‘Het onmogelijke allemansvriendisme van Sylvana Simons en BIJ1’ verscheen als kop boven een artikel voor VN, door Jamal Ouariachi.(Hier) Een goede gelegenheid, niet alleen om de interpretatie van Ouariachi te weerleggen, maar vooral om uit te leggen waar wij van BIJ1 werkelijk voor staan. En waarom we met Ouariachi niet snel vriendjes zullen worden. Ik schreef het voor de website, www.bij1.org
EEN ONGEREGELD ZOOITJE. OF: WAT IS INTERSECTIONALITEIT?
Toegegeven, de tegenwoordig vaak gehoorde term ‘intersectionaliteit’ is een uit academische kringen afkomstig begrip, en het is niet zo simpel om uit te leggen waar dat over gaat. Waarom dan toch dat woord gebruiken? Omdat we geen andere manier hebben om duidelijk te maken dat al die verschillende vormen van ongelijkheid waar we het in BIJ1 over hebben met elkaar samenhangen.
Vandaar dat Sylvana Simons toen ze te gast was in Buitenhof dat woord gebruikte, maar zich haastte om het uit te leggen. En daarbij heb je voorbeelden nodig, verhalen, veel verhalen, anders blijft het te abstract.
Je moet bijvoorbeeld uitleggen dat je het als feministe niet zomaar over ‘vrouwen’ kunt hebben, maar er ook rekening mee moet houden dat er dwars door gender heen (alweer zo’n woord. Lees het als alles wat te maken heeft met mannen en vrouwen) grote verschillen zijn tussen vrouwen onderling. Dat het uitmaakt of je een witte of een zwarte vrouw bent, en of je hoort bij de hoogopgeleide vrouwen die streven naar een carrière waarmee ze het glazen plafond kunnen doorbreken, of een laagopgeleide vrouw bent die werkt achter de kassa van een supermarkt en nauwelijks voldoende verdient om daar zelfstandig van rond te komen. Het grootste deel van de vrouwen komt van haar leven niet in de buurt van een ‘glazen plafond’. Net zo min als de meeste mannen trouwens.
Kortom: we moeten altijd rekening houden met meer dan één grote ongelijkmaker: klasse, kleur en sekse. En het ook nog hebben over andere ongelijkheden: of je een beperking hebt of niet, of je past in de hokjes man en vrouw of niet, welke seksuele identiteit je hebt, of je oud bent of jong. En daardoorheen speelt ook de economie een grote rol, want als je zwart bent heb je minder kans op een baan, als je vrouw bent verdien je meestal minder en doe je veel meer onbetaald werk, als je een beperking hebt is het veel moeilijker om van je eigen werk te kunnen leven, en zo zien we dat die ongelijkheden ook meestal financiële gevolgen hebben. Vandaar, om het samen te vatten, zeggen we bij BIJ1 niet alleen dat we ons inzetten voor radicale gelijkwaardigheid maar ook voor economische rechtvaardigheid, en dat die twee zaken niet los van elkaar gezien kunnen worden.
Want ook dit is voor ons een realiteit om rekening mee te houden: we leven in een economisch systeem dat ongelijkheid produceert, dat mensen voor hun inspanningen extreem ongelijk beloont, en dat de kloof tussen de mensen met veel geld en veel macht, en zij die nauwelijks bezit hebben en van baan of uitkering moeten leven steeds groter wordt. En dat we het dus ook moeten hebben over al die terreinen van ons leven waarop die ongelijkheid tot uiting komt, maar ook steeds opnieuw wordt bevestigd: wonen, werk, de zorg, het onderwijs. Wat je terug kunt lezen in ons verkiezingsprogramma.
