde een man nog wel eens door de standen heen breken en met een vrouw trouwen die eigenlijk beneden zijn stand was.
Zo kras is het nu niet meer. Toch zien we nog steeds dat mensen hun partners voornamelijk kiezen binnen hun eigen sociale laag en dat mooi zijn voor een vrouw nog steeds een grote troef is om de keuze aan partners groter te maken. De fixatie van veel vrouwen op uiterlijk wordt vaak gezien als typisch vrouwelijke oppervlakkigheid. In werkelijkheid is het onder het vernisje van de romantische dromen een tamelijk zakelijke onderneming. Wie er voor kan zorgen aantrekkelijk te zijn, heeft meer kans op een leuk leven dan vrouwen die als lelijk te boek staan. En dat geldt nog steeds veel meer voor vrouwen met weinig opleiding. In het begin van de vrouwenbeweging maakten we de vergissing toen er een groep feministes een missverkiezing wilde verstoren, uit protest tegen de manier waarop vrouwen, zoals we zeiden, werden gekeurd als vee. De vrouwen die aan de missverkiezing deelnamen, en die heel wat aan geld en moeite hadden geïnvesteerd om zo mooi mogelijk voor de dag te komen, voelden zich niet speciaal gewaardeerd door die feministes, en zaten er bepaald niet op te wachten om gered te worden. Ze wilden de mooiste zijn, en winnen. Ze hoopten filmster te worden, of model, of een rijke man aan de haak te slaan. En nu kwamen die lelijke rotwijven ze vertellen dat ze achterlijk waren en ‘onderdrukt’. Of de dames maar op wilden hoepelen.
Dit was de denkfout: het ging hier niet alleen om uitgebuite vrouwelijkheid, het ging over klasse. Voor deze vrouwen was uiterlijke schoonheid, en voldoen aan de normen van vrouwelijke aantrekkelijkheid het kapitaal dat ze investeerden in een betere toekomst. Zolang het nog kon: want dit kapitaal zou met het stijgen van hun leeftijd vanzelf wegsmelten en voor die tijd moesten ze binnen zijn.
Liefde is een feministisch issue. Anders gezegd: partnerkeuze heeft een hele grote invloed binnen vrouwenlevens. Ja, meer dan voor mannen, en nog steeds. En het is dus niet voor niets dat het vrouwenbusiness is om je met die partnerkeuze bezig te houden, ook als je dat vermomt als romantiek.
Meesteressen in de liefde?
In zoveel literatuur over sekseverschillen wordt de superioriteit van de vrouwen bezongen: wij zijn de betere sekse als het aankomt op de liefde. Al in het baanbrekende artikel dat mij bekeerde tot het feminisme, dat van Shulamith Firestone getiteld ‘Love’, worden mannen omschreven als een soort hopeloze emotionele invaliden. Het lijkt op een bekend collectief overlevingsmechanisme dat we bij meer maatschappelijk achtergestelde groepen tegenkomen: de neiging om een handicap om te zetten in een soort morele superioriteit. Zoals er ook de neiging is om vrouwen als betere mensen te zien omdat wij niet achter een carrière aanrennen, niet belust zijn op macht en geen oorlog voeren.
Maar we kunnen deze gewoonte om onszelf te zien als meesteressen in de liefde ook op een andere manier bekijken. Francesca Cancian schreef een interessant artikel: ‘de feminisering van de liefde’. We hebben de neiging om de gangbare sekseverhoudingen te projecteren op de geschiedenis en te doen alsof het altijd al zo was en dus ook altijd zo zal blijven, en zoiets doen we ook met de liefde, alsof ons ideaalbeeld van de ware liefde eeuwig hetzelfde was. Dat was dus niet zo. Cancian beschrijft dat het ideaalbeeld van de ware liefde door de geschiedenis heen sterk is veranderd. In het oude Griekenland was de liefde van een man voor een mooie jongeling het ideaal waar alle andere vormen van liefde aan werden afgemeten. In het dertiende-eeuwse Europa was dat vooral de hoofse liefde, de kuise adoratie van een ridder voor de vrouw van de heerser. In het victoriaanse tijdperk was het de liefde van een moeder voor haar kind.
