Voor Jazie
Elkaars vijand
Wat hebben mannen en feministen met elkaar? Vijanden, denken nog steeds veel mensen. Feminisme is tegen mannen. Toch? En dus zijn mannen tegen feminisme. Feministen willen mannen kleinhouden, ze hun mannelijkheid ontnemen, de macht overnemen. Ik hoor het nog steeds. Of een variant: ik herinner me de man die zei: ‘prima hoor, als vrouwen zich emanciperen. Als ik er maar geen last van heb’. En dat is nu het punt: als vrouwen zich emanciperen krijgen mannen daar wel degelijk last van. En zo hoort dat. Maar ze hebben ook behoorlijk wat te winnen. Daar gaat dit artikel over, dat een uitgebreide versie is van een korte lezing die ik op 5 februari hield in Pakhuis de Zwijger.
Om te beginnen: mijn motivatie om meteen ja te zeggen toen ik door Jazie Veldhuyzen, mijn partijgenoot bij BIJ1, werd gevraagd om een inleiding te houden over feminisme en mannen. Omdat ik altijd ja zeg als Jazie iets vraagt, natuurlijk. Maar niet alleen dat. Ik hou me al heel lang bezig met mannen. In 1984 schreef ik samen met Marjo van Soest een boek met interviews met mannen. ‘Mannen, wat is er met jullie gebeurd?’. Ik wilde weten hoe mannen reageerden op de Tweede Golf, waar ze het nee eens waren, maar vooral ook: waar ze last van hadden. Ik heb sindsdien meerdere boeken met en over mannen gemaakt, zoals De eerste sekse.
Mijn eerste motief is om me met mannen te bemoeien is eenvoudig omdat dat wij vrouwen er belang bij hebben als mannen meeveranderen. Zonder dat blijven we tegen de muren van het patriarchaat opbotsen, zo autonoom we intussen als vrouwen ook denken te zijn geworden. Want als mannen niet meeveranderen blijft het leeuwendeel van de onbetaalde zorg een vrouwenklus. En dat is de belangrijkste reden waarom vrouwen binnen dit systeem ook economisch niet verder komen. En waarom nog steeds de helft van de Nederlandse vrouwen niet van eigen inkomsten zou kunnen leven. Ook al zijn we massaal de arbeidsmarkt opgegaan. Ook komt er zonder dat mannen veranderen geen einde aan het geweld tegen vrouwen, dat nog steeds niet minder is geworden. Maar er is nog een tweede motief: ik ben door de jaren heen veel meer gaan begrijpen dat ook mannen lijden onder het patriarchale gendersysteem. Niet op dezelfde manier als vrouwen, en de weg eruit is ook niet hetzelfde. Net zoals het voor witte mensen een ander proces is om het racisme in onze samenleving af te breken als het is voor de mensen van kleur, die op dagelijkse basis object zijn van racisme. Een ander proces, maar belangrijk: tenslotte zijn wij witte mensen het probleem. En we kunnen er voor kiezen om een deel te worden van de oplossing.
Ik ga uit van een stelling met onderdelen die tegenstrijdig lijken:
1.Mannen zijn problemen
2.Mannen hebben problemen
3.Mannen zijn geen groep
Die eerste twee beweringen lijken tegenstrijdig, maar zijn dat niet. Mannen hebben problemen, en maken daarom problemen. Daar is een oorzakelijk verband tussen. En het is nodig om het over die samenhang te hebben. Er waren in de jaren zeventig ook mannengroepen die in de concurrentie gingen met de vrouwenbeweging, en een wedstrijd begonnen ‘wie heeft het moeilijker’. Wanneer we het hadden over de problemen die mannen veroorzaakten werden we op ons nummer gezet, want dat was ‘manonvriendelijk’. Dat schoot dus niet op. Maar er waren ook feministes die absoluut niet wilden weten dat mannen ook problemen hebben, als mannen. Ook dat schoot dus niet op.