De aanleiding om dit verhaal te schrijven is een artikel van Jamal Ouariachi in VN, met de kop ‘het onmogelijke allemansvriendisme van Sylvana Simons en BIJ1’. Waaruit blijkt dat hij niet erg begrepen heeft waar Sylvana het in Buitenhof over had.(Hier) Dan laat ik maar in het midden of er sprake is van kwade wil, de woordkeuze wijst daarop, of dat hij het gewoon niet heeft begrepen of dat er sprake is van een andere politieke keuze dan de onze. Of een combi van deze motieven, die maken dat hij BIJ1 afdoet als ‘het dubieuze zooitje van Sylvana Simons’.
Dit is wat hij beweert: dat BIJ1 probeert te verenigen wat onverenigbaar is, door niet te willen kiezen. Leukigheid voor iedereen, daar komt het op neer, beweert hij. Intersectionalisme is allemansvriendisme. Dus, naïef, een maatschappij waarin niemand zich gekwetst voelt. Waarbij je ontkent dat mensen fundamenteel van elkaar verschillen. Is dat wat we doen? Integendeel. Dat er grote verschillen zijn tussen de burgers in ons land is ons uitgangspunt. Alleen: we gaan er ook van uit dat daar verschillen bij zijn die niet zouden hoeven, verschillen die onrechtvaardig zijn. Wij zien niet in waarom een wit persoon met een strafblad meer kans moet hebben op een baan dan een zwart iemand zonder strafblad. Ongelijkwaardigheid dus, waar wat aan te doen valt. Dat is niet nieuw: voor ons zijn er al sociale bewegingen geweest zijn die veel hebben gedaan voor meer rechten van vrouwen, van homo’s, inclusief een burgerrechtenbeweging voor zwarte mensen. Terwijl we het nu heel gewoon vinden dat vrouwen stemrecht hebben en homoseksualiteit niet meer strafbaar is, zijn we al vergeten dat die bewegingen van toen in hun tijd ook werden weggezet als dubieuze zooitjes.
Niemand kan toch ontkennen dat de ‘normen en waarden’ waar we tegenwoordig prat op gaan, zoals de wettelijke gelijkheid tussen man en vrouw, en de emancipatie van lhbti mensen niet zomaar uit de lucht zijn komen vallen, maar zijn bevochten. Ook de Grondwet, die ons in principe belooft dat alle Nederlanders gelijk zullen worden behandeld is eens bedacht, en riep aanvankelijk ook weerstand op. We hebben dus in principe in de wet vastgelegde gelijkwaardigheid. Alleen, dat blijkt in de praktijk nogal tegen te vallen, en dat is precies waarom BIJ1 om te beginnen Artikel 1 heette. Om dat wat we hadden afgesproken, gelijke behandeling, meer realiteit te laten worden. ‘Je kunt alleen tegen discriminatie strijden als je keuzes maakt’, zegt Ouariachi. Exact. Laat dat nou precies zijn wat we doen, en wat Ouariachi niet bevalt, want onze keuzes zijn de zijne niet.
Zo moet hij niets hebben van de ‘geradicaliseerde extremist Anousha Nzume’, en dat ‘benepen antiracisme kringetje’ waarin zij zich begeeft, en hij weet ook heel zeker dat hoofddoeken een symbool zijn van zevende-eeuws denken over vrouwelijke en mannelijke seksualiteit. Hij zit niet te wachten op meer moskeeën en wenst daarom nog geen islamofoob genoemd te worden. Want, zegt hij, ‘je kunt niet voor vrouwenrechten pleiten en tegelijk kritiek op een van de meest vrouwenrechten-schendende religies, de islam, wegzetten met die besmette term islamofobie’. En waarom zouden we respect hebben voor moslims als die geen respect hebben voor transgenders?
