8 dec 2020
Paul Cliteur, die jarenlang breeduit kon beweren wat hij maar wilde, is voor het eerst gestruikeld, en zit nu zelf in het beklaagdenbankje in plaats van daar alles en iedereen die progressief, links, antiracistisch, migrant of moslim is in te zetten. En wat ging er mis? De ironie. Zijn briljante leerling deed iets oerstoms, hij luisterde niet naar zijn leermeester dat er één vorm van racisme is waar hij echt van af moest blijven: antisemitisme.
Want wat vond Cliteur allemaal wel?
Een artikel over cultuurmarxisme.
Links is volgens sommigen een politieke stroming binnen Nederland die gekenmerkt wordt met een reeks van misdaden die aangeduid worden met schimmige termen: ‘identiteitspolitiek’ is er een, ‘cultuurrelativisme’, ‘politieke correctheid’, en dat alles wordt ondergebracht in de merkwaardige verzamelterm ‘cultuurmarxisme’. Merkwaardig omdat geen oprecht socialist zal ontkennen schatplichtig te zijn aan Marx, en de toevoeging ‘cultuur’ ook niet wijst op iets waar je tegen zou kunnen zijn. Exemplarisch is het nieuwste product in de al enige jaren lopende campagne om de linkse vijand een naam te geven, een bundel met opstellen onder de titel Cultuurmarxisme, onder redactie van onder andere Paul Cliteur, die tot sinds kort een van de belangrijkste partijideologen was van het Forum voor Democratie van Thierry Baudet. In dat boek wordt door een keur aan rechtse witte mannen (en één verdwaalde mevrouw) waaronder de Vlaming Wim van Rooy, die we kennen als degene die pleit voor de deportatie van moslims, uitgelegd waarom dat cultuurmarxisme de ondergang zal worden van onze democratie. ‘Cultureel marxisten hebben geen rust voor u bent onderworpen’ schreef Cliteur in een column. Of zoals Baudet dat op het omslag van het boek verkondigt: ‘deze manier van denken dient te worden ontmaskerd en verslagen als we de beschaving willen behouden’.
De term doet niet per ongeluk denken aan het ‘cultuurbolsjewisme’ uit de tijd dat het de nazi’s waren die dachten dat het rode gevaar, de communisten, aan de poorten stonden van onze landen om onze beschaving om zeep te helpen, en de macht over te nemen – niet alleen militair, maar ook door te infiltreren in de culturele sector. Het sovjet-communisme is ter ziele, maar als je Cliteur en de zijnen wilt geloven, dan is de infiltratie van de cultuurmarxisten ial geweldig gelukt. Het gevaar komt nu van binnenuit. Het marxisme, luidt de redenatie, streeft er niet meer naar om de arbeidersklasse te verheffen, het marxisme is nog slechts een ‘identiteitsproject dat zich richt op het politiek mobiliseren van minderheidsgroepen en het beheersen van de culturele sector’ Waar vroeger de arbeidersklasse werd verheerlijkt, gaat het nu om de ‘politiek correcte’ verheerlijking van de minderheden. Waar het vroeger de bourgeoisie en de kapitalistische uitbuiters de boosdoeners waren, is het nu de blanke, westerse, heteroseksuele man de nieuwe booswicht. In dit geschetste beeld is de ‘identiteitspolitiek’ van links er voor verantwoordelijk dat we onze nationale cultuur niet meer hoog mogen houden – ‘we dienen onszelf te haten’, en ook mag kritiek op islamisten, ‘zij die ons om willen leggen’, ook al niet want dat zou leiden tot islamofobie. De identiteitspolitiek van links ondermijnt dus de democratische cultuur, en vervangt die door een verheerlijking van etnische en religieuze minderheidsculturen. Aldus Cliteur en vrienden.
Het boek zit vol kronkelredeneringen, en bizarre, niet onderbouwde beschuldigingen. Uiteraard moeten moslims het ontgelden. Hoewel in het boek hier en daar nog een onderscheid wordt gemaakt tussen moslims in het algemeen en het politieke islamisme, dat van plan zou zijn om hier de sharia in te voeren, kunnen sommige van de schrijvers het niet laten om de islam integraal af te schilderen als een primitieve vrouw-onvriendelijke, dochter-mutilerende woestijncultuur. Vandaar dat Fortuyn volgens hen al gelijk had toen hij pleitte voor het tegenhouden van migratie uit islamitische landen. Want waar de islam voor staat, staat er in het boek: ‘christenvervolging in het Midden-Oosten, vrouwen- en homo-onderdrukking, eerwraak, polygamie, kindhuwelijken, een genocidaal antisemitisme, intra islamitische moordpartijen en een virulente haat bij aanzienlijke delen van de islamitische gemeenschappen tegen de westerse cultuur’.
