Open brief aan Ludo de Witte over doeltreffend antiracisme.
Op Apache, een linkse Belgische site, verscheen onlangs een artikel van Ludo de Witte, over antiracisme. Ik ken Ludo, we zaten in België wel eens samen in een debat. Hij stuurde me ook persoonlijk zijn stuk op. Ik was het met zaken eens, maar met andere helemaal niet. En omdat ik denk dat dit een belangrijke discussie is, vooral over hoe we ons als witte mensen positioneren in de antiracismestrijd, heb ik daar een antwoord op geschreven in de vorm van een open brief.
Beste Ludo,
Kortgeleden stuurde je mij het artikel dat je schreef voor Apache, ‘Over wit, zwart en doeltreffend antiracisme’ (hier), in de veronderstelling dat mij dat wel zou interesseren. Dat deed het zeker. Maar als je er op hoopte dat ik het geheel met je eens zou zijn, moet ik je teleurstellen. Je hebt het over een belangrijk actueel vraagstuk: over de samenhang tussen links en antiracisme, een onderwerp waar ik me ook intensief mee bezig houd, onder andere terug te vinden in mijn bij EPO verschenen boek Feminisme, terug van nooit weggeweest.
We zijn het over een paar zaken eens: dat er historisch gezien een rechtstreekse relatie is tussen racisme en kapitalisme, bijvoorbeeld. Niet alleen terug te vinden in de koloniale uitbuiting die onze landen op hun geweten hebben, maar ook, en nog steeds, in de behandeling van migranten die eens binnengehaald zijn als goedkope arbeidskrachten. Ook zullen we weinig van mening verschillen over de wijze waarop de arbeidende klasse onderling verdeeld wordt gehouden door racisme. Over de rol van de gevestigde politieke partijen daarin – ja ook de ‘linkse’- en de media die in onze beide landen vooral bezig zijn geweest om de diverse vormen van racisme, moslimhaat, vreemdelingenhaat, te normaliseren en juist ook extreemrechts een podium te bieden zullen we waarschijnlijk hoogstens op details van mening verschillen. Maar waar het gaat over jouw mening over de antiracistische strijd scheiden zich onze wegen, en daar wil ik het in deze open brief aan jou over hebben.
Dit is het eerste punt: dat jij er als witte man geen moment aan lijkt te twijfelen dat jij wel kunt bepalen wat de juiste strategie is voor de antiracistische strijd. En dat je dat beter kunt dan ‘Gloria Wekker en co’, hoewel het duidelijk is dat zij de ervaringsdeskundigen zijn als het gaat om racisme. Betekent dat dat ik vind dat zwarte mensen altijd gelijk hebben als het gaat om racisme, en witte mensen daar geen mening over mogen hebben? Nee, dat gaat te ver. Maar dat we ons als witte antiracisten moeten bezinnen op de positie van waaruit we spreken en oordelen, dat wel.
Dit is onder andere je verwijt, dat de zwarte strijders zich terugtrekken in wat je splendid isolation noemt, omdat zij niet altijd zin hebben om maar klaar te staan om witte mensen op te voeden. Jouw tekst: ‘willen ze zich terugtrekken in de veilige vrijhaven van de academische wereld, en zich beperken tot pedagogisch werk en publiceren? Hun goed recht, maar de antiracistische strijd vereist actie’. Nu kan het zijn dat je niet veel weet over de antiracistische strijd in Nederland, waar ‘Gloria Wekker en co’ een belangrijke rol in spelen – ik weet op mijn beurt te weinig van de stand van zaken in België, en zou daarover niet te snel een oordeel willen hebben. Maar dit kan ik je vertellen: er wordt actie gevoerd, en op veel terreinen. Ook de academische wereld is in Nederland allesbehalve een veilige haven voor zwarte mensen, zoals jij lijkt te denken. Een actiegroep als de University of Colour, houdt zich intensief bezig met het doorbreken van de dominante witte overheersing aan de Universiteit van Amsterdam. Zowel de aanname van personeel als het curriculum is een strijdtoneel, waarbij ook Gloria Wekker als emeritus hoogleraar een actieve rol in heeft gehad.