Mannen die denken dat ze ‘echte mannen’ moeten worden, of onder druk gezet worden om te conformeren aan de mannelijkheidscodes zijn een ramp voor de samenleving. En voor zichzelf. En waarom dat wel een bewering is van het soort ‘van dik hout zaagt men planken’? Omdat mannen onderling erg van elkaar verschillen, ook in de problemen die ze hebben, dan wel veroorzaken. Net als vrouwen geen ‘groep’ zijn, maar net als mannen ook onderverdeeld worden op grond van andere assen van ongelijkheid, als klasse, als kleur. En de mannelijke privileges erg ongelijk zijn verdeeld. Als we zeggen dat mannen meer macht hebben, meer verdienen, is dat gemiddeld zeker waar, nog steeds, maar er is ook een massa mannen onderaan de maatschappelijke ladder die zich zeker niet geprivilegieerd voelt.
Mannen in crisis
Als oude feministe heb ik het al heel vaak meegemaakt: om de paar jaar krijgen we een golfje in de media, waarin beweerd wordt dat mannen in crisis zijn. Zoals Max Pam dat beeldend beschreef: mannen voelen zich als een ijsbeer op een smeltende ijsschots. Ze hebben het gevoel terrein te verliezen. Susan Faludi beschreef dat al in 1994, in Backlash, altijd, door de geschiedenis heen, beginnen mannen zich te weren wanneer vrouwen een paar stappen vooruit maken. Ook als glashelder is dat vrouwen nog steeds en nog lang niet de helft van de macht en de helft van de welvaart delen.
De termen waarin de actuele crisis wordt aangekondigd bevatten meestal woorden als: de vrouwen rukken op. Vroeger deden meisjes het slechter in het onderwijs. Nu blijven de jongens achter. Dat kan alleen maar liggen aan het feit dat het lagere onderwijs voornamelijk gegeven wordt door juffen, luidde de verklaring. Die hebben geen begrip voor het feit dat jongens van nature nu eenmaal moeten stoeien, en niet lang stil kunnen zitten. Arme jongens. Nu blijkt er uit onderzoek helemaal niet dat juffen strenger zijn voor jongens dan meesters. Het zou ook wel eens te maken kunnen hebben met het patriarchale idee dat het onmannelijk is om braaf je huiswerk te maken, en veel stoerder is om dat niet te doen. In dat geval zijn het niet de juffen, maar vooral de andere jongens die elkaar van betere prestaties op school afhouden.
Sowieso blijkt steeds opnieuw uit stapels onderzoeken dat de wezenlijke verschillen tussen vrouwen en mannen niet groot zijn: de verschillen tussen mannen onderling (en vrouwen onderling) zijn groter. Wanneer mannen, bijvoorbeeld, voor kleine kinderen zorgen, blijken ze hetzelfde gedrag te vertonen, en dezelfde emoties te hebben als moeders. Zelfs hun hormonale huishouding verandert er door. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat er erge dingen gebeuren wanneer mannen zich, als dat zo uitkomt, ‘vrouwelijk’ gaan gedragen. Want dit is een van de grote misverstanden: dat je als man mannelijker bent naarmate je minder vrouwelijk bent. Het zijn geen tegenstellingen. Maaike Meyer noemt mannelijkheid, net als vrouwelijkheid een ‘repertoire’ waarvan niemand het alleenbezit kan claimen. Ook dat blijkt uit onderzoek: het is heel goed mogelijk om naast elkaar zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen te hebben, en mensen knappen er in het algemeen van op wanneer ze flexibel kunnen wisselen, naar gelang de omstandigheden, tussen invoelend en gedecideerd gedrag. Is voor leerkrachten en ouders ook wel handig. En in relaties. Maar nog steeds denken veel mensen dat mannen vooral moeten bewijzen dat ze ‘echte mannen’ zijn door elk vertoon dat met vrouwelijkheid wordt geassocieerd te vermijden. Niet huilen, niet lief zijn, niet meeleven, niet zorgen, nooit je kwetsbaarheid tonen, want dan ben je een watje, een mietje. Valt het jullie ook op dat vrouwen veel meer van mannen hebben overgenomen, inclusief de slechte gewoontes, dan omgekeerd? En zonder dat de vrouwen zich minder vrouw voelen? Hoe zou dat komen? (Ik geef het antwoord niet, lees dat maar na in mijn boek Het verschil, in het hoofdstuk waarom mannen niet naar rozen ruiken).
