Dit artikel verscheen als hoofdstuk in mijn boek Het Verschil, Zeventien actuele kwesties bekeken vanuit het feminisme, uit 2016.
Moeten moslima’s gered worden?
Het is in Rotterdam, een dag na de aanslag in Brussel in maart 2016. In een fietstunnel gooien drie witte mannen van tussen de 25 en 30 jaar bierblikjes in het gezicht van een fietsend meisje van veertien. Ze draagt een hoofddoek. Ze schreeuwen: Val dood! Kankerterrorist! Ga terug naar je eigen land! De verwondingen in haar gezicht vallen mee, maar ze is ontzettend in de war. Ze durft niet meer naar school te fietsen, ook niet samen met vriendinnen. Ze wordt nu gebracht en opgehaald door haar ouders.
Het is een van vele meldingen van agressie tegen Nederlandse moslims, met name tegen vrouwen die met hoofddoek als moslims zichtbaar zijn. Ik heb dit verhaal van Nadia Benaissa, van de door moslimvrouwen opgerichte Meld Islamofobie. Dit is de tegenstrijdigheid in deze tijd waarin we leven: aan de ene kant veel agressie tegen moslims, vaak gericht tegen vrouwen, aan de andere kant een retoriek dat moslimvrouwen onderdrukt worden, door hun mannen, door de islam, en gered moeten worden. Het is wat tegenstrijdig om een apart hoofdstuk te wijden aan feminisme en islam, aan de speciale positie van moslimvrouwen. Het lijkt alsof ook ik specifiek van moslima’s en islam een probleem maak. Toch doe ik het maar, omdat ik merk dat er sprake is van veel verwarring, ook onder witte feministes. Verwarring die mede op gang is gebracht door de al genoemde houding van de redactie van Opzij die geen moslimvrouwen op de redactie wilde, en door Hirsi Ali die betoogde dat moslimvrouwen alleen vrij kunnen worden wanneer ze zich niet alleen ontdoen van hun hoofddoek maar ook van hun geloof.
Ik zal er niet veel tijd aan besteden, dat heb ik elders al gedaan, aan de enorme groei van islamofobie in Nederland. Wantrouwen, agressie, vooroordelen, regelrechte discriminatie, angst voor terrorisme. Ook in Nederland geboren mensen blijven zien als ‘allochtoon’, als ‘buitenlands’. Beweringen dat de islam hier niet hoort, dat de islam inherent gewelddadig is, dat moslima’s worden onderdrukt, en zoals Hirsi Ali zei: niet in staat zijn om voor zichzelf op te komen. Dat islam en feminisme dus niet samen kunnen gaan.
Gebeuren er dan geen vreselijke dingen in islamitische landen? Absoluut, evenals in alle andere patriarchale landen. Meisjesbesnijdenis, of genitale verminking, komt in meerdere landen voor, in sommige islamitische landen niet, en in sommige niet-islamitische landen wel, en is vreselijk. Een enkele keer wordt er nog ergens een vrouw gestenigd vanwege overspel. In Zuid Amerika wordt vrouwen soms zuur in het gezicht gegooid. In India is de weduwenverbranding afgeschaft, maar worden meisjesbabies vaak geaborteerd, omdat de ouders niet meer dochters willen. Moeten we ons daar als feministen druk over maken? Absoluut. De vraag is hoe. En de vraag is of die verschillende vormen van vrouwenmishandeling een kwestie zijn van geloof. En sommige ervan specifiek een kwestie van de islam. Daar gaan we het over hebben.
Emancipatie in Gaza
In de meer dan twintig jaar dat ik regelmatig Gaza bezoek ben ik met mensen bevriend geraakt. Ik ging er niet heen als antropologe om veldonderzoek te doen, maar als feministe ben ik natuurlijk vanzelf erg geïnteresseerd in hoe het in dat kleine landje met vrouwen gaat. Gaza: formaat twee keer Texel, met bijna twee miljoen inwoners die overwegend moslim zijn. Belegerd en omsingeld door Israel. Vrouwenorganisaties en groepen waren er al lang voordat ik er kwam. Feministes noemen ze zich niet, maar ‘vrouwenrechten’ is een populair thema waar iedereen een mening over heeft. Zo bezocht ik Zeinab El Ghunaimi, van het Women’s Affair Center, die een affiche tegen geweld tegen vrouwen aan haar muur heeft hangen. De problemen in Gaza: een rommeltje aan wetten, meiden die wel een goede opleiding hebben, maar daarna niet aan het werk komen. En het geweld tegen vrouwen. De leeftijd dat vrouwen trouwen daalt weer, nadat de vrouwenorganisaties al sinds jaar en dag verzetten tegen te jonge bruiden. Het komt door de armoede, zegt El Ghunaimi. En dan heb je Hamas die zich tegen de afspraken in bemoeit met het privéleven van vrouwen. Dat ze op de universiteit niet meer het uniform van spijkerstof mogen dragen, maar een jilbab aan moeten, een lange overjas in een donkere kleur. Zeinab draagt zelf geen hoofddoek, ‘ik begin er niet aan’, zegt ze. ‘Waar in de wet staat dat dat moet, vraag ik aan de mensen van Hamas. Jouw kantoor is geen moskee.’ Ze rekent er op dat ze haar met rust zullen laten. Later hoor ik dat zij als oude dame die in het verzet heeft gezeten kan rekenen op respect. Ze lacht. ‘Ik denk dat ze bang voor ons zijn’. Ik praat met Andleeb Adwan, het hoofd van een kleine organisatie die er voor zorgt dat er meer ‘gemarginaliseerde’ mensen zichtbaar worden in de media. Vrouwen dus ook. Zij is minder optimistisch. Haar dochter is net terug uit Jordanië, waar ze heeft gestudeerd. ‘Ik waarschuwde haar: dit is niet meer het aardige Gaza dat je kende, het Gaza waar je vrij was. Waar je met losse haren de deur uit kon om vrienden te ontmoeten in het openbaar. Zij houdt van rondlopen over straat, ze houdt van de arguilah, de waterpijp. En ze kan niet meer met een collectieve taxi mee die goedkoop is, ze moet met een eigen taxi, het kost allemaal nog geld, ook dat nog. Zij draagt geen hoofddoek, net als ik, ze heeft er nog geen moeilijkheden mee gehad. Maar ik ben bang dat dat nog komt. Nee’, lacht ze, ‘mij kunnen ze niets meer maken, ik ben te oud, ze kennen me hier in de buurt al zo lang, niemand zou het durven om zich er mee te bemoeien wat ik op mijn hoofd heb. Er is wel verzet’, zegt ze,’maar het zet niet door. Het familiesysteem houdt de vrouwen op hun plaats, want als een vrouw te veel vrijheid opeist kunnen ze dat verhalen op de mannen van haar familie. En dan is het haar schuld als haar broer of haar vader op het politiebureau moet komen om verantwoording af te leggen over háár gedrag. Als je behalve de overheid ook nog je familie tegen je hebt, dan begin je niet zoveel.’