Kenmerkend voor de antiracismestrijd die in Nederland vele facetten heeft, is dat het de mensen zijn die het in eerste instantie het meest aangaat – mensen die zich politiek zwart noemen, die het voortouw nemen. Dus: studenten met een Afrikaanse afkomst, jongeren die dagelijks te maken hebben met discriminatie op de arbeid- en woonmarkt, de bewoners van de overwegend zwarte wijken. zij zijn het die voorop lopen, zich verenigen, in actie komen tegen Zwarte Piet, of de etnische profilering van de politie. En zelf beslissen welke actievorm ze daarbij nodig hebben. Je kunt het betreuren dat niet al die strategieën automatisch ook antikapitalistisch zijn. Je kunt je vervolgens afvragen waarom zwarte activisten zich niet aansluiten bij de linkse partijen. Het antwoord is simpel. Omdat zelfs de SP, de partij in Nederland die het meest consequent antikapitalistisch is zich niet interesseert voor de antiracismestrijd. ‘Geen rassenstrijd maar klassenstrijd’ is de slogan. Geen wonder dat een van de belangrijkste zwarte activisten in Nederland, Jerry King Luther Afriyie cynisch zegt: ‘als je zwart bent zijn alle partijen rechts’. Er zijn partijen, zoals Groen Links die het inmiddels beter doen en ook zwarte mensen en mensen van kleur op verkiesbare plaatsen hebben. (In Nederland zit niet één mens met een Surinaamse of Antilliaanse afkomst in het parlement). De partij waar ik deel van uit maak, BIJ1, die net begint en nog maar één zetel heeft veroverd in de Amsterdamse gemeenteraad, is opgericht en geleid door een zwarte vrouw, Sylvana Simons. Die partij verbindt expliciet antiracisme en antikapitalisme met elkaar. Zwarte mensen in Nederland hebben heel weinig reden om op links te vertrouwen. Linkse witte mensen die hen komen vertellen wat ze wel en niet doen moeten dragen weinig bij aan het vertrouwen dat nodig is om samen te werken.
In alle succesvolle sociale bewegingen die we al gekend hebben, zowel die van de zwarte burgerrechtenbeweging in de VS als van het feminisme en de LHBTI beweging ook hier, is er sprake van een fase waarin de mensen waar het om gaat besluiten om zelf de leiding in handen te nemen, zelf te beslissen wie er namens hen mag spreken en zelf te besluiten wat hun actiepunten zijn. En dus ook zelf te besluiten dat er activiteiten zijn waarin de de aanwezigheid van pottekijkers en mensen die niet zwart zijn maar wel denken dat ze weten hoe het moet even zijn uitgesloten.
Jij noemt dat ‘isolement’, maar dat oordeel verraadt vooral het feit dat jij als witte man reageert vanuit jouw positie, zonder die overigens te benoemen. Ik neem aan dat je het niet prettig vindt om je ten aanzien van de antiracismebeweging in een marginale positie te bevinden, ongeveer zoals zwarte mensen gewend zijn om gemarginaliseerd te worden in alle belangrijke linkse organisaties, van partijen tot vakbeweging. Ik kan me daar wel wat bij voorstellen, want heel lang geleden, jaren zeventig, was ik lid was van het solidariteitscomité met de Black Panther Party. We vonden het nog helemaal niet vreemd dat dat comité uitsluitend uit witte mensen bestond, en ik stond wat beteuterd te kijken toen de Black Panthers besloten alleen nog met zwarte mensen samen te willen werken. Hoezo mocht ik niet meer mee doen? Ik was toch een antiracist? Ik was toch een goeie?
Ik ben er inmiddels achter dat het van cruciaal belang is dat zwarte mensen elkaar vinden op gemeenschappelijkheid, en zelf beslissen welke rol witte bondgenoten daar al of niet bij kunnen spelen. Vanuit zwart bekeken is dat zoeken van onderlinge gemeenschappelijkheid het tegendeel van isolement. Dat vinden van gemeenschappelijkheid is op zich al moeilijk genoeg, want ook zwarte mensen verschillen van elkaar. Ze hebben verschillende achtergronden, komen direct uit Afrika, of via de voormalige kolonies, zijn nazaten van de tot slaaf gemaakten of van vrije Afrikanen, en verschillen onderling in de mate van radicaliteit: streven ze naar gelijkheid binnen de bestaande maatschappij, of hebben ze fundamentele kritiek op dit economische systeem. En dan zijn er nog meer verschillen die dwars door de gelederen lopen: er zijn zwarte moslims, zwarte christenen en zwarte seculieren, er zijn vrouwen die zich niet opnieuw naar de achtergrond laten duwen, er zijn LHBTIers in de eigen gelederen. Dan is er de vraag welke plaats de mensen innemen met een gemengde achtergrond, mensen die in Nederland tot de migranten worden gerekend en dus niet wit zijn, maar zich ook niet thuis voelen bij de naam zwart. Er is, kortom, heel wat uit te zoeken voor de antiracisme beweging zelf, en daar zijn witte mensen meestal niet bij nodig. Al helemaal geen witte mensen die er nog niet eens aan toegekomen zijn om te beseffen dat ook wit een kleur is, en dat zijzelf allesbehalve ‘neutraal’ zijn.