En nu is dat onmiskenbaar verschoven naar de heteroseksuele liefde, waarbij een langdurige monogame relatie de norm is, en blijft, ook al blijkt dat maar weinig mensen daar hun hele leven lang aan kunnen voldoen. En er horen wat onuitgesproken gedachten bij: dat het de man is die actief een vrouw werft, maar dat, als de verbintenis eenmaal gesloten is, het haar werk is om de relatie op peil te houden. Zoals een Amsterdamse man dat zo mooi kan zeggen: ‘Je gaat toch niet achter een tram aanlopen waar je al inzit.’ Mannen zijn het veroverende geslacht in dit verhaal, vrouwen het liefhebbende bij uitstek.
Cancian gaat er vanuit dat dit ideaalbeeld een materialistische geschiedenis heeft. In het voorkapitalistische tijdperk, toen werk en wonen veel minder gescheiden waren dan nu (denk aan de boerderij, de ambachten aan huis) en de productie – het produceren om te verkopen – en de reproductie – dat wat nodig was voor eigen gebruik aan voeding en kleding – nog niet waren opgesplitst. Weliswaar waren er meestal afspraken over vrouwen- en mannenwerk, maar we zagen toen nog geen scheiding tussen wat mensen voor elkaar déden en wat ze voor elkaar vóélden. Alleen de hogere standen, die grotendeels van lichamelijke arbeid waren vrijgesteld, konden het zich veroorloven om te spelen met de liefde, bij voorkeur naast een huwelijk dat om zakelijke redenen was gesloten. De liefde was ook niet vrij, zoals dat nu in principe is. Mensen sloten een verbintenis om praktische redenen. Mannen zochten een vrouw waar je wat aan had op de boerderij. Die stevig aan kon pakken. Mooi zijn was belangrijker in de standen waar vrouwen als echtgenote en gastvrouw een meer representatieve functie hadden. Families verbonden zich met elkaar door de huwelijken van hun kinderen. De laatste mensen die niet vrij mochten huwen waren de leden van de koninklijke families, die verplicht waren te trouwen met adel. Maxima is de eerste aangehuwde telg die koningin mocht worden omdat Willem-Alexander haar gewoon de allerleukste vond.
Nu zien we bijna overal, met uitzondering van wat bedrijven aan huis, winkels die familiebezit zijn of soms nog op het platteland, dat er een scherpe splitsing. qua plaats, is ontstaan tussen wonen en werken, en daarmee een scheiding tussen de mannelijke sfeer en de vrouwelijke sfeer. In het gezin, dat we projecteren in de geschiedenis, maar dat een tamelijk modern project is, gaat de man de deur uit om te werken, en de vrouw blijft thuis met de kinderen en doet het huishouden. Zelfs waar vrouwen ook buitenshuis werken blijft dat het algemeen aanvaarde grondmodel. En kijk: daarmee is er ook een splitsing gekomen tussen wat mensen voor elkaar doen en wat mensen voor elkaar voelen. Wat mannen doen noemen we werk en geen liefde. Wat vrouwen doen noemen we liefde en geen werk. Toen we jaren terug het werk van huisvrouwen ‘huishoudelijke arbeid’ noemden, vonden veel mensen dat nog belachelijk. Een beetje voor de kinderen zorgen, dat was geen werk. Dat deed een vrouw omdat ze nu eenmaal een vrouw was.