Met een bocht wordt ook het feminisme beschuldigd, vooral omdat die de moslims de hand boven het hoofd zouden willen houden – en ook omdat sinds Me Too de mannen integraal tot daders zijn benoemd. Terwijl MeToo toch niet verzonnen heeft dat er ook in onze landen nogal wat mannen zijn die hun handen niet thuis en hun gulp niet dicht weten te houden.
Ook het antiracisme krijgt een beurt. Cultuurmarxisten grijpen het herdenken van het slavernijverleden aan om slavernij te koppelen aan hedendaags racisme, staat er, met het doel mensen tegen elkaar op te zetten. En dat terwijl slavernij volgens de schrijver toch niets met racisme te maken heeft. Ook Gloria Wekker is een typisch voorbeeld van het cultuurmarxisme, want ze zou betogen dat Nederlanders erfelijk belaste witte racisten zijn (voor de goede orde: dat is niet wat ze zegt.)
Maar nee, we vinden in dit boek dat onder de verantwoordelijkheid van Cliteur is ontstaan geen antisemitisme. Wel verontwaardiging dat Job Cohen, voormalig burgemeester van Amsterdam en zelf jood, zich liet ontvallen dat de bedreiging van moslims hem deed denken aan de behandeling van de joden voor de oorlog. Ook de Palestijnen vergelijken met de joden van eens is schandelijk. Tenslotte zijn joden de echte slachtoffers, en Palestijnen zijn alleen slachtoffer van hun eigen leiders. Vooral de moslims, wil het verhaal, zijn de echte antisemieten, waarbij zoals te doen gebruikelijk verzet tegen de politiek van de staat Israel gelijk wordt gesteld aan jodenhaat.
Nergens in het hele boek is er sprake van verwijzing naar beschikbaar feitenmateriaal over discriminatie van moslims en mensen van kleur, van (seksueel) geweld tegen vrouwen, van alle vormen van achterstelling die we inmiddels kunnen kennen. De centrale stelling van de theorie over het cultuurmarxisme is dat het ons (ik kom in het boek wel drie keer voor, dus het is duidelijk dat ik er ook een ben, al ontken ik dat natuurlijk) lukt om de minderheden wijs te maken dat ze onderdrukt zijn, om hen vervolgens tegen de onderdrukkers op te zetten. ‘Politiek correct’ ben je daarbij wanneer je de blanke/witte man van alles de schuld geeft, en hem dus een schuldcomplex jegens zijn vele ‘slachtoffers’ aanpraat. Intussen blijken wij cultuurmarxisten het goed gedaan te hebben: we kregen de media in handen, de universiteiten en de kranten. Het is ons al bijna gelukt om de democratische instituties van binnenuit te monopoliseren, en daarmee te vernietigen.
En waarom wij cultuurmarxisten dat doen? Nou, als het ons lukt om al die minderheden op te zetten tegen de ‘onderdrukkers’, dan krijgen we meer conflicten, en hoe meer conflicten er in de maatschappij zijn, hoe groter de roep om een grotere rol van de overheid, om mensen het gevoel van veiligheid te geven. Dus verzinnen wij cultuurmarxisten conflicten, tussen zwart en wit, tussen moslims en hun westerse onderdrukkers, en die van genderneutralen, homoseksuelen en transgenders die slachtoffer zijn van heteroseksuele onderdrukkers. Wanneer ieder conflict leidt tot het vergroten van de staat, zal dit uiteindelijk leiden tot een repressieve, totalitaire staat. En kijk, dan is de cultuurmarxisten gelukt wat die ouderwetse marxisten die zich nog gewoon richtten op de arbeiders die het kapitalisme omver gingen werpen niet is gelukt – dan hebben wij de macht en dan hebben we onze nationale identiteit vernietigd. Dat is het volgens Cliteur dus als je je inzet voor meer gelijkwaardigheid, en meer rechtvaardigheid: ideologische oorlogsvoering tegen onze democratie en onze beschaving.
Het is niet zo moeilijk om de bedenksels van Cliteur en vrienden weg te zetten als een paranoïde complottheorie. Wij ‘cultuurmarxisten’ zouden bezig zijn met het ondermijnen van de gehele Westerse beschaving, en het overnemen van de macht in de gehele culturele sector van de samenleving. Cliteur denkt echt dat ‘het cultureel marxisme de heersende ideologie is geworden op universiteiten en in de media’. Het is allemaal terug te voeren tot 1968, toen een stel studenten met een cultuurmarxistische agenda de straat opgingen, waarna ze binnen enkele jaren invloedrijke posities wisten te bemachtigen in alle maatschappelijke sectoren: politiek, bedrijfsleven, onderwijs, cultuur en journalistiek. Overal trekken wij cultuurmarxisten achter de schermen aan de touwtjes, en zo slim zijn we dat we alles stiekem doen en niemand heeft kunnen ontdekken waar ons hoofdkwartier zich bevindt, aan mijn keukentafel misschien? Daar zijn al meer samenzweringen begonnen. We zijn bovendien zo geniepig dat we nooit toegeven dat we cultuurmarxisten zijn.