Toch laten de vrouwen zich niet tegenhouden. Ze vinden altijd weer een weg. Het meeste heb ik geleerd van de jarenlange vriendschap met Fatma al Ghussein, de moeder van vijf dochters en een zoon. De zoon die ze toen ik haar leerde kennen nog de borst gaf, steekt nu een kop boven haar uit. Ik heb het verschil gezien tussen drie generaties vrouwen, en in twintig jaar tijd veel zien veranderen. Haar moeder was een niet geletterde traditionele vrouw, die in haar lange jurk gehurkt achter een houtskoolvuurtje sardines roosterde en haar eigen brood bakte. Ze heeft nooit buitenhuis gewerkt. Haar man, Fatma’s vader, was een humeurige en autoritaire man, veel te veel thuis doordat hij bij een arbeidsongeluk in Israël, waar hij bouwvakker was, een been verloor. Een lastpak. Fatma is de dochter die buitenshuis ging werken, ook uit nood. Ze is getrouwd met een aardige man, een neef. De familie is ‘Bedou’ – Bedoeïenen, dus nog net wat traditioneler dan de gemiddelde Gazaan. Dat betekende onder andere dat Fatma, als oudste dochter van de zoon van haar grootvader, geacht werd te trouwen met de oudste zoon van de broer van haar vader. En ze wilde niet. Hoeveel ze haar ook onder druk zette: ze zei nee. Dat maakte wel dat er een jaren durende familievete ontstond tussen de broers, waar Fatma zich erg schuldig over voelde. Toen er een tweede neef bij haar vader om haar hand kwam vragen zei ze ja. Tegen de traditie in trok haar man in bij haar en haar ouders. Ze kregen dochter na dochter, Fida, Nida, Walaa, Doua en Nour, tot het eindelijk raak was. Een jongen, Wasim. Ik begreep dat dat niet zomaar een voorkeur voor jongens was. Meisjes trouwen weg. Jongens blijven, en zijn dus de enige oudedagsvoorziening die Gaza te bieden heeft. Fatma, een stuk moderner al dan haar moeder, zuchtte vaak: I have extra children. Dit was haar plan: geen van haar dochters mocht van haar trouwen voor ze hun opleiding hadden afgemaakt. En dat is haar gelukt. Ze hebben allemaal de universiteit gedaan, een paar is het gelukt om een visum voor een buitenlandse studie te veroveren, een van de dochters is inmiddels journaliste en schrijft engelse stukken voor Al Jazeera. Moderne meiden, die weten wat ze willen. Zij zijn het die hun moeder vervolgens stimuleerden om auto te leren rijden, en ook te gaan studeren. Zoals ik ook hier in Nederland vaak zie: migrantendochters die hun moeder helpen emanciperen.
Ik heb gefascineerd toegekeken hoe Fatma manoeuvreerde als haar eigen ideeën botsten met die van haar traditionele familie. Ze droeg in de eerste jaren dat ik haar kende geen hoofddoek. Maar ze wilde geen ruzie met haar oude vader die het toch al moeilijk had. Dus had ze altijd een sjaaltje in haar tas. Die deed ze in de auto om voordat ze thuis kwam, en als ze binnen was deed ze die weer af. Maar toen haar vader zich er mee begon te bemoeien dat haar dochters geen hoofddoek droegen hield ze haar poot stijf. ‘Ik luister naar jou, want je bent mijn vader’, zei ze, ‘maar mijn dochters, die hebben een eigen vader, die luisteren naar hem, niet naar jou’. Ze veroverde binnen haar familie een stevige positie, omdat ze de belangrijkste kostwinner werd – een broer was werkloos, ze hadden ook nog te zorgen voor een gescheiden zus die terug was gekomen. Als Fatma een zak appels kocht voor haar kinderen, dan moesten ze die binnen opeten, want er was niet genoeg voor alle neefjes en nichtjes, die schoenen nodig hadden, en precies wisten wanneer zij haar salaris kreeg. Het werd moeilijk in de tijd dat haar man ook werkloos werd. Hij had een klein bedrijfje, op het industrieterrein vlak bij de grens met Israël, waar de Israeli’s de textiel binnenbrachten, en de Palestijnen er spijkerbroeken van naaiden met etiketjes made in Italy er in. Pure uitbuiting, want de mensen die in het naaiatelier werkten kregen veel minder betaald dan een Israëli zou hebben gekregen, maar niemand was in de positie om erg kieskeurig te zijn. Fatma’s man verloor zijn werk toen de Israeli’s het industrieterrein verwoesten en de grens hermetisch sloten. Hij verloor ook de naaimachines waar hij in had geïnvesteerd. Fatma vertelde dat het maar goed was dat ze al voordat dat gebeurde een afspraak hadden: dat ze beiden hun geld in een potje stopten in de kast, en dat ze er alletwee uit konden halen wat ze nodig hadden. Zo hoefde haar man, toen hij niet meer verdiende, niet bij haar zijn hand op te houden, en was zijn gezicht gered.
Ik heb er een paar dingen van geleerd: hoe vrouwen in staat zijn om er ook binnen de restricties van de traditie uit te halen wat er uit te halen valt, en langzaam te duwen tegen de beperkingen. Ik zag dat niet alleen vrouwen in Gaza van elkaar verschilden, maar de mannen ook. Haar verdrietige gescheiden zus, die was gevlucht omdat haar man niet werkte, haar sloeg en seks eiste, mocht haar kinderen niet meer zien. Daarbij vergeleken was Fatma’s man iemand die haar vertrouwde, en het goed vond als ze ‘s avonds voor haar werk wegging – alleen met de auto. Ik heb gezien hoe zorgvuldig Fatma probeerde haar gang te gaan, en opkwam voor haar dochters, maar daarbij altijd probeerde rekening te houden met het gevoel van eigenwaarde van haar vader en haar man – wetende wat het voor hen betekende dat ze niet konden werken. Ik heb ook gezien dat Palestijnse vrouwen, net als vrouwen overal, te maken hebben met ‘genderissues’, maar dat hun leven minstens en soms meer beperkt en bepaald wordt door de maatschappelijke en politieke situatie. Fatma lag wel eens in de clinch met de overheid, met Hamas, als die weer eens iets verzonnen zoals de regel dat er geen man en vrouw samen in een auto mochten zitten als ze geen familie van elkaar waren, maar dergelijke ergernissen waren peanuts vergeleken bij het feit dat ze leefde in een grote openlucht gevangenis, waar de ene keer de benzine op was, de andere keer het gas om op te koken, waar je geen water uit de kraan kon drinken als er überhaupt water uitkwam – en waar je hemel en aarde moest bewegen en soms dagen bij de grens moest wachten, om een kind met een studiebeurs te laten vertrekken. En dan de gruwelijke angst voor de aanvallen. Met al je huilende dochters in de badkamer schuilen tegen de bommen en niet weten waar je man is. Zoals een Palestijnse vrouw een keer zei: gelijke rechten, wat heb je daar als vrouw aan als de mannen ook geen rechten hebben? En de islam onderdrukkend? Nooit een onderwerp geweest. Fatma is moslim, maar niet heel erg gelovig. Andere vrouwen die ik leerde kennen zijn dat wel. In de organisatie waar ik voor werkte werd bij de oproep tot gebed de training even stilgezet, en konden de mannen en vrouwen die wilden bidden. Degenen die dat niet wilden gingen even koffie halen. Het is nooit een punt geweest. Ik heb Gaza leren kennen als een samenleving waarbinnen zich veel interne conflicten afspeelden, maar wat geloof betreft met een grote tolerantie voor verschil.
