Keeanga-Yamattha Taylor was in Nederland
Keeanga-Yamahtta Taylor kwam als geroepen. Ik was bij haar beide lezingen, een op het Marxisme Festival, en de andere, in samenwerking met de Black Archives, in de ruimte van New Urban Collective op 20 en 21 april. Waarmee ze, heel symbolisch, twee belangrijke denkrichtingen met elkaar verbond: die van marxisme en van antiracisme. Twee manieren van naar de wereld kijken die belangrijk zijn voor BIJ1, die dat, in wat andere woorden, ook doet: radicale gelijkwaardigheid en economische rechtvaardigheid. Ik las haar beide boeken. Taylor is assistent-professor in African American Studies aan de Universiteit van Princeton, maar boven alles is ze activiste, en die combinatie maakt dat wat ze te zeggen heeft niet blijft hangen in een academische taal, maar rechtstreeks de problemen aanspreekt waar we als activisten mee te maken hebben.
Taylor draait er niet omheen. Ze is antiracist. En marxist. En voor haar horen die twee zaken bij elkaar. Het mooie van haar verhalen is dat ze liet zien dat ze daarbij op de schouders staat van belangrijke zwarte radicale activisten, en daarmee voor ons een geschiedenis vertelt die we misschien niet kennen, die van een rijke linkse zwarte traditie. Zo drong het door haar pas tot me door dat Martin Luther King, die we hier vereren als een milde voorvechter van de burgerrechten, ook een fervent antikapitalist was. Radicaliteit die we wel van Malcolm X verwachten, maar die ‘witgewassen’ is in het populaire imago dat over King wordt verspreid.
De Combahee River Collective
En Taylor is ook feministe. Zo haalde ze de herinnering op aan een kleine groep radicale zwarte vrouwen, de Combahee River Collective (met onder andere Audre Lorde) die in 1977 een manifest uitgaf, dat nu, opnieuw, ontzettend actueel is. In dat manifest laten de vrouwen weten feminist te zijn, en antiracist, en antikapitalist, en hun strijd ook nog zien in het kader van een internationaal verzet tegen kolonialisme. Voor haar is het geen raadsel waarom het juist een groep zwarte en lesbische vrouwen was die een zo radicaal standpunt innam, en lang voor de term ‘intersectioneel’ ingeburgerd raakte al duidelijk maakten dat voor hen geen scheiding gemaakt kon worden tussen gender, kleur en klasse. Zoveel zwarte vrouwen maakten niet alleen lijfelijk kennis met racisme, maar ook met armoede, met geweld, met seksueel misbruik, met uitbuiting. Al die scheidslijnen van verschil, met alle pijn die er bij hoort, liepen dwars door hun leven. Ook waren zij de eersten die in hun manifest uit 1977 het woord ‘identiteitspolitiek’ lieten vallen, een term die de laatste tijd vooral negatief wordt gebruikt. Door rechts, maar ook door traditioneel links dat die aparte identiteitsgroepen verwijt dat ze links versplinteren en zich afzonderen van de ‘echte’ strijd, de klassenstrijd.
De vrouwen van Combahee, een kleine groep die maar zeven jaar bij elkaar bleef, zochten elkaar op omdat ze zich nergens anders thuis voelden, nergens anders gezien en gehoord werden. In de zwarte beweging was er weinig ruimte voor vrouwen, en al helemaal niet voor lesbische vrouwen. Voor de nette burgerrechtenbewegingen van toen toen waren ze te radicaal. In de door wit gedomineerde vrouwenbeweging bleven ze marginaal, en in het socialisme was er geen echte belangstelling voor racisme. Dus begonnen ze voor zichzelf, met het idee: niemand neemt het voor ons op. Dan doen we dat zelf.
Met die identiteitspolitiek bedoelden ze dat elke wezenlijke revolutionaire verandering begint bij de mensen zelf, zij die het meeste lijden onder uitbuiting en onderdrukking, en zij het ook zelf zijn die het woord moeten nemen, zelf moeten beslissen wat hun prioriteiten zijn en wat hun strategie. Maar hoewel nu beweerd wordt dat groepen die opkomen voor hun eigen positie zich afzonderen, waardoor de gezamenlijke beweging wordt versplinterd, was voor de Combahee Collective daarmee het verhaal niet klaar. Vanuit die eigen beweging van radicale zwarte vrouwen, vanuit een stevige basis, moest er gezocht worden naar coalities, naar samenwerking. Want dit was duidelijk: er was ook voor zwarte vrouwen die worstelden met uitkeringen, slechte woningen, slecht betaald werk geen oplossing te vinden binnen het kapitalisme, maar een socialisme zonder antiracisme zou hopeloos tekort schieten. De antiracistische strijd stond voor hen niet tegenover links, maar in het verlengde van waar marxisme voor stond. Antiracisme was tegelijk ook klassenstrijd.