Met verontwaardiging citeer jij zwarte mensen die er genoeg van hebben om steeds maar weer witte mensen aan hun verstand te peuteren dat het nu even helemaal niet over hen gaat. Ik, als witte vrouw, herken dat uit de tijd van het feminisme waarin we eindeloos bezig waren om onze energie te besteden aan mannen die zich buitengesloten en gekwetst voelden als ze niet werden toegelaten in het Vrouwenhuis – we kregen daar behoorlijk genoeg van. Ik zie ook, net als destijds in de vrouwenbeweging, hoe er een waaier aan zwarte initiatieven ontstaat, juist door wat jij ‘isolement’ noemt, zoals de Black Archives, Black Renaissance, Black Achievement Month, New Urban Collective, University of Colour, zwarte kunst, een initiatief voor een Slavernij museum, een waaier die door Gloria Wekker terecht een zwarte renaissance wordt genoemd. Het is de basis van waaruit de antiracisme strijd wordt gevoed. Veel van die activiteiten zijn tot mijn plezier ook toegankelijk voor witte bondgenoten. Ik vind niet dat ik enige reden heb om er over te klagen dat ik niet overal aan deel kan nemen. Ik vind het geheel terecht dat de leiding niet in mijn witte handen is, en dat mijn aandeel in de antiracistische strijd bescheiden is, en ook moet zijn. Representatie is voor zwarte mensen belangrijk, en inderdaad, Ludo, wij horen er over na te denken wat we bij kunnen dragen om meer plaats te maken voor zwarte stemmen en zwarte gezichten. Wij zouden niet meer deel moeten nemen aan panels die alleen witte mensen uitnodigen. Wij zouden ons wat vaker af kunnen vragen of wij wel de juiste personen zijn als we worden uitgenodigd voor een artikel.
Dit is het punt, Ludo. Je spreekt over ‘wij’ zonder er ook maar een moment over na te denken namens wie je spreekt, en mag spreken. Ik weet niet meer of het Audre Lorde was of Adrienne Rich die zei dat er geen woord zo politiek beladen is als het woord ‘wij’. Want elke keer als we wij zeggen moeten we ons afvragen wie we daarmee bedoelen. Een voorbeeld uit jouw tekst: ‘Wat we als kiespijn kunnen missen is een groeiende kloof tussen ‘witten’ en ‘niet-witten’, wat we nodig hebben zijn solidaire acties van ‘zwart’ en ‘wit’’. Maar wie is die wij die je hier poneert? Denk je echt dat jij mede namens de zwarte activisten ‘wij’ kunt zeggen? Heb je hen om toestemming gevraagd?
Je noemt het ‘contraproductief’ om witte mensen in de hoek van de schuldigen te douwen, en het te hebben over ‘witte privileges’. Nu is de vraag wie dat dan zouden doen. Ja, ik ken ook zwarte mensen die zo weinig vertrouwen in witte mensen over hebben, dat je het niet snel goed kunt doen. Maar Gloria Wekker is daar in ieder geval niet een van. Wekker heeft het nergens over ‘schuld’. Heb je überhaupt haar boek over Witte onschuld wel gelezen? Wekker richt haar analytische blik geheel terecht nu eens niet op zwart, maar op de overheersende witte cultuur. Dat vinden veel witte mensen, waaronder juist ook zichzelf reuze progressief vindende witte mensen vaak niet prettig. Wit is het niet gewend om zichzelf als object van studie te zien. Daar is zelfreflectie voor nodig, en helaas, helaas, daar is de gemiddelde linkse witte mens meestal niet erg mee bezig. Want die weet al hoe de wereld er bij staat. En heeft maar al te vaak de pretentie daar geen partij in te zijn, maar als het ware boven de partijen te zweven en vanuit de linkse analyse te kunnen besluiten waar ‘wij’ ons mee bezig moeten houden.
