Dit artikel is eerder verschenen als hoofdstuk 11 uit mijn boek Het verschil. Zeventien actuele kwesties bekeken vanuit het feminisme.
Waar denken we aan bij de term macht? Wanneer spreken we over macht? Ja, de president van een land met een enorm staatsbudget en een groot leger heeft macht. Er is macht die we kunnen zien: waar mensen openlijk de baas zijn. Waar ze beslissingen kunnen nemen die invloed hebben op het leven van anderen. Die mensen met macht zijn vaker mannen, hoewel we daarbij meteen moeten aantekenen dat die macht ook heel erg ongelijk is verdeeld tussen mannen onderling. Zoals al gezegd: mannen zijn niet één groep, net zo min als vrouwen. Macht die wel zichtbaar is, maar waarvan we niet altijd precies kunnen nagaan hoe die tot stand komt zien we bijvoorbeeld in de media. Witte mannen treden opvallend vaker op als ‘deskundigen’ dan vrouwen, etnisch ‘andere’ mensen, en ook mensen van onderaan de maatschappelijke ladder zijn zwaar ondervertegenwoordigd. Het is dus een bepaalde categorie mensen die de macht heeft te bepalen wat belangrijk is, wat we moeten vinden, wat nieuws is. Maar macht binnen relaties wordt al veel moeilijker te definiëren. Binnen huwelijken en soortgelijke relaties: wie is daar de baas? Wie heeft het voor het zeggen, wie neemt de belangrijkste beslissingen? De tijd dat de man automatisch het hoofd is van het gezin omdat hij het geld binnenbrengt, en zijn wil dus wet is, is voorbij. Is de macht in het gezin nu eerlijk verdeeld?
We gaan een testje doen, om de gedachten aan te scherpen. Stel je de cartoon van Peter van Straaten voor: een vrijend stel. Hij ligt boven. Zij kijkt nogal onaangedaan naar hem op. En hij is het die onzeker vraagt: ‘doe ik het goed, doe ik het goed?’ De vraag die ik aan de lezers stel is te bedenken wie er in deze situatie de meeste macht heeft: a hij, b. zij, of c. alletwee evenveel (of even weinig) Ik heb deze cartoon vaak in lesgroepen en lezingen aan de toehoorders voorgelegd, en nooit werden de mensen het met elkaar eens. Het is interessant hoe moeilijk we het vinden om helderheid te krijgen over wat macht is in intieme relaties. Maar het is een belangrijk onderwerp als we willen begrijpen waarom het zo moeilijk is om aan eerlijk delen toe te komen, als het gaat om werk en zorg, ondanks het feit dat we het er tamelijk over eens zijn dat dat is wat we tegenwoordig willen. Ik beloof aan het eind van dit hoofdstuk op terug te komen op de cartoon, om te vertellen wat de reacties waren in mijn lesgroepen en publiek. En wat ik zelf vind. Maar we gaan eerst wat omwegen maken.
Ook Borgen gezien? Ik vond het een heerlijke serie. Ik leefde erg mee met Birgitte Nyborg, de vrouw die onverwacht de kans krijgt om statsminister van Denemarken te worden. Premier. Zij en haar man Philip, vormen een aantrekkelijk en modern stel. Ze houden erg van elkaar. En dus overleggen ze, of ze dat wel moet doen. Ze hebben twee kinderen die nog op school zijn. Het is duidelijk dat het heel wat van Philip gaat vragen, dat de verantwoordelijkheid voor het thuisfront meer dan daarvoor op zijn schouders terecht zal komen, wat redelijk is, want tot nu toe heeft Birgitte dat gedaan. En dat het nu zijn beurt is om zijn plannen voor zijn eigen carrière een paar jaar op hold te zetten. Hij stemt er mee in. De afleveringen zijn spannend, niet alleen omdat Brigitte die met grote idealen aan haar functie begint geconfronteerd wordt met de cynische werkelijkheid van de politiek, maar vooral omdat we zien wat er gebeurt in hun relatie. Die verslechtert gaandeweg onder onze ogen. Philip blijkt er niet goed tegen te kunnen dat hij minder aandacht krijgt dan vroeger. Hij lijdt er onder dat hij een aanlokkelijk aanbod voor een betere functie af moet wijzen, en alsof dat onvermijdelijk is valt hij op een andere vrouw. Ze gaan uit elkaar. Brigitte voelt zich verraden, in de steek gelaten, dit was de afspraak niet. De afspraak is dat we in een tijd leven waarin het niet altijd de vrouwen zijn die moeten kiezen tussen loopbaan en liefde. We zien de eenzaamheid van Brigitte die onder ogen moet zien dat haar politieke ambities er voor hebben gezorgd dat ze haar man verliest. We zien de ontreddering van Philip die het niet aan blijkt te kunnen en dat van zichzelf niet had verwacht. En natuurlijk, net als in het echte leven, blijken beiden geneigd om de ander verwijten te maken, te projecteren, om zichzelf te redden van hun beschadigde zelfbeeld als ze niet de twee moderne, progressieve mensen blijken te zijn waar ze zichzelf voor hielden. We zien twee mensen die zich alletwee bedrogen voelen in hun verwachtingen, die gedrag vertonen dat ze niet achter zichzelf hadden gezocht – het is pijnlijk en als kijker leef ik mee met beiden en blijf maar hopen dat het nog goed komt met die twee, die eigenlijk zo goed zijn voor elkaar.