Dit maakt het Combahee River Collective Statement voor mij, veertig jaar later, duidelijk. Dat het niet voldoende is voor feminisme om een paar zwarte vrouwen toe te voegen. Dat het voor linkse partijen niet voldoende is om een paragraaf over discriminatie in het partijprogramma op te nemen en een paar gekleurde gezichten op te nemen op de kieslijst. We vergissen ons als we hen alleen zien als een toevoeging, en hun maatschappelijke marginale positie vertalen alsof ze ook voor de beweging een marginale positie innemen: zij, die door hun positie kleur, klasse en sekse onlosmakelijk met elkaar verbinden, staan centraal in onze strijd, in onze analyse. Wat betekent dat wit links zich zal zich moeten herbezinnen. Wit feminisme is daar al mee bezig. Antiracisme groepen zullen niet om gender heen kunnen, en na moeten denken over een socialistisch perspectief. En allemaal zullen we ook internationaal moeten denken. En ook nog eens de verschillen mee moeten nemen die dwars door alle bewegingen heen lopen en die ik om dit verhaal niet te ingewikkeld te maken heb weggelaten: die van transmensen, mensen met een beperking. Die van mensen die niet kunnen kiezen tussen moslim of zwart omdat ze beide zijn. De brede antiracismebeweging zal na moeten denken over verbindingen met moslims en migranten, met vluchtelingen en aan samenwerking tussen zwarte mensen en mensen van kleur.
Identiteitspolitiek
Die verbindende betekenis van identiteitspolitiek lijkt nu verloren te zijn gegaan. Dit is wat Taylor zegt, en wat we ons aan kunnen trekken: er is geen tegenstelling tussen je organiseren vanuit je eigen positie en het samenwerken in coalities. Het gaat aan de ene kant om zelforganisatie, maar aan de andere kant tegelijk om het sluiten van allianties. In haar boeken vertelt ze over de verbindingen die de radicale zwarte vrouwen aangingen met de mensen die bruin worden genoemd, de Latina’s, en ook met de oorspronkelijke Amerikaanse bevolking, de Native Americans. Met moslims, die sinds 9/11 het doelwit zijn van een nieuw racisme. En ook met de socialisten. Want dit is voor haar ook duidelijk: er zijn verschillen tussen wit en zwart, maar de verschillen tussen rijke witten en de witten in de arbeidersklasse, of die daaronder, zonder werk en verpauperd, is veel groter dan die tussen witte en zwarte arbeiders, of witte en zwarte mensen en migranten die in armoede moeten leven. Dat maakt het zo belangrijk om niet alleen naar de identiteiten van kleur te kijken maar ook naar die van klasse. Gewoon op grond van feiten staan witte en zwarte werkende mensen dichter bij elkaar dan elk van hen met de rijke witte en zwarte bovenlaag. Ook al kan nooit ontkend worden dat racisme hen van elkaar scheidt.
Wat het antiracisme in de VS moeilijker heeft gemaakt, is, paradoxaal, dat de verkiezing van een zwarte president de illusie heeft gevoed dat er een einde was gekomen aan het racisme dat eens de oorsprong had in de slavernij. In het neoliberale klimaat, waarin iedereen verantwoordelijk wordt gemaakt voor het eigen lot, werd zwarte mensen nu wijs gemaakt dat iedereen met hard werken het wel kon maken in Amerika, kijk maar naar Oprah. Intussen ging het onder Obama de zwarten nog slechter, economisch gezien, en de witte arbeidersbevolking trouwens ook. Politiegeweld was in Ferguson de aanleiding voor een heftige nieuwe zwarte beweging, Black Lives Matter, die de opvolging lijkt van de Combahee River Collective. En niet toevallig, denkt Taylor, zijn het opnieuw radicale zwarte vrouwen die het voortouw nemen.
Solidariteit
Er zijn een paar lessen te trekken, of aanbevelingen zo men wil, uit het verhaal van Keeanga Taylor. De eerste is dus dat zelforganisatie ontzettend belangrijk is. Door de acties die jonge zwarte mensen hebben ingezet tegen politiegeweld worden ze bewuster, radicaliseren ze, organiseren ze zich, leren een beweging te leiden, en vinden ze hun eigen stem. Tegelijk is het belangrijk om coalities te sluiten en bondgenoten te vinden. Dat is dus punt twee.
