Van de kilometers aan puin die we zagen in september 2015, toen we vlak na de laatste oorlog tegen Gaza daar waren, is bijna niets meer te zien. Die zijn grotendeels opgeruimd. We zien nieuwe gebouwen, een door Indonesië gedoneerd ziekenhuis, een nieuwe school, de moskeeën staan weer. Maar duizenden families zijn nog steeds dakloos, soms onzichtbaar omdat ze ingetrokken zijn bij familie, soms zichtbaar in de vele noodonderkomens tussen de nog bestaande huizenblokken in. Soms hebben mensen met losse stenen, lappen plastic en stukken golfplaat in hun kapotte huizen een soort van onderdak gemaakt. Vaak zijn het noodwoninkjes, bestaande uit containers die zijn neergezet, door hen ‘caravans’ genoemd. Die zijn ijskoud in de winter en bloedheet in de zomer. Het is er al behoorlijk heet als wij er zijn, en dus zit overdag niemand in zo’n container want je komt er gebraden uit.
We rijden langs de noodwoninkjes en stappen soms uit. Overal zijn we welkom. We zien hoe vindingrijk sommige mensen er nog wat van gemaakt hebben, met een tuintje, met een binnenplaatsje van losse tegels, met oude dekens die gespannen zijn om nog wat schaduw te hebben. We zien geïmproviseerde keukentjes. En vaak zien we dat mensen een vuurtje stoken met oud hout, zodat ze nog iets kunnen koken. Want elektriciteit hebben ze niet, stromend water ook niet, kookgas is te duur. Het betekent ook dat er op geregelde tijden ergens brand uitbreekt, en er mensen sterven of met brandwonden bij het ziekenhuis aan komen zetten.
We komen bij een onderkomen waar een vrouw staat met een kind dat slap van de hitte en met natte haartjes van het zweet tegen haar aanhangt. Ze is hoogzwanger. Ik weet niet hoe ik straks de baby in leven moet houden in deze hitte, zegt ze. In de afgelopen winter zijn een paar baby’s gestorven door de kou.
Een andere moeder is trots op de gezellige woning die ze er toch nog van heeft weten te maken. De matrasjes waar de vele kinderen ’s nachts op slapen zijn keurig tegen een muur opgestapeld. Er hangen kindertekeningen tegen de muur. Een meisje laat haar diploma zien dat ze net heeft gekregen. Er staan zelfs plantjes om het een beetje gezellig te maken. We doen alles om onze kinderen een zo normaal mogelijk leven te geven, zegt de moeder. Wanneer ze kans heeft op een herbouwd huis? Ze weet het niet. Er zijn mensen die een woning kunnen huren, maar daar moet je een inkomen voor hebben. En dat krijg je alleen als je werk hebt.
Het hoort bij de onverdraaglijke tegenstrijdigheden: er zijn mensen die nu al anderhalf jaar huur betalen. Van dat geld hadden ze met gemak een nieuw huis kunnen bouwen. Als dat had gemogen. Dit kunnen we als we hier zijn geen moment vergeten: dit is geen ‘natuurlijke’ armoede. Deze nood is door mensen gemaakt, en met opzet.