Cancian noemt dat de feminisering van de liefde. Wij hebben ons de definitie van liefde toegeëigend: dat wat vrouwen doen, de relatie onderhouden, dat is de ware liefde. Emotionele expressie, samen op de bank zitten en je gevoelens uiten, dat is het. Een scène uit de relatietherapie. Een echtpaar met huwelijkse moeilijkheden. Zoals zoveel vrouwen beklaagt zij zich erover dat haar man nooit meer wat liefs tegen haar zegt en niet laat merken dat hij nog van haar houdt. De man zit er hulpeloos bij en begrijpt niet wat ze wil. Natuurlijk houdt hij van haar, hij is toch nog steeds met haar getrouwd, niet soms? De therapeute, ook een vrouw, die met de echtgenote meevoelt (misschien heeft zij thuis net zo’n man), geeft hem de opdracht om in de tijd tot de volgende sessie iets aardigs voor zijn vrouw te doen. De volgende keer vraagt ze het stel of dat gelukt is. Nee, zegt de vrouw. Ja, zegt de man. En wat hij dan voor liefs gedaan heeft: hij heeft haar auto voor haar gewassen.
Het is dus tijd om even iets recht te zetten en te onderkennen dat het thuisbrengen van het loonzakje en overwerken om extra te verdienen voor het gezin ook liefde is, al hadden veel vrouwen het liever dat hij ook eens rode rozen meebracht.
Heteroseksuele partnerkeuze
Als er nu iets is wat zich onttrekt aan politieke besluitvorming, gelukkig maar, is dat de partnerkeuze. Er is nog niet eerder een tijd geweest waarin zoveel mensen zo vrij waren om te kiezen met wie ze willen verkeren, en ook nog hoe, voor één nachtje of tot de dood hen scheidt. Mannen mogen tegenwoordig bij ons ook met elkaar trouwen, of het laten, vrouwen ook. We zien de laatste resten bemoeienis nog bij het koninklijk huis, waar het eerst al een revolutie was dat de partner van het staatshoofd niet meer van adel hoefde te zijn, maar prins Friso moest zijn plaats op de ranglijst voor het koningschap opgeven omdat zijn aanstaande vrouw Mabel, wel prinses geworden, het nog eens met een foute man had gedaan. Er waren tijden dat het in Nederlandse milieus een familieramp was als een katholiek meisje wilde trouwen met een protestante jongen. ‘Twee godsdiensten op één kussen, daar slaapt de duivel tussen.’ Zoveel inmenging van familie of zelfs overheid komt heel weinig meer voor. Waar families zich nog bemoeien met de huwelijken van hun kinderen, zoals soms nog in migrantenfamilies, wordt dat heel makkelijk gezien als ‘een andere cultuur’ en vergeten we hoe kort geleden dat hier ook nog heel normaal was.
Partnerkeuze is nog nooit zo vrij geweest. Maar toch weten we allemaal wel hoe een normaal heteroseksueel paar er ongeveer uitziet. Uit een man die langer is, ouder, en meer verdient. We zijn heel modern en we vinden tegenwoordig vaker dat het er in princípe niet toe zou moeten doen wie van de twee wat ouder is of wie er meer verdient. We weten dat mannen gemiddeld langer zijn dan vrouwen, maar niet alle mannen zijn langer dan alle vrouwen, en zouden we ze willekeurig mixen, dan zou je veel meer paren zien waarbij de vrouw een stukje langer is dan haar vriendje. In werkelijkheid valt het meteen op. Het kan wel, maar je moet de grappen klaar hebben om de opmerkingen te pareren, zoals een vriend met een vrouw die een kop groter was dan hij altijd zei: ‘Als je ligt merk je er niets van’. Bij mijn eerste huwelijk werd mij nog gevraagd om een treetje lager te gaan staan bij het maken van de trouwfoto op de trap van het stadhuis, zodat ik aanminnig op kon kijken naar mijn echtgenoot, die maar een paar centimeter met mij scheelde. En ik deed dat toen nog. Bij mijn tweede huwelijk, veertig jaar later, echtgenoot alweer maar een paar centimeter langer dan ik, werd mij dat niet meer gevraagd en ik zou het ook niet meer hebben gedaan.