Mijn ervaringen in Gaza hebben me er voor altijd van doordrongen dat vrouwen het overal ter wereld moeilijk kunnen hebben, soms heel moeilijk, en dat dat per land maar ook binnen dat land aanzienlijk kan verschillen. Maar ik zal nooit meer de fout maken om vrouwen alleen maar te zien als willoze slachtoffers. Het was leuk om te merken dat een witte man, journalist Rob Vreeken, tot dezelfde conclusie kwam toen hij rapportages maakte op zoek naar de moslimvrouw, in Dubai, Senegal, Afghanistan, Jordanië, Bangladesh, Iran en Indonesië. Hij schrijft in Baas in eigen boerka over de onderwijsrevolutie in Jordanië, maar ziet dat de meeste meisjes in Afganistan nog niet naar school gaan. Hoe het in de verschillende landen met vrouwen gaat is niet zomaar af te leiden van de er heersende variant van de islam. In Afghanistan is het vooral het gevolg van dertig jaar oorlog in een toch al arm, onderontwikkeld en geïsoleerd land. Eerwraakmoorden komen in vooral in moslimlanden voor, in feodale culturen met hechte clanverbanden, maar in een groot deel van de moslimlanden niet, en eerwraak maakt geen deel uit van de sharia. Brazilië kent ook zijn moorden uit jaloezie, waarbij de dader tot voor kort kon rekenen op strafverzachting. India kent bruidschatmoorden onder hindoes. Ook onder Sikhs komen eermoorden voor, schrijft Vreeken. En overal ter wereld worden vrouwen vermoord door in hun masculiene trots gekrenkte mannen. Maar overal vond Vreeken ook vrouwenorganisaties die zich verzetten tegen onrecht. Overal worden vrouwen assertiever. Dat betekent niet alleen maar vooruitgang. Onderzoek in Bangladesh wees bijvoorbeeld uit dat vrouwen meer geweld ondervinden zodra ze de machtsverhoudingen ter discussie stellen door zich autonomer op te stellen. Emancipatie is kennelijk een bedreiging van de mannelijkheid, is de conclusie van Vreeken. Hebben we de beelden niet gezien van een massa opstandige vrouwen – met groene hoofddoek, die demonstreerden in Teheran? Datzelfde islamitische land dat mensen barbaars bestraft brengt ook een indrukwekkende vrouwenbeweging en protestbeweging voort. Vrouwen veroveren het onderwijs, schrijft ook Vreeken, het kindertal daalt bijna overal, vrouwen wrikken de deur naar de arbeidsmarkt open, ze zetten hun hakken in het zand en organiseren zich. Vreeken: ‘het zijn economische, politieke, demografische en culturele factoren die de maatschappelijke positie van vrouwen bepalen. Van die factoren is de godsdienst er één, niet meer en niet minder. Als samenlevingen veranderen en als vrouwen emanciperen zal de religie moeten volgen. Dat is de volgorde, niet andersom. De islam zal zich aanpassen aan de groeiende ongehoorzaamheid van het vrouwvolk.’
Steniging
In Iran dreigde een vrouw gestenigd te worden, en terecht werd er internationaal tegen geprotesteerd. Wat is het verband tussen islam en steniging, en breder, tussen islam en schendingen van vrouwenrechten? Die eerste vraag is eenvoudig, die is er niet. Steniging als straf komt in de koran niet voor, ook niet als straf voor ‘overspel’. Wel in de bijbel, daar wordt flink wat afgestenigd. In vroeger eeuwen (geen rechtbank, geen gevangenissen, gemeenschappen die zelf hun zondaars bestraften) waren steniging net als andere vormen van lijfstraffen en executies heel gewoon. De oude Grieken stenigden, het komt ook voor in de joodse wet, schrijft Vreeken. En, executies in de vorm van vierendelen, kielhalen en levend verbranden hoorde eens bij de Hollandse folklore. Steniging als straf komt voor in sommige landen zoals Saoedi-Arabië, Soedan en Iran. Ook vindt het plaats in de anarchie van Somalië, en is er in Afghanistan nog eens een ‘wilde’ steniging gemeld, mogelijk uitgevoerd door de Taliban. In Nigeria zijn nog vonnissen uitgesproken maar nooit uitgevoerd. Je kunt dus een ding vaststellen: dat het mogelijk is dat moslimfundamentalisme tot zulke uitwassen kan leiden. ‘Maar uitwassen blijven het. Om de barbaarse praktijk in te zetten als argumentatief wapen in de oorlog tussen ‘de beschaafde wereld’ en ‘de islam’, die volgens sommige van mijn medebetogers gaande is, gaat alle perken te buiten.’
Is er dan geen verband tussen islam en het schenden van mensenrechten? Die is er wel, zegt Vreeken. Maar het is te simpel om de maatschappelijke positie van vrouwen alleen van de heersende godsdienst af te leiden. ‘Daarvoor zijn de verschillen tussen de moslimlanden – van Indonesië tot Senegal, van Afghanistan tot Turkije – te groot, en daarvoor zag ik te veel dynamiek.’
Exact. Vrouwen thuis opsluiten, proberen haar onafhankelijkheid te belemmeren, haar vooral zien als de man dienend, en kinderen barend, het komt in alle patriarchale culturen voor. En dit is de verrassing: nergens in de koran staat dat vrouwen verplicht zijn om hun man te gehoorzamen. Niet dat er geen patriarchale fundamentalisten zijn die dat niet beweren. Hou die vrouwen achterlijk, dan komen ze er nooit achter. Inderdaad: dat bestaat. Evenals het verzet daartegen.