Taylor noemt dat bondgenootschap eenvoudig solidariteit: solidair ben je als je je inzet voor een groep waar je zelf niet toe behoort. Aan de ene kant moeten mensen dus hun eigen strijd aanvoeren, aan de andere kant kunnen we nooit zeggen: als je niet bij onze groep hoort heb je geen recht van spreken. Wanneer we mensen uit andere groepen verbieden om zich met de antiracistische strijd te bemoeien gaan we het nooit redden. We mogen mensen die solidair willen zijn dus wel een beetje tegemoet komen, zegt ze. Iedereen moet leren om ‘a better comrade in the struggle’ te worden, zeker ook witte mensen.
Terwijl zwarte mensen vaak gezien worden als een ongedifferentieerde groep, doen we hetzelfde eigenlijk te vaak ook met witte mensen, zegt Taylor. Dat is punt drie. Ze wijst ons erop dat witte arbeiders wel de illusie kunnen hebben dat ze meer gemeenschappelijk hebben met Trump dan met hun zwarte buren, en zich daarom verheven kunnen voelen boven de zwarte bevolking, maar dat dit in feite maskeert dat ze veel meer gemeenschappelijk hebben met zwarte arbeiders. Ook onder de witte bevolking is de armoede toegenomen. Hetzelfde geldt voor zwarte arbeiders die weinig gemeenschappelijk hebben met de nieuwe kleine groep rijke zwarte bourgeoisie. Wat zwart met elkaar verbindt is racisme, maar wat de witte en zwarte onderklassen van elkaar scheidt is ook racisme: ongerechtvaardigd superioriteitsgevoel aan de witte kant, en wantrouwen aan de zwarte kant. Links heeft een opdracht om daar wat aan te doen, en daarom is antiracisme onlosmakelijk verbonden met werkelijk socialisme. Taylor zegt het kortaf en duidelijk: antiracisme is klassenstrijd. Is dat makkelijk om andere verbindingen te maken om de kloof te overbruggen? Helemaal niet. Maar het moet, willen we ooit een massabeweging vormen waarmee we werkelijk een verandering in het economisch systeem kunnen veroorzaken.
En dat betekent ook, punt vier, dat ‘representatie’ en ‘diversiteitsbeleid’ belangrijk zijn, maar op zich altijd onvoldoende. Het is terecht dat we vinden dat zwarte en bruine mensen, moslims, migranten, vluchtelingen en vrouwen, zichtbaarder moeten zijn, in de politiek worden vertegenwoordigd, maar zolang de instituties nog hetzelfde blijven, en de werkelijke macht nog in dezelfde handen blijft, zullen meer Obama’s en Oprah’s de zaak ook niet redden.
Safe spaces voor echte discussie
En dan heeft Taylor nog een wens. Punt vijf. Wat we nodig hebben om ons, vanuit die bewegingen die we dan maar even identiteitsgroepen noemen, toe te bewegen naar een massabeweging die intersectioneel is, is de ruimte om zonder elkaar te bestrijden de moeilijke onderwerpen werkelijk te bespreken. Taylor noemt als voorbeeld de politie. Het is duidelijk dat in de VS de zwarte bevolking het met de politie heeft gehad. Maar hoe dan verder. Dit is de vraag, zegt Taylor, zien we de politie als wezenlijk vijandig en niet meer te hervormen? Dan moeten we nadenken over een samenleving zonder politie. Kan dat? Of moeten we inzetten op een politie die het volk dient? Grote vragen, maar noodzakelijk om te weten, niet alleen waar tegen we strijden, maar ook waar vóór. En zo kunnen wij hier ook vragen formuleren die we zouden kunnen bespreken in ruimtes waarbinnen we van mening kunnen verschillen, noem het maar even safe spaces, (niet alleen safe voor onze eigen groep, maar safe genoeg om het te hebben over de moeilijke taak coalities te sluiten), zonder af te doen aan de autonomie van elke groep. Kunnen we het hebben over de moeilijke vraag wie er recht van spreken heeft waarover? Is antiracisme het exclusieve eigendom van zwarte groepen, of kunnen we erkennen dat zij de weliswaar de voorhoede zijn in het antiracisme, maar dat andere, bruine en witte mensen, moslims, ook een eigen rol hebben in een brede antiracisme beweging? Kunnen we het er over hebben welke rol dan? Kunnen we het er met links over hebben hoe zij werkelijk effectief kunnen worden in het verenigen van wit en zwart, zonder te doen alsof een kleurenblinde klassenstrijd voldoende is? En zo kunnen we nog een lijst van issues maken, essentiële issues, moeilijke issues, die we niet uit de weg kunnen gaan.
Keeanga-Yamahtta Taylor geeft ons geen eenvoudige oplossingen. Maar ze stelt, vanuit haar rijke ervaringen, belangrijke vragen.
Haar boeken:
Keeanga-Yamattha Taylor, From #Blacklivesmatter to Black Liberation. En How we get free. Black feminism and the Combahee River Collective.