Eens heb ik, net als zoveel andere feministen, in mijn naïviteit gedacht dat het vanzelf anders zou worden. Meer gelijk. Het leek me zo logisch: vrouwen gaan meer buitenhuis werken, dan doen mannen meer in het huishouden. Met een beetje aandringen en een beetje geduld, begrepen we wel, want het was natuurlijk wennen voor die mannen. Maar ik ging graag uit van hun redelijkheid. Ik nam ze op hun woord als ze zeiden dat ze ook voor meer gelijkheid waren. Ik ging er van uit dat de heteroseksuele relaties er erg van zouden opknappen, van eerlijk delen, dat ook mannen er gelukkiger van zouden worden als de de last van de economische verantwoordelijkheid met een partner zouden kunnen delen, en dat ze een betere relatie met hun kinderen ook op prijs zouden stellen. Maar in het vorige hoofdstuk hebben we het kunnen zien. Vrouwen zijn massaal buitenshuis gaan werken. Mannen doen een beetje meer in het huishouden. Ze doen twee keer meer met de kinderen dan vroeger. En dat alleen maar gemiddeld. En dit heeft invloed op de vraag hoe het toch komt dat nog steeds minder vrouwen dan mannen zien op topposities.
Weinig vrouwen aan de top
Er zijn inmiddels stapels literatuur over de vraag waar het aan ligt dat het nog steeds niet erg opschiet met het aantal vrouwen in topposities in het bedrijfsleven, in de politiek en aan de universiteiten. Waar ligt dat aan? Zijn de vrouwen zelf niet ambitieus genoeg? Zijn het luie en verwende prinsesjes? Of ligt het aan de belemmeringen binnen de arbeidswereld, binnen de organisaties? Is het een kwestie van discriminatie? Noemen we dat een glazen plafond? Ik zal het kort houden, omdat er al zoveel over geschreven is. Ja, het is zeker óók een kwestie van discriminatie. In deze tijden dat de emancipatie voltooid heet te zijn en feminisme niet meer nodig, zal niemand openlijk zeggen dat ze mannen geschikter vinden voor een functie omdat het een man is. Maar onderzoeken waarbij de papers van studenten beoordeeld moeten worden, zal hetzelfde paper dat ingeleverd worden onder een mannennaam stelselmatig beter beoordeeld worden dan wanneer het lijkt alsof het geschreven is door een vrouw. Ook door vrouwen, trouwens. En deze zelden bewuste discriminatie geldt ook voor mensen met een ‘buitenlandse’ naam, of met een donkerder huidskleur.
Er zijn veel voorbeelden van dit soort onbewuste en onbedoelde discriminatie. Bij sollicitaties blijkt er vaak een mechanisme mee te spelen dat er een neiging bestaat om mensen die ‘zijn zoals zij’ eerder te vertrouwen, en sneller te begrijpen en daarmee hoger te waarderen. Zo is er veel te doen over ‘het glazen plafond’ dat maakt dat vrouwen zelden hogerop komen. Ook is er nog steeds sprake van ongelijke betaling. Niet langer bij jonge vrouwen zonder kinderen, die gemiddeld tegenwoordig evenveel verdienen als mannen. Maar wel als ze in de leeftijd komen dat ze kinderen krijgen. Niet alleen verdienen vrouwen minder omdat ze vaker in deeltijd werken en liever werk zoeken dat flexibel vanwege hun kinderen. Ook kunnen we constateren dat veel typische vrouwenberoepen in de zorg en dienstverlening lager gewaardeerd worden omdat het zorgen voor anderen gezien wordt als een vrouwelijke eigenschap, niet gebaseerd op vaardigheden en ervaring. Maar ook zonder die verschillen blijft er nog een niet verklaarbaar verschil in betaling van 7% over.