Maar dit is de grap: de mannen die zich als een bedreigde ijsbeer voelen, beweren dat het vrouwen zijn die hen hun ware mannelijkheid afnemen. Hoe zouden wij feministes dat toch doen, vraag ik me af. Wat is dat, ‘ware mannelijkheid’?
Er zit een interne tegenstelling in die bewering. Aan de ene kant wordt gezegd dat er zoiets bestaat als een natuurlijke, in de biologie verankerde mannelijkheid. Maar als dat waar is, hoe kan het dan dat een handjevol feministes die mannelijkheid omver kunnen blazen? Wat is er dan zo fragiel aan mannelijkheid dat de emancipatie van vrouwen daar een einde aan kan maken?
Laten we niet te lang stilstaan bij wat dat is, echte mannelijkheid. Laten we constateren dat er enorme verschillen bestaan in wat we onder mannelijkheid verstaan. Is een echte man iemand die er op slaat als hem iets niet bevalt, of juist iemand die zichzelf weet te beheersen? Kunnen we constateren dat ook mannelijkheid historisch gezien verschuift? Bijvoorbeeld dat het binnen één generatie al niet meer onmannelijk is om met je peuter op je buik de stad in te gaan?
Dit is het punt: dat te veel mensen er nog van uitgaan dat er zoiets is als de strijd tussen de seksen, en dat maar één partij kan winnen. Dat dus elke stap voorwaarts die vrouwen maken vanzelf ten koste gaat van mannen. Betekent dat dan dat mannen geen last hebben van vrouwenemancipatie? Zo simpel is het ook weer niet.
De vraag dus: zijn mannen in crisis?
Dat hangt er dus van af hoe we dat definieren.
Dit is een feit: ook voor een groot deel van de mannen verandert er veel door het economische tijdperk waarin we leven. Door het kapitalisme en het neoliberalisme. En er verandert ook, daarmee samenhangend, veel in de genderverhoudingen omdat vrouwen anders zijn gaan leven. Het is niet meer vanzelfsprekend dat vrouwen in de eerste plaats moeder en huisvrouw zijn. Een belangrijk voorbeeld wat er voor mannen is veranderd: veel typische mannenbanen zijn verdwenen. Bijna alles wat op spierkracht aankomt gebeurt nu mechanisch. Ook is het kostwinnerschap niet meer vanzelfsprekend. Voor steeds meer stellen is het niet meer mogelijk om van één salaris of loon te kunnen leven. Dat betekent dus een grotere economische onzekerheid voor mannen, maar ook een emotionele onzekerheid wanneer je nog steeds vastzit aan de oude mannelijkheidscodering dat je je identiteit afmeet aan je inkomen, je beroep en je status. En dan lijkt het alsof de vrouwen die je nu misschien gaat zien als concurrent in plaats van als kameraad of partner je die mogelijkheid afnemen. Door meer te gaan verdienen dan jij. Of door binnen te dringen in mannelijke bolwerken als de brandweer (waar vrouwen er binnen de kortste keer met veel seksisme weer uitgepest worden).
Ontkende afhankelijkheid
Ik zei al dat ik veel heb geleerd van mannen, hoe knellend het patriarchale keurslijf ook voor hen kan zijn. Ik begreep er eerst heel weinig van wat er nou zo bedreigend is aan emanciperende vrouwen – wat is er nou onschuldiger dan mijn favoriete slogan als het gaat om feminisme: eerlijk delen en niet slaan? Dat is dus niet onschuldig als je nog erg vast zit in de mannelijkheidscoderingen. Eerst komen die vrouwen aanzetten en blijken ze alles wat mannen kunnen ook heel aardig te doen. En om de vernedering nog erger te maken verwachten ze als je thuis komt ook nog dat je gaat stofzuigen. Het is niet voor niets dat uitgerekend veel mannen die werkloos zijn niet méér gaan doen in het huishouden, maar minder. Geen baan hebben is al vernederend genoeg.