Je kunt het te doen hebben met de mannen die ’s avonds voor het slapen gaan even onder hun bed kijken of daar geen cultuurmarxist onder ligt. Het is makkelijk om de lui weg te zetten als een stel gekken, zoals zij juist proberen met al hun tegenstanders te doen. Het punt is dat de opkomst van dit soort paranoïde rechts een voorgeschiedenis heeft, die van nog ‘redelijk’ rechts steeds verder opschuift van Bolkestein, Pim Fortuyn, via Wilders naar Thierry Baudet, die bang zegt te zijn voor een ‘homeopatische verdunning’.van onze bevolking tot niemand meer ‘blank’ is. Alles wat hen niet bevalt, van selfiecultuur, nihilisme, feminisering, milieupolitiek, massa-immigratie, de euromunt en de culturele zelfhaat, allemaal te herleiden tot cultuurmarxisme, schrijven Daniel Korving en Jaap Tielbeke in de Groene. Het is een zelfbedieningszaak waar iedereen met wrok of maatschappelijk ongenoegen wel een issue uit kan vissen. Het werkelijk zorgelijke van dit soort ideologie is dat het al eerder is gebeurd in de geschiedenis van onze Westerse beschaving dat er een gehele bevolkingsgroep verdacht werd van het over willen nemen van de macht. Het taalgebruik, de insinuaties, lijken verdacht veel op het antisemitisme van eens. Behalve dat het niet langer de joden zijn die in een geheim complot zitten om de nationale identiteit te verwoesten. Wat ik angstaanjagender vind dan de expliciete nieuw-rechtse bewegingen, is de normalisering van het rechtse gedachtengoed. Wat dat betreft merk ik er helaas helemaal niks van dat wij cultuurmarxisten de media in handen hebben.
Cliteur kwam hier lang mee weg. Dat hij als hoogleraar met bizarre samenzweringstheorieën aan kwam zetten, met beschuldigingen die hij als wetenschapper niet kan onderbouwen, met de ontkenning van alles wat we al weten over alledaags en institutioneel racisme, over migratie, over integratie, over genderongelijkheid, over kolonialisme, en daarover door zijn eigen universiteit niet op zijn vingers werd getikt – hij kon het maken zolang hij die denkbeeldige grens tussen zijn positie als hoogleraar en zijn positie als politicus maar niet overschreed. Nou heeft Cliteur pech dat zijn briljantste student een ongeleid projectiel is die er om de haverklap allerlei nieuwe provocaties uitflapt. En niet doorhad dat hij één provocatie maar beter achterwege kon laten. Kom niet aanzetten met antisemitisme. Sta niet te blèren dat iedereen die je kent antisemiet is. Bij alle grenzen aan fatsoen die in de afgelopen jaren al overschreden zijn had hij dat nou net niet moeten doen.
En zo is de ironie dat Cliteur in verlegenheid is gebracht door die getalenteerde jonge man die bij hem in de leer was, vanwege ongeveer de enige vorm van racisme en achterstelling die je in zijn werk en dat van zijn andere discipelen niet terug kunt vinden: antisemitisme. Had Baudet het maar gehouden bij moslims, die nog steeds vrijwild zijn. Daar mag je nog steeds ongestraft van alles over beweren, inzet kader van onze heilige vrijheid van meningsuiting. Dan hoefde Cliteur niet iets te mompelen over dat hij er niet bij was, en dat die ‘malligheid’ vast iets met te veel drank te maken had. Dan kon hij gezellig voor de FvD in de Eerste Kamer blijven zitten. Dan hoefden de mensen nu niet met een vlooienkam door zijn vreselijke werk heen om te zoeken of er ergens een antisemitische opmerking in staat – ik neem aan tevergeefs. Het is niet tot Baudet doorgedrongen dat het soort rechts van FvD en PVV vierkant achter Israel staat, en een deel van hun populariteit te danken heeft aan instituties als het NIW en het CIDI. Die haasten zich nu om zich van Baudet te distantieren. Misschien kunnen de onderzoekers die Cliteur door moeten lichten op antisemitisme in plaats daarvan een rapportje schrijven over de onappetijtelijke en paranoïde opvattingen je bij Cliteur en vrienden wel kunt vinden, opvattingen waar de universiteit van Leiden zich ook zonder aangetoond antisemitisme flink voor zou kunnen schamen.
Dit artikel is een bewerking van een passage in mijn boek Brood en Rozen, in het hoofdstuk ‘De Bolsjewieken komen!’
Dit artikel gaat over de Bundel ‘Cultuurmarxisme. Er waart een spook door het Westen’, onder redactie van Paul Cliteur, Jesper Jansen en Perry Pierik.
Meer over cultuurmarxisme in het genoemde artikel van Daniel Korving en Jaap Tielbeke, ‘Een complottheorie voor paranoïde rechts’, De Groene Amsterdammer, 6 september 2017