Het interessante is dat het bij die vraag waarom vrouwen ondanks een halve eeuw emancipatie nog steeds ondervertegenwoordigd zijn aan de top steeds gekeken wordt naar de vrouwen zelf. Er wordt
een belangrijke factor steeds opnieuw buiten beschouwing wordt gelaten: mannen. In die arbeidswereld waarin vrouwen hun weg moeten zoeken zijn mannen nog steeds dominant, en zijn mannen en mannelijkheid de norm. Dat hoeft dan nog niet eens bewuste discriminatie te zijn. En vrouwen die hierop anticiperen en al weten wat het ze gaat kosten om al te ambitieus over te komen, haken vaak al af voordat ze goed en wel zijn begonnen. En nog een factor wordt te vaak buiten beschouwing gelaten, en dat is klasse. Zowel het soort van arbeidsmarkt waar het over gaat, voor mensen van onderop is het woord ‘carrière’ iets voor die lui daarboven, als over wat mannelijkheid betekent, wordt ingevuld, in verschillende sociale milieu’s, spelen een rol in de reële kansen van vrouwen. We moeten bovendien vooral ook kijken naar de wisselwerking tussen werk en thuisfront.
Het is alweer een tijd geleden dat Marlies Ott een onderzoek deed naar wat er gebeurde wanneer vrouwen bij de politie gingen werken, toen nog een mannenbolwerk bij uitstek, en wat er gebeurde wanneer mannen de verpleging ingingen, toen nog typisch vrouwenwerk. De gedachte was dat wanneer er maar voldoende vrouwen werkzaam zouden worden bij de politie het makkelijker zou worden. Dat bleek niet zo te zijn. Vrouwen werden eerder getolereerd wanneer ze eenlingen waren, een mascotte die door mannen graag een beetje beschermd werd. De stemming sloeg om bij de magische grens van ongeveer eenderde vrouwen, dan begonnen de mannen zich te verweren tegen de vrouwelijke ‘machtsovername’ – want zo werd het vaak ervaren. Mannen in een typisch vrouwenberoep maakte heel wat anders mee. Mannelijke verpleegkundigen werden vaak vrijgesteld van de vervelende karweitjes, en stoomden veel sneller door naar de leidinggevende posities. Voor hen geen glazen plafond, maar een glazen roltrap naar boven.
Onderhandelingshuishouding
Bram de Swaan, een bekende socioloog, zei het mooi: in Nederland zijn we verschoven van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouding. Vaders die zeggen: ‘dat doe je omdat ik het zeg’, zijn tegenwoordig zeldzamer, en ook vrouwen vinden het niet langer vanzelfsprekend zij maar heeft te gehoorzamen. Het komt dus tegenwoordig op onderhandelen aan. Jammer genoeg geeft de Swaan geen indicatie wie er bij die onderhandelingen het vaakst wint, en waarom.
Er zijn twee onderzoeken die meer licht werpen op de machtsongelijkheid tussen vrouwen en mannen in het huwelijk. In ‘De macht van de vanzelfsprekendheid’ deed sociologe Aafke Komter in de jaren tachtig een onderzoek onder zestig echtparen. In plaats van de vraag naar de verdeling van de macht direct te stellen – ze zou waarschijnlijk erg veel sociaal wenselijke antwoorden hebben gekregen – stelde ze de vraag met een omweg. Ze vroeg aan beide echtelieden wat voor toekomstverwachtingen ze elk hadden voor ze trouwden, en vervolgens, hoeveel van die verwachtingen uit waren gekomen. Toen bleek een groot verschil: driekwart van de mannen zei dat hun verwachtingen uit waren gekomen, voor de vrouwen was dat nog niet de helft: achtendertig procent. Vervolgens vroeg Komter hoeveel veranderingswensen er tijdens het huwelijk op waqren gekomen, en hoeveel daarvan vervuld waren. Opnieuw bleken de verhoudingen behoorlijk scheef. In eenennegentig procent van de huwelijken deden vrouwen het huishouden grotendeels alleen, en achtenzestig procent had wel eens geprobeerd om daar verandering in te brengen en het maar opgegeven. Eenzelfde verhaal ging over de zorg voor de kinderen. Meer dan de helft van de vrouwen wilde graag dat hun man meer met de kinderen zou doen. Een kwart van de mannen zei dat wel te willen – maar deed het niet. Ook de relatie zelf was object van veranderingswensen. Veel vrouwen wensten dat hij wat meer aandacht voor haar zou hebben, en wat meer waardering voor wat zij allemaal deed. De mannen klaagden niet over gebrek aan aandacht of waardering. Alleen op het gebied van de seks hadden beiden een even grote veranderingswens, alleen helaas niet dezelfde. Vrouwen wilden graag meer aandacht, en meer intimiteit voor ze aan de seks begonnen. Terwijl mannen het vervelend vonden dat hun vrouw weinig enthousiast was als het om de seks ging, en nooit eens het initiatief nam.