Partnerkeuze is spontaan, instinctief, denken we vaak. Hebben we wel wat te zeggen over op wie we verliefd worden? Toch blijken we tamelijk goed aan te kunnen geven tussen welke grenzen we een toekomstig partner wensen, en daarbij spelen lengte, leeftijd en inkomen een rol. Jaren geleden deed ik een erg onwetenschappelijk minionderzoek. Ik turfde in de contactadvertenties wat mannen wilden en wat vrouwen wilden van een toekomstige partner. Dat was dus voor de tijd van de datingsites. Dit viel me op: de vrouwen die een partner zochten, wilden graag iemand van omstreeks hun eigen leeftijd en omstreeks hun eigen opleidingsniveau. Ze zochten naar gelijkheid. De mannen wilden heel wat anders: die wilden vrijwel zonder uitzondering een jongere, tot aanzienlijk jongere vrouw. Bij sommige mannen was de eigen leeftijd het absolute maximum, maar meestal was dat al niet zo aantrekkelijk. Over opleidingsniveau werd door de mannen nauwelijks gerept. Een beetje beschaving was soms wel gevraagd, kennelijk was het toch wel een voordeel als we met mes en vork konden eten. Kortom: de vrouwen zouden via die contactadvertenties nooit de partner van hun dromen vinden en de mannen ook niet.
Is dat nog zo? Minder, maar nog steeds weten we hoe het heteroseksuele stel eruit hoort te zien. Stellen waarbij de vrouw een stuk ouder is vallen op. Er worden artikelen aan gewijd: of dat wel goed kan gaan. Ook is het aantal vrouwen dat meer verdient dan haar mannelijke partner gestegen, deels door de crisis, deels door de emancipatie. Maar probleemloos is dat niet bepaald.
Scheefgroei op de partnermarkt
Die hardnekkige gedachte, die ingebouwde ongelijkheid in de heteroseksuele partnerkeuze, heeft een merkwaardige scheefgroei op de relatiemarkt tot gevolg. Aan de bovenkant zien we hoger opgeleide vrouwen van een zekere leeftijd, die als het ze niet gelukt is om de partner te houden die ze al hadden veel minder kans hebben om nog een nieuwe te vinden. Aan de onderkant zien we jonge mannen met weinig opleiding, die niet aan de vrouw komen. Met deze aantekening: dat jong zijn nog over gaat en oud zijn niet. Ik heb een persoonlijk theorietje dat ik niet kan staven: veel van het ongenoegen bij die jonge mannen die zich misdragen zit in het feit dat juist in de tijd dat de testosteron hen de oren uitkomt, ze waarnemen dat de meisjes die zij zouden willen voor hun neus worden weggepikt door kansrijkere, net wat oudere en net wat beter verdienende mannen. En juist bij geslaagde mannelijkheid hoort dat je succes hebt bij de vrouwen. Die kans wordt jonge mannen ontnomen, terwijl ze het op de arbeidsmarkt, met te weinig opleiding, ook al niet geweldig doen. Daar worden die jongens meestal niet aardiger van.
En nog een consequentie, waar we niet vaak aan denken. Neem het doorsnee heteroseksuele stel. Hij is wat ouder, heeft dus een voorsprong op de arbeidsmarkt, verdient dus waarschijnlijk meer. Ze willen kinderen, en moeten besluiten, een van hen gaat minder werken, de ander juist wat meer, om met een kind erbij voldoende geld in huis te hebben. Hoe zal die beslissing uitvallen als hij toevallig degene is die het meest verdient?
Feminisme, en daarmee vrouwen die zelf hun geld gingen verdienen en meer waarde hechtten aan een gelijkwaardige relatie – als ze het zochten in de heteroseksualiteit –, heeft dus wel degelijk gezorgd dat er meer vrouwen waren voor wie de potentiële mannelijke partners niet in de rij stonden. Ik nam iets dergelijks ook waar bij tweede generatie migranten. In al het geklaag over moslims die niet zouden willen integreren werd het een tijdje als probleem gezien dat Nederlanders van Turkse of Marokkaanse afkomst vaker een huwelijkspartner over lieten komen uit het land van herkomst van hun ouders. Wat daarbij over het hoofd werd gezien is dat ook onder migrantenzoons en -dochters de emancipatie was toegeslagen. Het meest onder de jonge vrouwen, die het in de opleidingen vaak beter deden dan de jonge mannen. We maken inmiddels een grote groep hoogopgeleide migrantendochters mee, die als partner ook het liefst een man willen van eigen achtergrond, maar tegelijk ook een moderne man die er geen bezwaar tegen heeft dat ze zou blijven werken. Die was in de nog kleine gemeenschappen van leeftijdsgenoten in Nederland nog weinig te vinden, want veel van de jonge mannen wilden liever een traditionele vrouw, waar ze, net als de traditionele Nederlandse mannen, teder op neer konden kijken. En zodoende hadden ze beide meer keuze in het land van hun ouders. Inmiddels verandert dat, langzaam. Maar ik zie nog steeds tamelijk veel vrouwen met een migrantenafkomst, die hebben gestudeerd, die een veelbelovende baan hebben, en nog geen partner hebben gevonden.