En over de eindeloos terugkerende discussie over de hoofddoek. Laat het nog een keer gezegd zijn: niet of ze een hoofddoek draagt of niet bepaalt hoe geëmancipeerd ze is. Waar we als feministen vinden dat vrouwen heel goed zelf in staat zijn om te kiezen wat ze willen, is het geen kwestie van voor of tegen. En kunnen we net zo goed solidair zijn met de vrouwen in Iran die het recht zouden willen hebben om hun haar niet te bedekken, als we solidair hadden kunnen zijn met de feministes in Turkije, in de tijd dat de hoofddoek verboden was. Dit zegt Arundhati Roy: ‘ When an attempt is made to coerce women out of the burqa rather than creating a situation in which a woman can choose what she wishes to do, it’s not about liberating her, but about unclothing her. It becomes an act of humiliation and cultural imperialism.’ Het is ironisch, schrijft Robert Young in Postcolonialism, hoe zoveel westerse mannen en vrouwen tegenwoordig vinden dat moslimvrouwen bevrijd moeten worden van die achterlijke, bedekkende kleding, of ze dat zelf nou willen of niet. In de negentiende eeuw was het in het Westen vooral gebruikelijk om het bedekken van het lichaam te zien als teken van beschaving, anders dan die naakt rondlopende wilden in Afrika. Nu in de 21ste eeuw zijn de zaken dus omgedraaid: het lichaam bedekken is iets voor primitieve culturen. De westerse beschaving lezen we af aan de populariteit van de bikini, dat symbool van vrouwelijke vrijheid
Islamitisch feminisme
Inmiddels heb ik met veel vrouwen kennisgemaakt die moslim zijn, en zich inzetten voor gelijkheid van vrouwen, en zich al dan niet feminist noemen. Ik maakte in 2005 in Amsterdam een interessante discussie mee tussen drie islamitische vrouwen uit verschillende landen, Iran, Marokko en de VS over de vraag of er zoiets bestaat als ‘islamfeminisme’, en hoewel alle drie de vrouwen zowel hartstochtelijk moslim waren als hartstochtelijke strijdsters tegen de achterstelling van vrouwen – in mijn ogen dus alledrie feministes pur sang – hadden ze er alledrie een ander antwoord op. Amina Wadud, een tot de islam bekeerde Afro-Amerikaanse vrouw noemt zichzelf geen feministe omdat ze die ziet als een beweging van blanke, rijke, seculiere vrouwen. Een beweging die ze niet heeft ervaren als een inspiratiebron maar eerder als een belemmering. Haar strijd was om als nazaat van de slavernij, als ‘hybride’ die nergens meer hoort ook nog eens als zwarte vrouw haar plaats te bevechten als moslim in een islamofobe wereld. Fel zegt ze: ‘de witte mannen hebben de macht, en de Arabische mannen rennen rond om een graantje van die macht mee te pikken. We hebben het niet nodig dat witte vrouwen ons vertellen wat we doen moeten en we hebben ook geen zwarte mannen nodig die ons vertellen wat we doen moeten.’ Een opvatting die ik begrijp. Ik voelde me dus ondanks de felle toon van Wadud thuis bij haar stellingname: ‘ik ben pro-vrouwen, pro-geloof, anti- racisme, anti-extremisme, anti-fundamentalisme, anti-klasse-elitarisme, anti-homofobie, anti- xenofobie, anti-kolonialisme, en tegen discriminatie op grond van leeftijd en handicap.’ Nogal een mondvol, die ik zelf nog steeds graag feminisme noem al is Wadud het daarin niet met me eens. Inclusief feminisme.
De twee andere vrouwen in het ‘bestaat er een moslimfeminisme’ debat waren beiden afkomstig uit een islamitisch land, en dat gaf weer een andere discussie. Fatima Sadiqi, een academica uit Marokko, ziet niet zoveel in de term. Iedereen in Marokko is moslim, zegt ze, dus zegt het niets. Maar dit is duidelijk, ook binnen de islam is er sprake van grote diversiteit, het is tenslotte een geloof dat gebaseerd is op eenieders persoonlijke relatie met God, die verschillend beleefd kan worden. Maar zelfs in de tijd dat veel mensen anti kolonialist en marxist waren stond het nauwelijks ter discussie dat je in de eerste plaats moslim was. Kortom: een term als ‘moslimfeminisme’ heeft in Marokko geen zin, want alles en iedereen is moslim. En ook de term feminisme slaat in Marokko niet erg aan. De discussie over de verhouding tussen de seksen is al eeuwenoud. De hadiths (de overleveringen, de tweede bron van wijsheid in de islam) staan vol met aanwijzingen voor vrouwen. Het is niet nieuw en ook niet specifiek westers om ons met ‘gender’ bezig te houden. Ook Marokkaanse vrouwen zijn actief om hun positie te verbeteren, maar dat zal lang niet altijd als ‘feminisme’ herkend worden. Het feminisme dat uit het westen komt is niet altijd toepasbaar, de emancipatiestrijd in Marokko begon niet altijd met een strijd tegen de mannen. Sadiqi noemt een voorbeeld van twee vrouwen die getrouwd waren met dezelfde man, ‘wij hebben geen problemen met elkaar’, zeiden zij, ‘we hebben problemen met onze man’. Maar dat zij zich niet keerden tegen het recht van een man om met meerdere vrouwen te trouwen zou bij westerse feministes op veel ongeloof stuiten. ‘Vrouwen hebben binnen de sfeer van privé relaties wel degelijk macht’, zegt Sadiqi, ‘Wat ze in Marokko missen is gezag in de publieke sfeer’.
Maar Ziba Mir-Hosseini, professor in de antropologie aan verschillende universiteiten in Iran noemt zich zonder aarzeling een islamitisch feministe. Dat heeft een geschiedenis, legt ze uit. Want feminisme is altijd een reactie ergens op, het ontstaat omdat het nodig is, wanneer het nodig is. En het moslimfeminisme in Iran is het ongewenste kind van het politieke islamisme. Toen de islamitische revolutie de macht overnam in Iran en de sharia opnieuw in wilden voeren werden veel van de verworvenheden op het gebied van vrouwenrechten teruggedraaid naar de pré-islamitische tijd. De islamisten zeiden dat ze zich baseerden op de koran, maar feitelijk konden ze dat niet waarmaken. Veel van wat zij ons als islam wilden verkopen bestond uit traditionele gewoontes van vóór de koran. De vrouwen in Iran die geroken hadden aan de vrijheid pikten die islamitische overname niet zomaar, toen we merkten dat de islamitische staat die onze rechten als moslimvrouwen zou garanderen allerlei patriarchale rechten herinvoerde die niets met de islam te maken hebben. We voelden ons verraden en teleurgesteld. In de jaren tachtig was feminisme nog een scheldwoord, een westerse uitvinding, afkomstig van de vijand. Maar nu zien veel vrouwen dat het de patriarchale interpretatie van de islam is waar ze tegen vechten moeten, niet tegen de islam zelf en ook niet tegen het feminisme. En de vrouwen hebben dus de taal en de gedachten van het feminisme overgenomen, ook al vertalen ze die op hun eigen manier. Dus vechten ze, bijvoorbeeld, voor het recht om te scheiden, met de koran in de hand, die hen dat recht garandeert. De islamitische fundamentalisten, die denken dat ze de sharia kunnen gebruiken als patriarchaal machtsmiddel om vrouwen thuis te houden, moet met de koran in de hand duidelijk gemaakt worden dat dat nooit de bedoeling is geweest van de islam. Een strijd overigens die we gemeenschappelijk hebben met de ‘seculiere fundamentalisten’, want er is geen enkele garantie dat mannen die niet gelovig zijn vrouwen wèl gelijke rechten willen geven.