Misschien een wat achterhaald beeld? In de tachtiger jaren was het nog gewoner dat vrouwen fulltime huisvrouw waren en mannen fulltime kostwinner. Het zou interessant zijn om die onderzoeken eens te herhalen. Maar dit was het punt dat niet minder actueel is: Komter maakte het aannemelijk dat je verschillende vormen van macht hebt binnen persoonlijke relaties. Je hebt manifeste macht, openlijke, zichtbare macht, wanneer iemand duidelijk voor haar of zijn wensen uit kan komen, het aan durft te laten komen op ruzie of op sancties. Een kwestie van met de vuist op tafel. Maar als er geen sprake is van openlijke onderhandelingen of conflicten betekent dat nog niet dat er geen machtsongelijkheid is. Je hebt ook latente macht, die vooral blijkt uit welke wensen er nooit op tafel komen, omdat degeen die ze heeft niet gelooft dat er wat aan te doen is, vreest voor repercussies, bang is dat het de relatie alleen maar verder op scherp zet. De zwakkere partij berust, slikt in, anticipeert op mogelijke negatieve consequenties en herinnert zich nog vroegere mislukte pogingen om iets voor elkaar te krijgen en laat het om der wille van de lieve vrede maar zitten.
En dan is er wat Komter de macht van de vanzelfsprekendheid noemt. Die hangt samen met de geïnternaliseerde beelden over mannelijkheid en vrouwelijkheid, de genderidentiteiten van hem en van haar. ‘Hij heeft er nu eenmaal geen gevoel voor’, zegt zijn vrouw als hij onhandig met de kinderen omgaat en neemt het meteen over. ‘Zij is daar nu eenmaal beter in’ zegt haar man die maar een enkele keer kookt met het achterlaten van een geweldige ravage in de keuken, waardoor de vrouw die de rommel op mag ruimen niet aandringt op een volgende keer. In vele, ook moderne huwelijken is de macht van de vanzelfsprekendheid nog steeds groot genoeg om er voor te zorgen dat de veranderingswensen op het gebied van delen van huishouden en kinderzorg van de vrouwen in de loop van hun huwelijk afnemen. Sommige huwelijken worden in de loop van de tijd gelijkwaardiger, maar de meesten worden meer traditioneel. En dat de zorg binnenshuis maar niet gelijk wil worden staat nog steeds erg hoog op de lijst van ongenoegen die maken dat vrouwen uiteindelijk kiezen voor een echtscheiding. Het is duidelijk dat mannen in doorsnee vaker gebruik maken van manifeste macht, terwijl vrouwen vaker hun wensen inslikken. De vraag is dus hoe het komt dat vrouwen vaker de verliezers zijn in de moderne onderhandelingshuishoudingen.
Arlie Hochschild noemt zichzelf een ‘emotiesociologe’. Ze heeft school gemaakt met haar opvatting dat je in huwelijken niet alleen moet kijken naar wat mensen vinden, maar vooral ook naar wat ze voelen. En daar kan een flinke kloof tussen zitten – denk nog even naar wat ik schreef over de tv serie Borgen, over Philip die zijn vrouw wilde steunen in haar carrière, maar het uiteindelijk niet aankon. Hochschild was een van de eerste die twee sociologische onderzoeksterreinen, naar huwelijk en naar werk, met elkaar combineerde. Ook ontwierp ze termen waarmee veel van het werk dat onzichtbaar blijft, omdat we het geen werk noemen, maar, bijvoorbeeld, liefde, zichtbaar werd gemaakt. Zo heeft zij het over de ‘tweepersoonscarrière’, waarbij mannen met een topbaan, of een openbare functie als ambassadeur, of een topvoetballer die een grote rol speelt in de media, kunnen rekenen op een vrouw die geheel in dienst is van zijn carrière. Dat kan er voor buitenstaanders heel luxueus uitzien – die voetbalvrouwen die vooral mooi moeten zijn die we zien winkelen in de duurste straten van Amsterdam of even een tripje pikken naar New York, de werkelijkheid achter de schermen is meestal minder leuk. Veel vrouwen hebben het gevoel getrouwd te zijn met de carrière van hun man, en zelf altijd tweeds te komen. Ze moeten er bovendien altijd rekening mee houden dat ze anders dan hun man inwisselbaar zijn.