De jonge mannen aan de onderkant van de piramide zijn een groter probleem dan de vrouwen aan de bovenkant, dat wil zeggen: voor de samenleving. Ik zou wel eens meer onderzoek willen zien naar de jongeren, lees jongens, die zo vaak problemen maken, zoals voetbalvandalen, straatbendes, zuipende lastposten. Daarbij moet worden gekeken naar hun niet vervulde wensen van seks en een leuke vriendin. Het is niet voor niets dat ik veel jeugdwerkers heb horen zeggen dat het wel goed komt als ze eenmaal verkering hebben.
Mannen kunnen zichzelf progressief vinden, en geheel overtuigd zijn van hun bij de tijdse opvattingen over de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, en er net als Philip uit Borgen toch niet tegen kunnen als hun vrouw of vriendin meer verdient, of meer succes heeft dan hij. Rationeel kunnen ze bedenken dat ze er zelf ook veel aan hebben wanneer hun vrouw veel verdient. Maar onbewust, bleek uit een recent onderzoek waarbij ook Nederlandse mannen betrokken waren, blijken de mannen zich gekwetst te voelen wanneer hun partner ergens in uitblinkt. Hun gevoel van eigenwaarde is er kennelijk nog steeds van afhankelijk dat ze het beter doen dan de vrouw naast hen. Ik kan er over meepraten. Per boek, en dat was er één per jaar, kreeg ik een gigantische ruzie met mijn toenmalige verloofde die altijd ergens anders over leek te gaan. Ik leerde me bij voorbaat schrap te zetten, en merkte dat ik het maar zo min mogelijk had over enthousiaste reacties en ook maar liever niet had dat hij meeging naar boekpresentaties of lezingen. Want erna was de stemming altijd om te snijden. En ik keek wel uit om het over het echte probleem te hebben: dat het met zijn proefschrift maar niet opschoot. In Casablanca beschreef ik veel bekende stellen waarbij ook de vrouw iemand was met talent: Hemingway en Scott Fitzgerald vielen beide voor getalenteerde vrouwen om er vervolgens niet tegen te kunnen dat die ook hun gang gingen, en dat werden drama’s.
Er is iets merkwaardigs aan de hand met dat geijkte leeftijdsverschil. Natuurlijk hebben de biologen een snelle verklaring, want dit is een gegeven, de vruchtbaarheid van vrouwen is op een gegeven ogenblik echt afgelopen, en mannen kunnen op hogere leeftijd nog wel kinderen verwekken. Maar is dat echt een reden? Ik zie bij mannen die aan een tweede- of derde partner beginnen zelden dat ze dat graag willen om nog meer kinderen te krijgen. Meestal is het háár wens. En zoals gezegd, een groot deel van ons liefdesleven gaat niet over kinderen krijgen, we zijn hormonaal gezien allang geëmancipeerd. We hebben ook seks als het qua voortplanting nergens op slaat. En we hebben nog andere wensen. Zo is het voor veel mensen een wens om samen oud te worden. Dat lukt mannen in doorsnee geweldig. Vrouwen niet. Want gezien het feit dat vrouwen gemiddeld vijf jaar ouder worden dan mannen, plus het bijkomende ingebouwde leeftijdsverschil, zien de meeste vrouwen hun man eerder vertrekken dan zijzelf ertussenuit knijpen. Boven de vijfenzestig zijn er twee keer zoveel alleenstaande vrouwen als mannen. En ook wat de seks betreft is het niet speciaal logisch. Mannen hebben hun seksuele piek als ze nog jong zijn, voor hun twintigste. Dan neemt het langzaam maar gestadig af. Vrouwen die eenmaal de smaak te pakken hebben gaan daar op veel hogere leeftijd nog mee door – als ze tenminste iemand hebben om het mee te doen. Zouden we dus seks en samen oud worden als wensen serieus nemen, dan zou het ideale heteroseksuele paar bestaan uit een jongere man en een oudere vrouw. Maar ik vrees dat we nog veel te veel vastzitten aan genderbeelden over aantrekkelijkheid om daar eenvoudig verandering in te brengen.