Mir-Husseini gaat er van uit dat het voor vrouwen nauwelijks mogelijk is om gelijke rechten te krijgen in Iran, tenzij je die koppelt aan de islam. Maar je kunt niet vertrouwen op de islam alleen, omdat die te lang is gedomineerd door een patriarchaal systeem. ‘Vrouwen kunnen de taal van de islam gebruiken om voor zichzelf op te komen, ze nemen de taal van de islam en de aspiraties van het feminisme. In de praktijk is daar niets nieuws aan. Alleen de taal is nieuw. Het seculiere feminisme heeft voor ons een historische functie gehad’, zegt ze, ‘het heeft ons geholpen om onze plaats in te nemen in de publieke sfeer, maar vanaf dat punt nemen wij als moslimvrouwen het weer over.’ Mir-Husseini neemt een moeilijke positie in, want het gevecht om erkenning speelt zich aan twee kanten af. In alle grote religies is werkelijke gelijkheid tussen vrouwen en mannen een nieuwe notie. Maar in alle grote religies zijn ook aanwijzingen te vinden in de richting van meer gelijkheid, zeker ook in de islam. Maar de stappen in die richting kunnen pas genomen worden wanneer de omstandigheden werkelijke gelijkheid mogelijk maken, en wanneer de vrouwen dat zelf willen. Voor moslims was het woord feminisme lang taboe. Een westerse notie, verbonden aan het westerse kolonialisme. Maar voor de westerse feministen was de term islamfeminisme taboe. Ondenkbaar dat je feminist en moslim kon zijn. Dat je de islam als bondgenoot zou kunnen zien in je emancipatiestrijd. Mir-Husseini maakte het mee dat haar boeken en artikelen niet gepubliceerd werden binnen de westerse vrouwenstudies. Maar evengoed maakt ze het nu mee om in het westen als spreekster uitgenodigd te worden op een conferentie over islamfeminisme.
Moslima’s in Nederland
Kunnen feminisme en islam samengaan? Voor mij is die vraag al jaren geleden beantwoord: ja dat kan. Ik ken islamitische feministes, in al hun diversiteit en verschillen in hoe ze de islam ervaren en hoe ze feminisme invullen. Ik ken moslima’s die bezig zijn met emancipatie en meer gelijkheid voor vrouwen zonder het feminisme te noemen. Ik ken heel geleerde feministische moslima’s, Fatima Mernissi, Amina Wadud, Asma Barlas, ik heb hun boeken gelezen, ik heb ze ontmoet en gesproken.
Ik ging naar een lezing van Anne Dijk te gaan, georganiseerd door Stichting Maruf (die zich bezighoudt met de empowerment van jonge moslims in Nederland) Anne Dijk kende ik nog niet persoonlijk. Ze is behalve zelf moslim geworden religiewetenschapper en islamoloog. Het werd een boeiende avond. Dino Suhonic, van huis uit Bosniër, moslim en homo, ja dat kan ook, leidt de avond in. Dit is wat we zien in Nederland: dat het debat altijd blijft hangen tussen de twee polen: secularisme dat zich progressief vindt, tegenover patriarchaal religieus conservatisme. Dit is de sfeer van het debat: hoe geweldig is het moderne secularisme, en hoe ellendig toch de religie met zo’n imam die het voor het zeggen heeft. En zo blijft de discussie dus ook vaak steken in het idee dat de achtergestelde positie van vrouwen – voorbeelden genoeg – te wijten is aan de islam. En het idee onder de seculiere autochtone Nederlanders (inclusief sommige feministes voeg ik toe) dat feminisme en islam niet samen gaan, en je dus moet kiezen: je eigen vrijheid of je geloof.
Daar heeft Anne Dijk dus een ander verhaal over. Dit eerst: er zijn vele definities van feminisme, maar dit hebben ze allemaal gemeenschappelijk: dat vrouwen gelijkwaardig behandeld horen te worden, en dat de tijd voorbij is dat vrouwen die getrouwd waren niet ‘handelingsbekwaam’ werden geacht, dat geweld in het huwelijk niet strafbaar was. Maar moslims hebben een negatief beeld over het westerse feminisme, wat niet zo vreemd is gezien het verleden van kolonialisme. Het helpt dus bepaald niet als vanuit feministische hoek ook nog gesuggereerd wordt dat emancipatie alleen kan als je je religie opgeeft. En het helpt al helemaal niet als de vrouwen van Femen rondlopen met blote borsten en slogans als ‘stop religion’, ‘religion is oppression’, ‘fuck sharia’. Het zijn nog steeds die oude koloniale trekjes om de ‘inheemse’ vrouwen te vertellen wat ze wel of niet vinden moeten, die terecht weerstanden oproepen en bij sommige mannen en vrouwen de indruk wekken dat feminisme typisch westers is. De gedachte dat feminisme en islam niet samen kunnen gaan kom je dus niet alleen bij seculiere autochtonen tegen, maar evengoed onder moslims.
En toch is er al een keur aan vrouwenbewegingen binnen de islamitische landen en een eerbiedwaardige traditie van islamitisch feminisme. Drie namen noemt Anne Dijk: Raden Adjeng Kartini (1879 -1904) uit Indonesië, Fatma Aliye, geboren 1862 uit Turkije, Bint al-Shati (1913 – 1998) uit Egypte. Dit is het belangrijkste punt: vrouwen hebben het recht om zelfstandig de islam te interpreteren. Er is altijd al discussie geweest over de manier waarop de koran geïnterpreteerd mocht worden, tussen mannen maar ook vrouwen. Het is onontkoombaar: iedereen leest en begrijpt vanuit een eigen referentiekader, en alles wat er staat heeft een historische context, en krijgt in een nieuwe context dus een andere betekenis. Maar dit is voor feministen een belangrijk punt, dat door alle geleerde vrouwen wordt benadrukt: nergens in de koran staat dat mannen over vrouwen mogen heersen of dat vrouwen hen gehoorzaamheid verschuldigd zijn. Integendeel, steeds opnieuw worden nadrukkelijk mannen en vrouwen aangesproken met dezelfde tekst. Iedereen is geboren uit dezelfde soort, ieder mens is gelijkwaardig, geen mens staat boven de ander. Alleen God, Allah staat boven de mens. Nooit kan zodoende een man als autoriteit tussen God en een vrouw gaan staan.