Hochschild heeft in haar studie naar de verdeling van betaald en onbetaald werk binnen huwelijken, The second shift, vooral onderzocht hoe echtparen hun genderidentiteiten inzetten. Ze noemt dat de genderstrategie. Vrouwen en mannen hebben een ideaalbeeld van zichzelf als man of vrouw, plus een ideaalbeeld van het huwelijk dat ze wensen. Wanneer die ideaalbeelden botsen is er een conflict. Dat kan een tijdelijke ruzie zijn, maar wanneer het ongenoegen blijft is er kans op echtscheiding. Maar aangezien de meeste mensen echtscheiding wel erg drastisch vinden, proberen ze het eerst met een aanpassing die hun eigen genderideaal intakt laat. Neem een vrouw zoals die voorkomt in het boek van Hochschild die zichzelf een geëmancipeerde vrouw vindt, en een partnerschapshuwelijk als ideaal heeft. Het is haar na jaren strijd niet gelukt om haar man zover te krijgen dat hij de taken thuis met haar deelt. Het huwelijk staat onder grote spanning. Maar als Hochschild een jaar later terugkomt blijkt het huwelijk nog in stand, en beide echtelieden zijn tevreden. Wat heeft de vrouw gedaan: ze heeft zich er bij neergelegd dat de taken nu zo verdeeld zijn dat hij ‘buiten’ doet, dat wil zeggen de tuin, de auto en de hond, en zij doet alles ‘binnen’, het gehele huishouden en de kinderen. Haar zelfbeeld als geëmancipeerde vrouw is gered, haar huwelijk is gered, en verder sluit ze haar ogen er maar liever voor dat zij nu erg veel meer moet doen dan hij, en hij bovendien alleen aan zijn klussen begint als hij er zin in heeft. Een luxe die zij zich niet kan permitteren, want dagelijks moeten de kinderen naar school en moet er eten op de tafel. Dat is een voorbeeld van genderstrategie.
De dankbaarheidseconomie
Een tweede term die Hochschild invoert is die van de dankbaarheidseconomie. Relaties blijven in stand wanneer beide partijen het gevoel hebben dat er ongeveer een balans is tussen wat elk voor de ander overheeft, en elk erkenning krijgt voor wat hij of zij voor de ander doet. Dat gevoel, dankbaar te moeten zijn of juist recht te hebben op dankbaarheid wordt sterk ingekleurd door gender. Zo kan een man die wel ziet dat zijn vrouw er bijna aan onderdoor gaat als ze zowel huishouden en kinderen doet naast haar eigen baan, vinden dat zij dankbaar mag zijn als hij suggereert dat ze haar baan opgeeft en niet langer ‘hoeft te werken’. Hij vindt dat een cadeau van zijn kant. Zij niet. Een ander voorbeeld dat tegenwoordig vaker voorkomt: zij verdient meer dan hij. Dan vinden veel mannen nog steeds lastig. Het kan haaks staan op zijn genderideaal als man die in staat is om flink te verdienen. Zijn genderstrategie: hij vindt dat zijn vrouw dankbaar mag zijn dat hij deze krenking van zijn ego verdraagt, en dat hij zo’n moderne, begripvolle man is. Daar mag hij dan natuurlijk wel iets voor terug verwachten. En zo kan het komen dat er vrouwen zijn die naast een volle baan nog meer doen om hun man tegemoet te komen als ze thuis zijn, dan vrouwen die minder werken. Vooral als ze het gevoel heeft dat ze in haar handjes mag knijpen dat ze zo’n begripvolle man heeft.
We hebben het intussen door: er bestaat geen rechtlijnig verband tussen de mate waarin vrouwen buitenshuis zijn gaan werken, en de mate waarin mannen binnenshuis meer zijn gaan doen. Wat er van buiten af uit kan zien als een vergaand geëmancipeerd huwelijk, hoeft dat binnenshuis nog niet te zijn. Dat komt heel dicht in de buurt van wat Komter de macht van de vanzelfsprekendheid noemt. Zoals de verinnerlijkte beelden die ook na bijna een halve eeuw emancipatiestrijd de wereld nog niet uit zijn. Neem deze geinternaliseerde genderopvattingen: hij gaat naar zijn werk en heeft het gevoel dat hij dat doet voor zijn gezin. Dus vindt hij dat hij recht heeft op een beetje rust als hij thuis komt. Zij gaat naar haar werk en denkt dat ze haar gezin daarmee tekort doet. Als zij thuis komt heeft ze het gevoel dat ze iets goed te maken heeft. Dus: als beide partners buitenhuis werken en bijdragen aan het gezinsinkomen, ervaren ze dat vaak verschillend. En zo kan het gebeuren dat vrouwen, ondanks haar werk buitenshuis, thuis toch meer blijkt te doen dan haar man. Waar heeft dat mee te maken? Met verinnerlijkte en niet altijd bewuste beelden, ergens nog in dat brein, van hoe het hoort. Hij gaat naar zijn werk, heeft het gevoel dat hij dat doet voor zijn gezin, en dat hij dus recht heeft op rust als hij thuis komt. Zij gaat naar haar werk, heeft het gevoel dat dat ten koste gaat van haar gezin, en wil dat compenseren als ze thuis komt. Dezelfde activiteiten, maar een ander gevoel, een ander waardering.