Als zij meer verdient
Is er dan niets veranderd? Jawel. De ongelijkheid wordt minder. Maar wel langzaam en zeker niet zonder conflicten. Een op de vijf vrouwen verdient tegenwoordig meer dan haar man. Er zijn twee redenen voor: de eerste is dat jonge vrouwen een hoger opleidingsniveau hebben. Maar de tweede is dat mannen vaker werkeloos worden omdat, net als in de VS, veel typische mannenbanen zijn verdwenen, zoals in de industrie en de landbouw. Terwijl in de overheid en de zorg, waar veel vrouwen werken, nog steeds meer banen zijn.
Mannen vertonen vaker depressieve klachten als hun vrouw meer verdient, constateert professor Piet Bracke van de Universiteit van Gent. Vooral als ze ook de huishoudelijke taken op zich nemen zijn ze vaker gespannen, slapen slechter, hebben minder eetlust. Vooral de oudere mannen. Volgens onze schrijvende arts Ivan Wolffers slikken ze ook vaker Viagra. Het geldt niet voor iedereen. nrc heeft twee stellen gevonden die geheel tevreden zijn, een vrouw die directeur is, met een man, gitarist van huis uit, die het huishouden doet. Vroeger was het andersom, was hij meer succesvol. Ze zijn er tevreden over dat ze in hun leven allebei hun dromen hebben kunnen verwezenlijken. En dat de één niet belangrijker is dan de andere. Bij het andere stel is zij directeur en geeft ze leiding aan ruim achtduizend mensen. Haar man is huisman. Ze hebben twee kinderen, van acht en van tien. Hij zegde zijn baan op. Hij doet alles in het huishouden en met de kinderen. En omdat het bestaan zo intellectueel toch wel een beetje mager is gaat hij weer studeren en wil hij op den duur een baan. En soms is het niet zo makkelijk om gezien te worden als de man achter de topvrouw.
Het was dus niet altijd de bedoeling dat de vrouw in kwestie meer zou gaan verdienen, en lang niet alle mannen voelen zich daar gelukkig over. De Iraans-Amerikaanse Farnoosh Torabi is een vrouw die meer verdient dan haar man – in de VS is het aantal stellen waarbij de vrouw meer verdient 28 procent. En het is een probleem, stelt zij. Het huwelijk loopt vaker uit op een echtscheiding. De mannen zijn vaker depressief, plegen vaker overspel, De vrouwen worden op hun beurt vaak ongelukkig van het gedrag van hun mannen, want vaak zijn ze ook niet bereid om thuis de mouwen op te stropen. Integendeel. Net als Arlie Hochschild dat al waar nam in de jaren tachtig, toen er nog aanzienlijk minder stellen waren waarbij de vrouw meer verdiende dan haar man, gingen vrouwen, ook die met een volledige baan, als ze thuis kwamen aan de slag om het hun man naar de zin te maken. Alsof ze boete moesten doen voor het voorrecht dat ze meer verdienden en rekening hielden met de vernedering die dat inhield voor hun man. Het komt dan dus vaker aan op echtscheiding, dan bij stellen die nog traditioneel ongelijk zijn.