Dit is het punt, zegt Anne Dijk, is dit een feministische uitspraak? Nee, het is gewoon islamitisch dat vrouwen gelijkwaardig zijn. De islam is dus in wezen een bevrijdingstheologie. Het gaat om de mensenrechten van mannen en vrouwen.
Het is waar, ook Anne Dijk ziet dat. In de praktijk, zowel hier als in andere landen waar de islam dominant is, is nog nergens werkelijke gelijkwaardigheid te zien. Maar de vrouwen die zich inzetten voor gelijkwaardigheid, ervaren de islam niet als vijand maar als bondgenoot. Jaren geleden was ik in Rotterdam bij Spior aanwezig toen een vrouwelijke imam het jonge publiek uitlegde dat je als moslimvrouw nooit verplicht was om te trouwen met de man die je ouders voor je hadden uitgezocht. Gedwongen huwelijken zijn tegen de islam, legde ze uit. Een jonge vrouw stond op: wil je dat alsjeblieft ook tegen onze ouders zeggen? Waar het om ging: veel migranten komen uit een land waar nooit de noodzaak werd gevoeld om religie en traditie uit elkaar te halen, en veel van de tweede generatie migrantenkinderen wisten niet wat gewoonte was en wat geloof. Ik was bij bijeenkomsten over partnergeweld, eerwraak, meisjesbesnijdenis. Bij een conferentie over importpartners georganiseerd door een paar moskeekoepels. Ik heb de indruk dat de gemiddelde autochtoon in Nederland geen idee heeft wat zich allemaal afspeelt onder Nederlandse moslims. En soms dat ze het ook niet willen weten. Deels doordat populistisch rechts, zoals de PVV, er een politiek belang bij heeft om moslims af te doen als een ‘vreemde’ bevolkingsgroep die ‘onze’ cultuur bedreigt. Maar ook bij links kom ik nog vaak de opvatting tegen dat elke vorm van religie achterlijk en conservatief is. Een opvatting die in Nederland verklaarbaar is omdat hier de ontzuiling en de ontkerkelijking gelijk opging met de emancipatie van vrouwen en homo’s en we niet zijn vergeten dat die emancipatie bevochten moest worden op de macht van de conservatieve kerken. Ik heb mijn partijgenoten van de SP er vaak op moeten wijzen dat migranten in grote meerderheid links stemmen, ook als ze gelovig blijven.
Is het dan niet waar dat moslimvrouwen vaak worden mishandeld? Pas eind van de jaren 90, toen migranten, vooral moslim migranten, in toenemende mate als een probleem werden gezien, werd de bewering luid dat de islam mannen aanzet tot geweld – een bewering waarbij met name Ayaan Hirsi Ali een belangrijke rol had. Maar bij de recente onderzoeken, waarbij alle soorten van ‘huiselijk geweld’ bij elkaar werden opgeteld, bleek de hoeveelheid geweld onder Marokkaanse en Turkse Nederlanders aanzienlijk lager (14% en 21%) dan onder de inheemse bevolking (43%) schrijft Renée Römkens. Hoe kon dat waar zijn? Dat moest wel een kwestie zijn van onderreportage, werd er aangenomen. Dat kan, geweld kan altijd met schaamte beladen zijn, en niet iedereen wil het toegeven dat hij of zij slachtoffers is geworden van geweld door een intieme relatie. Maar dat, wisten we al, gold voor de autochtonen ook.
Ja maar, was de volgende veronderstelling: er zijn wel meer ‘allochtone’ vrouwen die hulp zoeken bij de Blijf van m’n Lijf huizen. Dat was waar. Maar uit onderzoek was al gebleken dat autochtone vrouwen vaak een schuilplaats zochten bij familie of vrienden, voordat ze zich bij een opvang meldden. En veel van de migrantenvrouwen mistten daartoe een sociaal netwerk, en de sociale controle in de gemeenschappen levert de vrouwen vaak loyaliteitsconflicten op. Kortom, er was niet echt reden voor de aanname dat er binnen islamitische gemeenschappen werkelijk sprake was van aanzienlijk meer geweld dan onder de inheemse bevolking. Ook in onderzoeken in andere Europese landen bleek geen hogere graad van geweld onder etnische minderheden. Het enige onderzoek dat een beetje meer geweld tegen Turkse vrouwen meldde kwam uit Duitsland, en dat bleek veroorzaakt doordat Turkse vrouwen er langer over doen om te gaan scheiden dan oorspronkelijk Duitse vrouwen. Dat werd bevestigd in onderzoeken uit de VS, waar de kwetsbaarheid van vrouwen tegen geweld verhoogd werd door sociaal isolement, het hebben van een zelfstandig inkomen, en de status van de vrouwen, vrouwen zonder zelfstandige verblijfsvergunning waren wel gedwongen om langer bij hun gewelddadige man te blijven. Dit is wat we zien. Wanneer een man met een Turkse of Marokkaanse achtergrond een vrouw doodt die hem verlaat dan zien we dat als ‘cultureel’ verschijnsel, als gevolg van religie, van de islam. Maar als een autochtone man een vrouw doodt zien we dat als een persoonlijk, een individueel drama. We willen niet zien dat autochtonen net zo goed een cultuur hebben waarbij gekwetste mannelijkheid gevaar op kan leveren voor vrouwen.
Het gaat te ver om in dit hoofdstuk aan koran-exegese te gaan doen. Maar wie de moeite wil nemen om zich er werkelijk in te verdiepen, en niet voetstoots aan te nemen wat de profeten van populistisch rechts en de zelfbenoemde islamdeskundigen verkondigen: dat de islam geweld propageert, en per definitie vrouwvijandig is, kan nog voor verrassingen komen te staan. De koran is een stuk meer egalitair dan de bijbel. Lees over de relatie tussen religie en geweld het boek van Karen Armstrong, In naam van God. Alle grote godsdiensten kennen zowel hun gewelddadige als hun vreedzame uitingen, en ook seculiere stromingen hebben grote misdaden op hun geweten. De islam weerhoudt patriarchale heersers niet van de onderdrukking van vrouwen. Maar evenmin kunnen we beweren dat geweld eenvoudig voortkomt uit religie. Kijk naar de politiek, de maatschappelijke omstandigheden, de machtsverhoudingen, als je wilt weten waar het geweld en de onderdrukking van vrouwen door veroorzaakt worden. En voor wie er toch een wedstrijdje van wil maken onder welke heersende godsdienst de meeste misdaden tegen de mensheid zijn gepleegd: het christendom wint het met stip.