In de VS, heeft Hochschild uitgerekend, werken vrouwen, betaald en onbetaald werk bij elkaar opgeteld, gemiddeld een maand per jaar meer dan mannen. In Nederland hebben de vrouwen daar een andere genderoplossing voor: ze werken meestal parttime als ze ook kinderen hebben. Onder de omstandigheden voldoet dat het meest aan zowel de genderwensen van mannen: om toch de belangrijkste kostwinner te zijn, en daar ook recht op verzorging aan de mogen ontlenen, als aan de genderwensen van vrouwen, om niet helemaal afhankelijk te zijn, niet financieel, maar ook niet afhankelijk van de welwillendheid van mannen om de helft van de kinderzorg en de huishouding te doen.
Zo is ook te verklaren waarom in sommige traditionele huwelijken mannen meer doen in het huishouden dan in sommige moderne, in naam geëmancipeerde huwelijken. Hochschild beschrijft in The second shift een huwelijk waarbij zowel man als vrouw vinden dat de man de hoofdkostwinner moet zijn en zij als vrouw vanzelfsprekend verantwoordelijk is voor het huishouden. Zijn genderidentiteit wordt intact gehouden doordat de vrouw wel regelmatig buitenshuis werkt, maar ze er beiden over eens zijn dat dat maar een bijbaantje is, voor de extraatjes. In dat huwelijk is de vrouw opvallend vindingrijk om haar man zover te krijgen dat hij af en toe thuis de handen uit de mouwen steekt. Ze speelt hulpeloos. Elektriciteit, daar heeft ze geen verstand van, en hij is veel handiger met de barbecue. Het is verder ook fijn dat hij helpt met de boodschappen, want hij rijdt beter en er is zoveel te sjouwen. Vanzelf helpt hij haar ook als ze ziek is, door de kinderen op te vangen. Zolang het ‘helpen’ heet wil hij best wat doen. Zo krijgt een traditionele vrouw soms meer voor elkaar dan een geëmancipeerde, met instandhouding van hun ideaalbeeld van het huwelijk, plus beider traditionele genderidentiteiten.
Dit mag intussen duidelijk zijn, hoe mannen en vrouwen denken over het huwelijk, en hun eigen plaats daarin, hangt niet zozeer af van de biologie, maar aan hun aan hun gender. Anders gezegd: hoe ze denken over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Dat verschilt niet alleen per sekse, het verschilt ook naar klasse en naar cultuur. In een kleine studie onderzocht Jeremy Schulz een groep echtparen, de helft Amerikaans, de andere helft Noors. Alle mannen in de onderzoeksgroep hadden fikse carrières, topbanen waarin het normaal is dat er veel langer en harder gewerkt wordt dan in een standaard werkweek. In de VS wordt hogerop komen meer gewaardeerd dan in Noorwegen. In Noorwegen legt de overheid de werkweek aan banden. Bedrijven die werknemers langer willen laten werken dan het maximum van zeven en dertig een half uur, plus tien uur overwerk per week moeten een vergunning aanvragen en hun werknemers flink betalen. In Noorwegen werkt dan ook maar 5% boven die norm, terwijl 19% van de Amerikanen daar bovenuit komt. In Noorwegen wordt ook veel meer rekening gehouden met het gezin: er is ouderschapsverlof mogelijk van een jaar, en doorbetaald, ziekteverlof wordt ook doorbetaald, en er is een keur aan kinderopvang. Maar vooral is er geen cultuur waarin mannelijkheid zo sterk wordt afgemeten aan het vermogen van mannen om een topsalaris te verdienen. En zo reageren de echtelieden dan ook: in de VS zijn heel wat van de vrouwen aanvankelijk teleurgesteld dat ze hun man soms dagenlang nauwelijks zien, en moeten het verwerken dat hij zijn baan kennelijk belangrijker vindt dan hun huwelijk. Dat de vrouwen uit het onderzoek eieren voor hun geld kiezen en zich er bij neerleggen dat hun huwelijk niet voldoet aan haar romantische beeld, is omdat ze het eens is met haar man dat zijn werk belangrijk voor hem is, en bovendien, zij leeft er toch ook goed van. Dus is ze het uiteindelijk eens met haar man: ze mag dankbaar zijn voor alles wat ze met het geld kan doen en ze moet niet zeuren. In Noorwegen is dat anders: daar zijn de echtelieden het er in principe over eens dat zij het recht heeft op zijn aanwezigheid, en daar voelt een man zich schuldig als hij te weinig thuis is. Daar kan een vrouw er met enig succes over onderhandelen als ze wil dat haar man thuis is met het avondeten, en zijn laptop niet tevoorschijn haalt in de avonduren die aan het gezin gewijd zijn. In de dankbaarheidseconomie geldt in de VS dat de man zich kapot werkt ook voor haar, en als haar dat niet bevalt dan moet ze er maar aan wennen, in Noorwegen schiet hij als echtgenoot dan juist tekort. Waaraan te zien valt dat de inhoud van de genderregelingen kan verschillen en kan veranderen.
