We wonen nu anderhalf jaar samen, Joost en ik. We kennen elkaar intussen door en door, we hebben onze dagindeling aan elkaar aangepast. Zoals de meeste poezen die binnen blijven heeft Joost zijn dag- en nacht schema omgedraaid – buitenpoezen zijn ’s nachts op jacht en liggen overdag voornamelijk te maffen, terwijl binnenpoezen weten dat er ’s nachts weinig kans is op brokjes dus dat je beter dan je dut kunt doen, zodat je overdag waaks in de buurt van de keuken kunt blijven. Maar behalve dat hebben Joost en ik ook een geheel op elkaar afgestemd dagprogramma.
Het begint natuurlijk met het wakker worden en het ontbijt. Meestal maken Joost en Kobus mij samen wakker omdat het tijd wordt voor hun hapje. Dan doe ik nog even muizie met Joost, die daartoe het speelgoedbeest van zijn keuze naast mijn hand legt, ik gooi het ding door de slaapkamer, hij brengt het terug – Joost is de tweede poes in mijn leven die apporteert alsof hij een hond is. Tot of hij of ik er genoeg van hebben. Dan trekt Kobus die alleen maar zat te kijken zich terug omdat het tijd is voor weer een dutje, maar Joost verheugt zich op wat gaat komen. De badkamer. Dus is hij elke ochtend als ik mij naar de badkamer begeef al op dezelfde plaats te vinden: op de plek onder de douche.
Zittend, liggend, en onschuldig kijkend, en precies daar waar de eerste druppels neerkomen als ik voorzichtig de kraan opendraai. Dan kijkt hij elke dag opnieuw reuze verbaasd omhoog, krijg nou tieten, er komt water naar beneden! Dan krijgen we het spelletje van wegrennen en weer terugkomen, en helaas kan ik daar geen foto’s van laten zien want ik ben dan bloot en nat, maar het is een prachtig gezicht, Joost op zijn achterpoten aan het proberen om druppels te vangen in zijn roze bekje, tegen mijn benen op komen staan, rondjes om me heen draaien, een plens water op zijn kop krijgen, dan weer weg om een rondje achter zijn natte staart aan te rennen, sjonge wat leuk.
Dan droog ik me af, en hij likt de druppels uit zijn vacht op het badmatje, en loopt terwijl ik me aankleedt alvast naar het volgende nummer op het programma, de balkonscene. Ik begin de dag met mijn ochtendgebed, en het opsnuiven van de frisse lucht en nadenken over wat ik die dag ga doen. Joost vindt het leuk op het balcon, hij vangt kleine beestjes, gooit wat planten om, neemt een slokje uit een bloempot, kijkt naar fietsers, schoolkinderen en de tram die langskomt, maar vooral: vogeltjesvogeltjesvogeltjes. Langszwierende meeuwen, beneden de duiven die vechten om oud brood, er vliegt af en toe een beest langs dat kra kra doet dus wel een kraai zal zijn en je hebt ook gewone twitterende vogeltjes die hun boodschapjes in 140 tekens de wereld insturen. Ik ga naar binnen om aan het werk te gaan, Joost blijft nog even scharrelen.
En dan, als ik helemaal verzonken ben in mijn werk en opkijk, zit hij op zijn vaste plek om, zoals schrijfster Josepha Mendels het taakje noemde van schrijverspoezen: stilte te verspreiden.
Daar blijft hij niet. Het kan dat het tijd wordt voor een hapje, en dan gaat hij op het toetsenbord zitten, of op mijn muishand. Of hij trekt aandacht om in de keuken op de inductiekookplaat te gaan zitten. Die kookplaat begint luid te piepen als er iets verkeerds op gezet wordt. Piep piep piep, dit is geen pan. Dat weten Joost en ik ook, dat is geen pan dat is een kattenkont. Joost is het ook al eens gelukt met een voorpoot de kookplaat op het kinderslotje te zetten, waarna ik eerst de gebruiksaanwijzing moest gaan zoeken om weer te kunnen koken.
Dan is het dagprogramma gevarieerd. Vechten met Kobus, muizies door het huis meppen. Het roze muizie in het waterbakje gooien en dan kleddernat in mijn bed leggen. Dingetjes naar beneden gooien. Iets stuk maken. In de wasbak gaan zitten. Effe langs komen voor aandacht.
En o fijn, de dagen voor kerst: kaarsen!
Tot we toe zijn aan het laatste programmaonderdeel van de dag. Liefde op de bank. Want Joost is wel erg dol op me, maar hij houdt niet van klef. Als ik hem optil omdat ik nu eenmaal af en toe wordt overvallen door een onbedwingbare behoefte aan poes laat hij dat net een minuutje vol voordat hij zich weer losworstelt. Maar ’s avonds bij de tv is afgesproken idylle. Dan zit hij spinnend tegen me aan, een voorpoot in mijn hand. Ik mag zijn buik kroelen, en hij knettert nog luider, voor hij met een tevreden zucht in slaap sukkelt. En dan ga ik naar bed, en verheugen wij ons alletwee al op de dag van morgen.