Ook in de VS komt het zelden voor dat een stel kiest voor deze onconventionele rolverdeling. Vaak is het het gevolg van de crisis, en het verlies van banen voor mannen. En een enkele keer weten de partners het voor ze trouwen, en hebben er vrede mee. Er zijn ook mannen die er het voordeel van inzien, die de kans krijgen, bijvoorbeeld, om weer te studeren, zich om te scholen, of een bedrijfje te beginnen waarvan ze nog niet weten of het succes zal hebben. Torabi besteedt een compleet boek aan een handleiding, When She Makes More: 10 Rules for Breadwinning Women, hoe om te gaan met die man – als ze hem tenminste wil houden. Zorgvuldig moet een meer verdienende vrouw er voor zorgen dat hij zich niet overbodig gaat voelen, door hem de belasting en de boekhouding te laten doen, samen met hem de beslissingen te nemen, hem vooral veel om advies te vragen en ook door ervoor te zorgen dat hij altijd geld op zijn eigen bankrekening heeft en er niet om hoeft te vragen. Te veel eisen stellen dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt in het huishouden is ook niet aan te bevelen, huur een wife in om het huishouden te doen, is het advies. Torabi komt er eerlijk voor uit dat ze geen feministisch boek heeft geschreven. Dat is het dan ook niet. Het is een overlevingsgids voor succesvolle getrouwde vrouwen.
Publiciste Heleen Crul vroeg zich in een opiniestuk in nrc af waarom een carrièrevrouw zoveel energie zou steken in het vinden van een succesvolle man. Zou het niet taboedoorbrekend en veel geëmancipeerder zijn om het te doen met een man met mindere status? Waarom voor de verandering niet een vrouw die medisch specialist is die trouwt met een mannelijke verpleegkundige, om de doktersromans eens om te draaien? Wordt het geen tijd dat hoogopgeleide vrouwen gaan ‘downdaten’? Behalve dat het een beetje klinkt alsof vrouwen naar het asiel gaan om een man uit te zoeken, in plaats van een hond, houdt Crul er geen rekening mee dat die mannen met een lagere status niet in rijen van tien staan te wachten. En dat vrouwen er goede redenen voor kunnen hebben om er maar niet aan te beginnen. Niet omdat ze per se een partner willen hebben met meer status of meer inkomen, maar omdat ze aanvoelen dat een man zich gemakkelijker voelt als hij overwicht heeft, toch. Al is dat niet ‘modern’. Veel mannen voelen zich nog steeds veiliger en mannelijker naast een vrouw die letterlijk en figuurlijk niet boven hem uitsteekt. Dat zullen ze niet zo snel toegeven. Een moderne man zal volgens onderzoeker Paul Eastwick zeggen dat hij zich net zo aangetrokken kan voelen tot een vrouw die beter presteert op een intelligentietest dan hijzelf. Maar als ze zo’n vrouw dan in het echt ontmoeten voelen ze zich bedreigd en geïrriteerd en mogen ze haar niet. Dat vrouwen in doorsnee de voorkeur geven aan een man die ouder is, hoger opgeleid, meer verdient, is dus meer dan alleen een overblijfsel uit de traditie waarin dat zo hoorde.
Zoals ik zei: ook liefde is een feministisch issue. Maar wel een lastige. Er zijn zoveel zaken waarmee we met acties iets konden winnen: gelijk loon, de legalisering van abortus. We kunnen met spandoeken de straat op tegen geweld. We kunnen erop staan dat er in de media meer vrouwengezichten te zien zijn, en niet alleen als decoratie. We kunnen het weer eens hebben over het glazen plafond. Maar met een spandoek op de Dam: hou van ons? Ik zie het nog niet gebeuren.
Wat te doen?
Eerlijk, ik zou het niet weten.
(Dit was kwestie nr 12 in Het Verschil. In dat boek nog veel meer: over de vraag waarom mannen niet nar rozen ruiken, en de lustpil voor vrouwen, over de moeilijke mannelijkheid, met een ode aan het vaderschap, over de vraag ‘welke kleur heeft feminisme?’)