Het feminisme gekaapt door rechts
Een van de meest ergerlijke ontwikkelingen van de laatste jaren is voor mij de wijze waarop politiek rechts het feminisme heeft gekaapt. De manier waarop de verworvenheden van vrouwen- en ook homo-emancipatie, gepresenteerd als de vanzelfsprekende waarden van onze verlichte joods-christelijke beschaving, als stok worden gebruikt om de islamitische vijand om de oren te slaan. Zo wordt het keer op keer gepresenteerd, en weer nagepraat, die moslims (of allochtonen, of asielzoekers, of Marokkanen) hebben een achterlijke cultuur, anders dan wij, in dit mooie land waarin vrouwen en homo’s gelijke rechten hebben. En dus zijn zij een bedreiging voor onze samenleving. En wordt van mij, oude feministe, verwacht dat ik me tegen de islam, en tegen de komst van migranten en vluchtelingen zal verzetten.
Dit zijn de elementen van de bewering: Culturen zijn onveranderlijk, waterdicht van elkaar gescheiden en te onderscheiden. De islam is slecht voor vrouwen. De ‘joods-christelijke’ beschaving is verlicht en goed. In die redenering is geen plaats voor de constatering dat er in islamitische landen evengoed verzet is van vrouwen (en mannen) tegen onrecht, en dat er bovendien op veel plaatsen vooruitgang is. En soms juist niet, waar om allerlei redenen het fundamentalisme toeneemt. In die redenering is ook geen plaats voor het feit dat er in onze samenleving nog steeds sprake is van epidemisch geweld tegen vrouwen, om het over de minder dramatische vormen van ongelijkheid even niet te hebben. De bewering stoelt bovendien op geschiedvervalsing. Ik ben nog van de generatie feminisme die heel goed weet dat we de vrijheid voor vrouwen zwaar hebben moeten bevechten op de kerken en op politiek rechts. We hebben echt niets cadeau gekregen. Om nu te doen alsof de vrouwenemancipatie een inherente eigenschap is van ons verlichte westen, van onze joods-christelijke beschaving, is een gotspe. Om het er nog maar even niet over te hebben wat er binnen onze ‘joods-christelijke’ beschaving in de vorige eeuw nog joden is aangedaan.
De doorzichtige pogingen om een soort van feminisme, als ‘onze waarden’, in te zetten tegen de gecreëerde zondebok, de vijand van onze beschaving (alsof we weer terug zijn in de tijd van de kruistochten) hebben een functie: het schept een gezapig en aangenaam gevoel van superioriteit bij de bevolkingsgroepen die daarvoor gevoelig zijn, zonder dat die er iets voor hoeven doen. Het schept een vijandbeeld, een bevolkingsgroep die niet alleen ‘achterlijk’ is maar ook gevaarlijk, en we kunnen het nu constateren, de agressieve moslimhaat neemt toe, met pieken elke keer als er ergens door islamitische extremisten een aanval wordt gepleegd. Dat het inzetten van een zogenaamd feminisme niet meer dan een demagogische truc is, is makkelijk te controleren. De PVV was de enige partij in de Tweede Kamer die tegen een internationaal verdrag tegen vrouwengeweld stemde.
Neem de gebeurtenissen rondom Keulen. Dit was, vanaf het moment dat de geruchten in de media de ronde deden dat wel duizend mannen met ‘Noord-Afrikaans uiterlijk’ zich massaal op feestvierende Duitse vrouwen hadden gestort, en hen hadden aangerand de eerste reactie: zie je wel. Hadden we toch gezegd. Die asielzoekers zijn testosteronbommen. En de media, nog voor ze de kans hadden gehad om de feiten te checken, kwamen aanzetten met koppen als ‘Keulen is gevolg van achterlijke cultuur’ (Trouw). ‘De vrouwenhaat vlucht mee’ (Eveneens Trouw), ‘Aangerand. Wat er gebeurt als asielzoekers je dochter pakken’ (Volkskrant). De kritiek op dit soort opvattingen was er ook, maar het kwaad was alweer geschied. Rechts had een nieuwe troef in de strijd tegen de vluchtelingen: je haalde er vrouwenverkrachters mee binnen. De feiten zijn inmiddels enigszins bekend. Er waren geen duizend daders en het waren geen asielzoekers die zich spontaan op de vrouwen wierpen. Het waren bij de politie al bekende maar moeilijk te pakken georganiseerde bendes die de aanrandingen gebruiken als methode om vrouwen te beroven. De methode was al bekend. De daders waren grotendeels afkomstig uit Noord-Afrikaanse landen, dat klopte. Maar waren toch in de eerste plaats criminelen. Een probleem, zonder meer. Voor de vrouwen die het meemaakten niet hun eerste zorg of het asielzoekers of criminelen waren, het was een rottige ervaring. Maar dit is een essentiële vraag: zou er zoveel ophef over ontstaan zijn wanneer het niet ging over bruine mannen die witte vrouwen aanvielen? En wanneer de gebeurtenissen niet ingezet konden worden tegen iedereen die moslim is? Ik denk van niet.
Hierom niet. Degenen die het hardste schreeuwden over hoe schandelijk het was, waren niet geïnteresseerd in de observatie dat ook witte mannen er wat van kunnen. Ook in het openbaar, bijvoorbeeld bij de Oktoberfeesten wanneer iedereen dronken is en de serveersters vrijwild zijn. Ook maakte niemand zich druk over de veiligheid van vrouwen, bruine vrouwen, in de AZC’s.
Mijn stellingname was dat we twee dingen konden doen: of we gaan er van uit dat geweld tegen vrouwen nog steeds op grote schaal voorkomt, en wordt gepleegd door mannen. Of we onderkennen daarbij ook dat geweld tegen vrouwen te maken kan hebben met de cultuur waar de mannen uit voort komen, maar dan is het wel aan de orde om ons eens druk te maken over onze eigen cultuur die kennelijk evenzeer mannen voortbrengt die denken dat vrouwen vrijwild zijn die je pakken mag.
Tien jonge vrouwen in een ad hoc actie, die zich verzetten tegen het nepfeminisme van Wilders, die demonstratief busjes spray uitdeelde voor vrouwen om zich tegen de ‘testosteronbommen’ te wapenen hebben het geweten. Op de video die de ronde deed op het net is te zien hoe een witte man, spugend van woede, met zijn huilende dochtertje op de arm, tegen de vrouwen schreeuwde dat ze verkracht moesten worden: ‘Er moet een piemel in’. Interessant: in naam van de bescherming van witte vrouwen mag je witte vrouwen wel laten verkrachten. Als populistisch rechts het heeft over ‘onze’ vrouwen die beschermd moeten worden, is het dus de vraag welke vrouwen exact. Feministen die ook tegen racisme zijn, linkse vrouwen kennelijk niet.