Daar kan ik twee dingen op zeggen. Het eerste is dat we niet snel vrienden zullen worden, Ouariachi en ik, want zijn opvattingen staan haaks op de mijne en die van BIJ1. Dus dat ‘allemansvriendisme’, vergeet dat maar. Het tweede is dat Ouariachi wel een punt heeft. Want wat wij willen is niet eenvoudig. Minderheidsgroepen bij elkaar optellen gaat niet zomaar. Daar is een interactionele visie voor nodig, en die heeft niet iedereen op school of van thuis meegekregen. Daar moeten nog heel wat wederzijdse vooroordelen voor worden afgebroken, waaronder ook die van Ouarichi die niet gelooft dat islam en feminisme heel goed samen kunnen gaan, of dat er ook moslims zijn die geen moeite hebben met transgenders, bijvoorbeeld omdat ze zelf moslim zijn én transgender. Of dat je ook als je zelf niet zwart bent veel kunt leren van die zwarte ‘geradicaliseerde extremisten’ en daar zelfs als wit mens bondgenoot mee kunt zijn. Wij gaan er helemaal niet van uit dat we allemansvriendjes zijn. Wij gaan er van uit dat we met onze hoge idealen, ook als die in wezen niets anders zijn dan de werkelijke uitvoering van wat we met de Grondwet al hadden afgesproken vijanden maken. Vijanden die het ons hoogst kwalijk nemen dat we het masker aftrekken van onze zo tolerant geachte samenleving, en die een spiegel voorhouden die niet erg flatterend is. Want een partij die uitgaat van radicale gelijkwaardigheid en economische rechtvaardigheid, en daarbij dus intersectionaliteit als principe hanteert heeft vele vijanden, en veel opponenten die niet begrijpen waar het om gaat, of niet willen begrijpen waar het om gaat, of wel begrijpen waar het om gaat, maar daar tegen zijn.
Om te beginnen hoeven we helemaal geen begrip te verwachten van de rechtse politici die zich druk maken over de ‘homeopatische verdunning’ van onze cultuur door al die niet-witte mensen die denken dat ze hier gewoon mogen wonen en ook gewoon dezelfde burgerrechten hebben als andere mensen, inclusief het recht om kritiek te hebben op de gang van zaken hier. Dat moslims het recht om serieus genomen te worden, gezien en gehoord, en gerepresenteerd in alle dingen waar het hier om gaat, de politiek, de media, de hogere posities bij – ik noem maar even een paar zaken – de politie of het onderwijs. We hoeven dus ook geen begrip te verwachten van rechtse politici die onder het mom van ‘islamkritiek’ vooroordelen verspreiden over islamitische Nederlanders en pleiten voor minder minder minder Marokkanen.
Maar ook de mensen die geen deel uitmaken van de dominante bevolkingslaag die het voor het zeggen heeft zijn niet zomaar meteen aanhangers van onze maatschappijvisie. Ik bedoel bijvoorbeeld de mensen die minder kansen krijgen om aan het werk te komen, de mensen die worden weggezet als ‘kostenpost’ omdat ze niet of niet meer ‘productief’ zijn, maar ook de mensen die voortdurend worden geridiculiseerd omdat ze niet voldoen aan de onafgesproken norm over gender, seksualiteit, lichamelijkheid, uiterlijk – zoals we net weer uitbundig geïllustreerd kunnen zien in de reacties op de diversiteit in de kandidatenlijst van Amsterdam BIJ1 – dat ‘dubieuze zooitje’. Onder de mensen die minder kansen hebben zijn er ook die hun gevoel van waardigheid opkrikken door zich te profileren als ‘normale Nederlanders’ (met de zegen van supernormale Nederlander Rutte) Ook zij zetten zich vaak af tegen andere groeperingen, mannen tegen vrouwen, wit tegen zwart. Het seksisme en racisme tieren weer welig.