Neem geld. Op de lijstjes van onderwerpen waarover echtelieden het vaakst ruzie hebben scoort het hoog. In veel gezinnen in Nederland verdient hij meer dan zij. De afspraak is dat het niet uitmaakt, dat het geld van heb beiden is. Maar voelen ze dat echt zo? Hoe vaak heeft een man niet het idee dat hij even moet overleggen over een grote aankoop, omdat hij onbewust toch denkt dat hij dat geld zelf heeft verdiend? Of wordt hij om dezelfde reden kwaad omdat zij zonder overleg iets duurs heeft aangeschaft? Macht is niet alleen de macht om beslissingen te nemen, maar ook de macht om te beslissen wie waarover beslissingen mag nemen.
Ontkende afhankelijkheid
Nog even terug naar Chodorow, en de ontkende afhankelijkheid die zo’n kenmerk lijkt van traditionele mannelijkheid. Met het voorafgaande kunnen we beter begrijpen waarom veel mannen hun vrouw graag economisch afhankelijk houden, ook al kun je geheel rationeel bedenken dat hij het fijn zou kunnen vinden dat ze samen meer verdienen. En waarom zou het speciaal de man moeten zijn die meer verdient dan zij? Het antwoord, waar ik uit mijzelf nooit op was gekomen, kwam van twee mannelijke therapeuten die veel met mannen werken, Barry Gordon en Richard Meth. Dit is hun visie waarom mannen zo vaak zeggen dat ze voor gelijk delen zijn maar het in werkelijkheid niet aankunnen: ‘het kan ook een uiting zijn van een verborgen behoefte om afhankelijk te zijn, om op iemand te mogen leunen, om iets kwijt te raken van de intense druk van de verantwoordelijkheid voor het inkomen. Het is eenvoudiger voor een man om te denken dat zijn harde werk hem recht geeft om achterover te gaan zitten en verzorgd te worden, dan om openlijk om verzorging en affectie te moeten vragen. Zo’n vraag zou de onderliggende angst en kwetsbaarheid blootleggen niet alles alleen aan te kunnen en dat laatste, alles alleen aankunnen en geen hulp nodig te hebben, is nu juist het kenmerk van geslaagde mannelijkheid’.
Met andere woorden: als je het recht hebt om verzorgd te worden, als je het hebt verdiend, is verzorgd willen worden geen teken van zwakte. En zo zien we waarom mannen kunnen hechten aan de economische afhankelijkheid van vrouwen. Zoals Lilian Rubin dat zei, in haar boek Intieme vreemden: ‘Al lang is de economische onafhankelijkheid van mannen aangezien als hun emotionele onafhankelijkheid, terwijl de economische afhankelijkheid van vrouwen mede als teken van hun emotionele afhankelijkheid gold.’ En zo wordt ook duidelijk waar mannelijke weerstanden tegen feminisme vandaan kunnen komen.
Zullen we het nu eens hebben over dat vrijende echtpaar van Peter van Straaten, die man die aan zijn vrouw vraagt of hij het wel goed doet? Als ik de cartoon voorleg aan een groep mensen splitst de groep zich in op in drieën, drie verschillende meningen. En de grap is dat dat niet per se vrouwen versus de mannen zijn. Het is zeker niet zo dat alle mannen denken dat die vrouw de meeste macht heeft. Het is ook niet zo dat alle vrouwen denken dat de man de baas is. Wanneer ik in mijn groepen hulpverleners veel gezinstherapeuten in de zaal had verschoof het antwoord wel vaker naar oplossing drie: alletwee evenveel of even weinig – want zo hebben ze in hun opleidingen geleerd. In geen enkele groep ontstond er consensus, wat iets zegt over hoe verschillend we macht op kunnen vatten, speciaal als het gaat om machtsverschillen in affectieve relaties. Het bleef gekibbel tussen: ‘zij kan hem toch maken of breken, dus zij is de baas’ en ‘uiteindelijk bepaalt hij toch wat er gebeurt, als man’. Vanzelf identificeerden meer vrouwen zich met haar, en herinnerden zich misschien de momenten dat ze zelf ook wel wat anders hadden gewild, maar het niet aandurfden om er een punt van te maken. En veel mannen kregen het misschien plaatsvervangend benauwd bij dat gevoel dat ze als man, als minnaar, misschien tekort schoten. En het is niet vreemd dat we die onzekerheid ‘vertalen’ als de macht die de ander heeft.