Het zijn twee mannelijke therapeuten, Barry Gordon en Richard Meth die me uitlegden wat er aan de hand is:
‘De weigering om de zorg over te nemen kan ook een uiting zijn van een verborgen behoefte om afhankelijk te mogen zijn, om op iemand te mogen leunen, om iets kwijt te raken van de intense druk van de verantwoordelijkheid voor het inkomen. Het is eenvoudiger voor een man om te denken dat zijn harde werk hem recht geeft om achterover te gaan zitten en verzorgd te worden, dan om openlijk om verzorging en affectie te moeten vragen. Zo’n vraag zou de onderliggende angst en kwetsbaarheid blootleggen niet alles alleen aan te kunnen, en dat laatste, alles aankunnen en geen hulp nodig hebben, is nu juist het kenmerk van geslaagde mannelijkheid.’
Ik zou daar uit mezelf niet op zijn gekomen, maar het gaat dus feitelijk om ontkende afhankelijkheid. Zolang vrouwen economisch afhankelijk zijn, lijken ze ook emotioneel afhankelijker. Terwijl het misschien precies omgekeerd is: zolang vrouwen economisch afhankelijk zijn hoeven mannen niet te voelen hoe afhankelijk zij eigenlijk zijn van de zorg van vrouwen.
In de patriarchale en kapitalistische constellatie waarin we leven gaat het dus met een flink deel van de mannen niet goed. Ze komen moeilijker aan het werk. Onder andere omdat de dienstensector is uitgebreid, maar dat dat werk is dat mannen niet graag doen. Omdat het slecht betaald wordt, en dat weer omdat het vaker gezien wordt als vrouwenwerk. Zie de verpleging, de thuiszorg, en het onderwijs. Mannen zouden zich dus om moeten scholen, maar veel van hen zien dat niet zitten. En zo blijft het lagere onderwijs een vrouwenzaak en kun je het de juffen kwalijk nemen dat ze het de jongetjes moeilijk maken.
Ook op de ‘partnermarkt’ hebben veel mannen het moeilijk. Naarmate vrouwen economisch zelfstandiger worden, al gaat dat nog zo langzaam, kunnen ze andere eisen stellen – ze willen een leuke partner en anders maar niet. Ook op dat vlak moeten erg veel mannen zich nog bijscholen. Vrouwen deden dat altijd al. Wat gezien wordt als een vrouwenhobby, al die damesbladen die gaan over de liefde, hoe krijg je een man, hou houd je hem, wat moet je doen om aantrekkelijk te zijn, en hoe raak je hem weer kwijt als je er genoeg van hebt, is eigenlijk vakliteratuur. En die is aan mannen niet besteed. Romantiek en gezever over liefde, dat is iets voor watjes en wijven. In de typische bladen voor mannen gaat het om spieren, om seks en om auto’s. Daar krijg je geen leuke vriendin mee.
Het probleem met mannen die opgevoed zijn met de traditionele mannelijkheidscoderingen, is hun gevoel van entitlement, een term waar ik geen goede vertaling voor heb. Het gevoel dat hen iets toekomt – een echte man heeft geen moeite om een vrouw te versieren. Een echte man heeft seks. Ik denk dat dat idee over wat een man toekomt, een van de onderliggende oorzaken is voor seksuele intimidatie en geweld. Want zelfreflectie zit ook al niet in het mannelijkheidspakket.
Michael Kimmel, een van mijn favoriete mannelijke feministen schrijft in zijn belangrijke boek Angry white men, dat het leven van vrouwen erg is veranderd, maar dat mannen nog steeds vaak denken op de oude voet door te kunnen gaan, en rancuneus en agressief worden als ze daarmee niet krijgen waar ze recht op denken te hebben. En dan is het maar de vraag op wie en hoe ze zich afreageren. Waar ze een alternatieve waardigheid vandaan denken te kunnen halen. Door zich als witte man superieur te kunnen voelen aan iedereen die gekleurd, moslim of migrant is. Door het nationalisme van de gehaktbal – nu nemen al die grachtengordellui ons ook nog ons vlees af. Behalve Zwarte Piet.
Het lijkt me in deze tijd niet makkelijk om een man te zijn.