Het is geen wet van Meden en Perzen dat mensen die afkomstig zijn uit een minderheid vanzelfsprekend solidair zijn met mensen van andere minderheden. Zelfs niet met de mensen binnen hun eigen minderheid. Als een van de mensen die zich meteen heeft aangesloten bij BIJ1 toen het nog Artikel 1 heette, weet ik heel goed dat onze opdracht niet eenvoudig is. Ik geef zo toe dat de gedachte dat minderheden zich zouden moeten verenigen, zouden moeten zoeken naar wat we gemeenschappelijk hebben, een utopische gedachte is, die we niet vanzelf en ook niet morgen kunnen verwezenlijken. Ja hoor, er zijn mensen, christelijke zowel als islamitische en atheistische, die wat hebben tegen homo’s en transgenders. Ik hoor die Surinaamse mevrouw nog zeggen: ‘wat moeten wij met de homo’s, wat hebben de homo’s ooit voor ons gedaan?’ En ja hoor, pas nog werd een zwarte homo door een paar zwarte mannen te grazen genomen en met een baksteen het ziekenhuis ingeslagen. En zo heb je ook homo’s die principieel wantrouwig staan tegenover alle moslims, en voormalige moslims die ook denken dat het dragen van een hoofddoek een voorbeeld is van middeleeuwse achterlijkheid. En ja, ik ken feministes die vinden dat ik geen feministe meer ben omdat ik geen enkele reden zie waarom feminisme en islam niet samen zouden kunnen gaan. Ik heb tenslotte feministische vriendinnen met hoofddoek. En zo ben ik ook al zwarte mannen tegengekomen die me wisten te vertellen dat feminisme niets anders is dan mannenhaat. Ik bedoel maar. Allemansvriendisme? Dacht het niet.
Dat we opereren midden in een spanningsveld is duidelijk. Niet iedereen kiest de positie die wij kiezen. Ik herhaal het nog maar even, voor radicale gelijkwaardigheid en economische rechtvaardigheid. Wij verenigen mensen met elkaar die om te beginnen al zelf niet kunnen blijven steken in één minderheid, omdat ze, bijvoorbeeld, zwart zijn en moslim en vluchteling. Zoals Audre Lorde dat zo mooi zei: ‘we are not a one issue movement, because we do not live one issue lives’. Neem de uit Brazilië afkomstige transvrouw, die bij ons op de kieslijst staat. In haar land liep ze gevaar, omdat transmensen vaak alleen in de prostitutie kunnen werken en daarbij meer dan anderen bedreigd worden, soms zelf vermoord. En zij mocht zich, eenmaal hier aangekomen, een weg banen door de hardvochtige bureaucratie waar je als vluchteling mee geconfronteerd wordt. Zij is de belichaming van de intersectionele gedachte, ze komt op voor vrouwen, transgenders, vluchtelingen, sekswerkers en mensen van kleur. Ze heeft de weg naar onze partij gevonden, en is bij ons thuis. Ook al wordt ze nu gezien als een van dat ‘dubieuze zooitje’ waar Ouariachi het over heeft.
Wij verenigen mensen met elkaar die niet alleen opkomen voor de groep waar ze zelf bij zijn ingedeeld. Wij verenigen transmensen, of mensen met een beperking, of mensen die zwart of bruin zijn, en dagelijks te maken hebben met racisme, met migranten, met voormalige vluchtelingen, met sekswerkers. Zij zijn mensen die verder denken dan hun eigen groep en begrijpen dat al die verschillende vormen van achterstelling, marginalisering en uitsluiting te maken hebben met datzelfde systeem van neoliberalisme, dat in de extreme vorm die de individualisering heeft aangenomen bevolkingsgroepen uitspeelt tegen elkaar. En bij al die vertegenwoordigers van verschillende groepen hebben zich ook witte mensen aangesloten, die er voor kiezen een deel van de oplossing te zijn, en niet langer een deel van het probleem willen blijven.
Wij vinden dat al deze mensen ook een politieke stem moeten hebben. Wij vinden het niet voldoende om in het partijprogramma wat progressieve dingen te zeggen over discriminatie. Wij willen dat er niet langer over de hoofden van gemarginaliseerde mensen heen over hen wordt gesproken maar dat zij zelf aan de tafels zitten waar het beleid wordt gemaakt dat zo beslissend is voor hun leven. Wij willen dat de belofte van de Grondwet ook werkelijk wordt nagekomen. En hoeveel vrienden we daarmee maken, dat zullen we nog zien.
(Dit artikel verscheen eerder op www.bij1.org. Link naar het artikel van Ouariachi hier)