Dit is wat ik denk, als we de inzichten van Aafke Komter en Arlie Hochschild meenemen: als we de situatie bekijken door zijn ogen, en ons herinneren dat seks voor hem een terrein is waarop hij zijn mannelijkheid moet bewijzen, dan is het duidelijk dat zij hem in deze situatie bemoedigend kan toespreken, maar hem ook de bemoediging kan onthouden die hij nodig heeft, en hem letterlijk een maatje kleiner kan maken. Zo gedefinieerd is hij de afhankelijke en heeft zij de macht.
Maar bekijken we het vanuit haar situatie. Stel dat zij veranderingswensen heeft op het gebied van de seks in hun relatie. Het komt voor, nietwaar? Hoe groot zou de kans zijn dat zij in deze situatie zou zeggen, nou Henk, nu je er toch over begint, nee, het kan echt beter? Niet erg groot, en mocht ze wel zo assertief zijn is de kans dat het daarna nog leuk blijft minimaal. Dus zal ze haar veranderingswensen waarschijnlijk niet uiten, of hoogstens, zo tactvol mogelijk, op een ander moment. In haar genderidentiteit is besloten dat het goed houden van de relatie belangrijker is dan haar eigen wensen. Wanneer we macht definiëren als de mogelijkheid om veranderingswensen gehonoreerd te krijgen ligt die niet bij haar.
En tellen we deze twee perspectieven bij elkaar op, dan zien we, nog zonder dat er een klap of een boos woord is gevallen, twee mensen die in principe een aardige relatie willen hebben, die alletwee voor de ander het beste wensen en die alletwee niet krijgen wat ze hebben willen. Hij zit met een stiekem ontevreden vrouw, terwijl hij waarschijnlijk echt graag een goede minnaar zou willen zijn. Zij zit met een man die ze maar zijn zin geeft omdat ze rekening houdt met zijn kwetsbare ego. Beetje geven, beetje nemen, okee, maar dit is niet hun ideaalbeeld van hoe een huwelijk in werkelijkheid zou moeten zijn. Voor werkelijke grotere gelijkheid, en meer tevredenheid aan beide zijden, zitten bij beiden hun genderbeelden in de weg.
Dit is waar ik lang over heb gedaan: om te begrijpen waarom in mijn ogen mannen dominant zijn, objectief gezien meer macht hebben dan vrouwen, en ze dat zo vaak niet lijken te beseffen. Ik begreep niet hoe afhankelijk mannen zich van vrouwen kunnen voelen, om hun verzorging, om de seks. En hoe kwaad mannen kunnen worden als vrouwen hen niet geven wat ze denken dat hen als man toekomt. Ik kom daar nog op terug als het gaat om geweld.
Wat te doen
Ik kan na dit verhaal weinig anders bedenken aan handelingsperspectieven dan bewustwording en communicatie. Het gaat om zelfreflectie. Om bijvoorbeeld eens te kijken naar die vraag: wie is er dankbaar waarvoor? En wie vindt eigenlijk dat de ander dankbaar zou moeten zijn, en dat niet is? En waarvoor? Voelt de man zich miskend omdat hij zich uit de naad werkt en nog is het niet genoeg en krijgt hij klachten dat hij de vuilniszakken weer niet buiten heeft gezet? Voelt de vrouw zich miskend omdat ze extra lekker heeft gekookt en hij niet de moeite heeft genomen om even te bellen dat hij laat thuis komt?
Vrouwen kunnen zich, zonder dat zichzelf meteen weer kwalijk nemen, afvragen waarom ze niet vaker assertief zijn, en niet duidelijk over wat ze willen. Een oud sprookje dat hij dat vanzelf aan moet voelen? We kunnen ons afvragen in hoeverre we nog beïnvloed worden door oude beelden, dat wij vrouwen het zijn die de hoofdverantwoordelijkheid hebben voor de zorg voor anderen. We kunnen voorzichtig experimenteren, en kijken wat er gebeurt wanneer we duidelijker voor onze wensen uitkomen. Mannen zouden zich wat vaker af kunnen vragen of gevoelens van onzekerheid te maken hebben met aangeleerde beelden over mannelijkheid, en of ze daar niet eens wat aan willen doen. Voor beide seksen is het een aanbeveling om dit soort zaken te bespreken met seksegenoten. Veranderingsprocessen gaan altijd gepaard met onzekerheid, met oud zeer dat weer op komt. Het is prettig om daarbij te kunnen rekenen op de herkenning van anderen. En zeker is het een aanbeveling om frustraties binnen een relatie niet op te potten tot het komt tot uitbarstingen en dingen die echt pijn doen en niet meer teruggenomen kunnen worden, maar er een gewoonte van te maken om om de zoveel tijd eens mentale opruiming te houden, en een tussentijdse evaluatie.