De ranzige reacties van rechts zijn een studie waard. Ze gunnen ons een inkijkje in de onsmakelijke psychologie van gefrustreerde witte mannen voor wie de haat tegen vrouwen (die niet doen wat ze horen te doen) vermengd is met de haat tegen wat vreemd is – bruine mannen, voornamelijk. Voormalig hoogleraar Meindert Fennema vraagt zich af wat een feministe als Anja Meulenbelt zou doen als ze door een moslim verkracht zou worden, zou ze dan gered willen worden door een rechtse witte man? Waarschijnlijk niet, denkt Fennema, want als ik moet kiezen tussen de moslim en de vrouw kies ik natuurlijk voor de moslim. Ik heb heel wat voorbeelden waaruit blijkt hoe rechts populistische schreeuwers bang zijn voor de concurrentie van bruine mannen. In dat ractisch-seksistische beeld hebben ‘negers’ en ‘booslims’ (een pot nat) grote piemels, en vooral de (s)linkse kutten lusten daar wel pap van. En zo komt het, in hun ogen, dat feministische vrouwen, die witte mannen haten, en moslimmannen, die ook witte mannen haten, elkaar als neukmaatjes hebben gevonden. Dit is de ironie: dezelfde mannen die er prat op gaan te horen bij een superieure cultuur die vrouwen gelijke rechten geeft, vinden dat feministes wel verkracht mogen worden – want dat zijn ‘wegkijkfeministen’ en ‘collaboratiefeministen’.
Moeten moslima’s gered worden?
Het zogenaamde willen redden van vrouwen elders heeft een lange geschiedenis, die alles te maken heeft met het koloniale denken waarin inheemse volken gezien moesten worden als primitief, om de uitbuiting en overheersing te kunnen verantwoorden. Die gewoontes zijn we nog niet kwijt. De landen zijn gedekoloniseerd, onze breinen niet. Die westerse koloniale gewoonte van witte mannen om bruine vrouwen te willen redden van bruine mannen, zoals Gayatri Chakravorty Spivak dat treffend noemt, is daar nog een voorbeeld van. Het klassieke voorbeeld van het koloniale kapen van het feminisme voor eigen doelen stamt uit de tijd dat Lord Cromer de Britse consul generaal was in Egypte (van 1883 tot 1907) en hij tekeer ging tegen de islam die vrouwen veroordeelde tot opsluiting en het dragen van sluiers. Het werd tijd, vond hij, om Egypte te dwingen om eindelijk beschaafd te worden, door de hoofddoek van vrouwen af te schaffen. Maar wat deed diezelfde Lord Cromer toen hij terug was in het vaderland? Hij sloot zich aan mij de Mannen Liga tegen het kiesrecht voor vrouwen, en – uiteindelijk zonder succes – om de sufragettes de weg af te snijden. Volgens Leila Ahmed was dit een voorbeeld van hoe feminisme werd ingezet als de dienstmaagd van het kolonialisme – het ging er om om de oosterse vrouwenonderdrukking te vervangen door meer beschaafde westerse vrouwenonderdrukking, niet meer dan dat. En het feminisme werd ingezet om aan te tonen hoe inferieur die bruine volken waren. Dichter bij onze tijd deed George Bush dat ook nog eens, door zijn vrouw Laura er op uit te sturen om te betogen dat de aanvallen op Afghanistan ook bedoeld waren om de vrouwen daar te bevrijden van hun hoofddoeken en hun onderdrukking – thuis was Bush ook bepaald geen aanhanger van het feminisme. Hij sneed de subsidie af voor alle internationale organisaties voor gezinsplanning, omdat hij tegen abortus was. En tegenwoordig wordt in eigen land het feminisme gekaapt om de gehele islam, hier en elders, als vrouwvijandig weg te zetten – een excuus om alle Marokkanen het land uit te willen sturen, en de grenzen te sluiten tegen alle vluchtelingen.
Het maakt de wereld niet eenvoudiger. Waar feminisme misbruikt wordt in de politieke agenda tegen asielzoekers, tegen migranten, tegen moslims, wordt het moeilijker om onrecht en geweld dat óók gepleegd wordt door de mannen onder die groepen aan te kaarten. Het zal zeker maken dat moslima’s het niet eenvoudig vinden om het openlijk te hebben over hun mogelijke strijd binnenskamers, binnen hun eigen gemeenschappen. Het zet vrouwen voor het blok. Ook witte feministes die niet mee willen doen met een racistische hetze. Ook is het een issue als het gaat om solidariteit met vrouwen in andere werelddelen. Als er een demonstratie wordt georganiseerd tegen de steniging van een vrouw, kijk ik eerst wie de organisatoren zijn – is het weer een bijdrage aan de anti-islamhetze, of gaat het echt om die vrouw?
Palestijns-Amerikaanse antropologe Lila Abu-Lughod heeft een belangrijk boek geschreven over dit vraagstuk: Do Muslim Women Need Saving? Dit is haar kritiek op veel westerse pogingen om solidair te zijn met vrouwen elders: er wordt te vaak over hun hoofden heen bedacht wat goed voor ze is. En westerse feministen, plus goedbedoelende organisaties op het vlak van ontwikkelingshulp hebben te vaak te weinig contact met de vrouwen en vrouwenorganisaties zelf. Wij zijn te vaak besmet met het idee dat moslimvrouwen hulpeloos zijn, en niet in staat om voor zichzelf op te komen, en ze vooral te zien als slachtoffers en niet meer dan dat. Ook hebben we de neiging om voor hen te beslissen wat de belangrijkste issues zijn, en dat zijn niet toevallig vaak de problemen die voor ons herkenbaar zijn als feministisch. En niet de problemen waar zowel vrouwen als mannen onder lijden: honger, armoede, oorlog, bezetting. Het is voor westerlingen belangrijk dat we een toontje lager zingen, dat we begrijpen dat we niet vrij zijn van oude koloniale denkbeelden dat wij de redders moeten zijn van die arme inheemse vrouwen, en dat wij beter weten wat bevrijding is dan de vrouwen zelf. En dan verbaasd zijn, als er vrouwen zijn in Afghanistan die helemaal niet beslissen om hun boerka uit te doen, nadat de Taliban zijn verslagen.”
Wat te doen?
Meer luisteren, zegt Lila Abu Lughod. Beter weten waar we het over hebben als het gaat over de islam, over de problemen van moslima’s. Er is materiaal in overvloed. Niet denken dat solidariteit zonder contact met de mensen waar het over gaat mogelijk is. Niet denken dat wij westerse feministen weten wat goed is voor anderen. Waren zelfkritiek en zelfreflectie geen westerse waarden?