Dwangmatige mannelijkheid
Mannen hebben een keuze, en we zien dan ook verschillende stromingen in het reageren op wat misschien echt wel een crisis is voor mannen. De ene stroming is de backlash die Faludi al beschreef. De mannen die hun mannelijkheid ‘terug’ willen. Zoals Jordan Peterson, die er een aardig verdienmodel van heeft gemaakt om jonge en gefrustreerde mannen hun ‘echte mannelijkheid’ terug te beloven. Dat gaat niet lukken, want het kapitalisme doet niet mee, en de vrouwen ook niet. Maar Peterson is inmiddels miljonair, dat wel.
De andere stroming is die van mannen die begrijpen dat de tijden zijn veranderd, en dat de oude opvattingen over mannelijkheid het niet meer doen. Dat zijn de mannen (onder andere aanwezig in de zaal van Pakhuis de Zwijger toen de avond over feminisme en mannen werd georganiseerd) die begrijpen dat ze er bij te winnen hebben als ze een andere invulling gaan geven aan mannelijkheid. En begrijpen dat je meer mens kunt worden, als je het niet beneden je stand en je waardigheid vindt om meer van vrouwen te leren. Partners en kameraden te worden tegen de genderongelijkheid. Feministische mannen dus.
Thomas Hofland was op de avond een van de mannen die sprak. Hij organiseert onder de titel Het patriarkraakt workshops voor mannen om van de giftige mannelijkheid af te komen. Of noem het dwangmatige mannelijkheid, of zoals Pankaj Mishra dat noemt: hypermasculiniteit.
Dit is waarom dwangmatige mannelijkheid zo schadelijk is:
1. Voor mannen zelf. Mannen plegen vaker zelfmoord. Ze leveren een paar jaar van hun leven in door risicovol gedrag, auto-ongelukken, drank, een onvermogen voor hun eigen gezondheid te zorgen en daar een vrouw voor nodig te hebben. Ze plegen vaker geweld en doen daarmee niet alleen anderen wat aan, maar uiteindelijk ook zichzelf.
2. Voor de relaties met vrouwen en kinderen. Tweederde van de echtscheidingen worden door vrouwen aangevraagd. Mannen raken vaker hun kinderen kwijt. Vraag een ouder man terug te kijken op zijn leven, en ze zeggen nooit ik had harder moeten werken, wel: ik had meer met mijn kinderen willen doen. Het wordt tijd dat mannen begrijpen dat het delen van de zorg ook voor hen goed is.
3. Voor de samenleving als geheel. Het is een goed bewaard geheim, want zo gewoon dat we het er zelden over hebben, hoeveel geweld en vandalisme te maken hebben met gefrustreerde mannelijkheid.
4. Voor de politiek. Kijk naar de mannenspelletjes in de Tweede Kamer waar alle mannen, in dezelfde blauwe pakken gestoken, met het onzinnigste kledingstuk ever middenvoor, niet voor niets genaamd de stropdas, wedstrijdjes verplassen doen. Proberen de grootste te hebben, niet om naar oplossingen te zoeken. Concurrentie in plaats van samenwerking. Of kijk naar de dramatische opkomst van extremistisch rechts. Sorry hoor, maar onmiskenbaar. Bijna alleen maar mannen.
Ik weet het. Kort door de bocht. En toch. Kunnen we een keer onder ogen zien dat het huwelijk tussen neoliberalisme en dwangmatige mannelijkheid de meest verwoestende kracht is van dit moment, waar we als we niet drastisch in gaan grijpen ook onze planeet aan opofferen? Pankaj Mishra benoemd het in ‘Het machismo van de achterhoede’ zo: het betekent dat er maar één mogelijkheid is om de mondiale crisis op te lossen: dat mannen zich bevrijden van de absurde maar verlammende angst dat je niet man genoeg bent geweest’.
Het is voor mij een van mijn diepste wensen, dat mannen ontdekken dat ze helemaal niets te winnen hebben bij een krampachtig mannelijk keurslijf. Dat er zonder dat nog genoeg mens overblijft. Of liever nog: meer mens. Veelzijdiger, flexibeler mens. Kameraden. Partners. Ik hoop het nog mee te maken dat vrouwen niet meer bang hoeven te zijn voor mannen. En mannen niet meer bang zijn voor feminisme.
En uiteindelijk is het enige motief dat daarbij van belang is: liefde.