Voor je informatie, al in de jaren tachtig heb ik groepen van witte antiracistische bondgenoten begeleid, en heb dat kort geleden weer opgevat. Ik begeleidde onlangs onder andere een groep witte partijgenoten onder de titel ‘Wit en wakker’. Mijn uitgangspunt daarbij is dat witte mensen in de antiracismestrijd een andere positie innemen dan zwarte mensen, en dus ook een ander bewustwordingsproces doormaken. Waar het gaat om de dagelijkse realiteit van zwart zijn in een racistische samenleving hebben we geen of weinig directe ervaring. Het zou dus absurd zijn als wij ons aan zouden matigen wel even te kunnen beoordelen wanneer iets racisme is en wanneer niet. We zijn bovendien deel van de dominante groep of we willen of niet: die van de witte burgers. We zijn tot op het bot gebrainwasht, en zoals ik ook uit eigen ervaring weet, hebben we vaak geen idee hoezeer het oude kolonialisme meespeelt in onze houding tegenover gekleurde mensen, bijvoorbeeld hoe vaak we niet beseffen hoe vriendelijk neerbuigend we kunnen reageren, en hoe we te makkelijk aannemen dat zwarte mensen ons nodig hebben. En nee, meestal hebben we geen idee over de voorrechten die we als witte mensen vanzelf meekrijgen. Om een voorbeeld te noemen, leden van een dominante groep hebben er zelden besef van hoe vanzelfsprekend ze uitgaan van hun recht om te bepalen wat ‘de realiteit’ is. We noemen dat ‘definitiemacht’. Het recht dus, om zelfs te mogen bepalen wanneer iets racisme is, en welke begrippen daar wel of niet bij gebruikt mogen worden. ‘Discriminatie’, okee, dat mag, want dat zijn natuurlijk altijd de anderen, ‘wij’ discrimineren niet. Maar ‘wit privilege’, nee, dat wijzen we af, want dat zou betekenen dat we over de voorrechten na moeten denken die we als geboorterecht hebben meegekregen, en daar beginnen we niet aan, want wij zijn links, wij zijn niet ‘bevoorrecht’, wij staan al aan de goede kant als we verklaren tegen racisme te zijn.
Gloria Wekker heeft een prachtige uitspraak gedaan die ik in de werkgroepen van witte mensen die betrouwbare bondgenoten willen worden heel goed kan gebruiken: “denken jullie nu echt dat vierhonderd jaar kolonialisme geen sporen heeft achter gelaten in jullie cultuur, in jullie denken?” Wekker heeft het niet over ‘schuld’. Ze is ook niet bezig om witte mensen de mond te snoeren. Ze nodigt witte mensen wel dringend uit om niet te doen alsof zij geen partij zijn, om te onderkennen dat wit ook een kleur is. Dat wij witte mensen wel degelijk voorrechten hebben waar we ons niet van bewust zijn. Een linkse opvatting is op geen enkele manier een vrijbrief om je boven de anderen te verheffen en te denken dat je wel kunt bepalen wat ‘wij’ (‘zij’ dus) nodig hebben. Wekker schrijft ons niet voor wat we doen moeten. Ze nodigt ons wel uit om er zelf over na te denken hoe wij ons als witte mensen in kunnen zetten. En dat is nodig, vind ik. Witte mensen moeten er over nadenken hoe ze effectief een bijdrage kunnen leveren aan de dekolonisatie van onze landen. Dat is nog niet eenvoudig, want het vraagt er om te beginnen om dat je beseft dat je als wit mens de ervaring mist van racistische discriminatie, en je vaak niet bewust bent van de mate waarin je witte normen hebt geïnternaliseerd. Werk je daar niet aan, dan ligt het voor de hand dat je terecht komt in de boze en behoorlijk paternalistische houding die jouw stuk kenmerkt, Ludo. Wat betekent dat jouw analyse van de samenhang tussen kapitalisme en racisme ook niet gehoord wordt door de mensen die je ermee zou willen bereiken. En dat is absoluut jammer.
Eerlijk, wanneer we het hebben over de dekolonisatie van ons denken, hebben we niet alleen een snoeiharde analyse nodig van wat kapitalisme is, zoals jij zegt, maar ook een persoonlijke dekolonisatie van ons denken dat ook bestaat uit het bewust worden van persoonlijke overheersingsmechanismen, ja ook en met name bij witte linkse mannen, waar jij een perfect voorbeeld van bent. Want jouw irritatie en nauwelijks verholen woede over het feit dat er zwarte activisten zijn die denken dat ze het ook wel zonder jou kunnen druipt van je stuk af. En daarmee zorg jij er zelf voor dat de kloof die jij betreurt niet wordt opgeheven, maar dieper wordt.
Want hier gaat het om, volgens mij. Willen ‘we’ een gezamenlijke strijd, waarin we antiracisme en antikapitalisme met elkaar verbinden – ik ben daar voor – dan zullen ook linkse witte mensen moeten beseffen dat we ons niet automatisch in een positie bevinden waarin wij over de hoofden van de zwarte antiracisme beweging heen kunnen beslissen wat daarvoor nodig is.
En dat is nog maar het begin. Er valt nog veel te bespreken. Heeft zwart altijd gelijk en wit altijd ongelijk? Nee hoor. Hebben alleen zwarte mensen recht van spreken als het gaat om de antiracisme strijd? Ook niet. Leidt antiracisme altijd vanzelf naar een antikapitalistische houding? Dat is bepaald niet gezegd. En moeten wij witte mensen dan maar passief af gaan zitten wachten tot we worden uitgenodigd? Dacht het niet. We kunnen veel doen, ook als witten. Er is veel werk aan de winkel. Maar er gaat aan constructieve samenwerking tussen wit en zwart wel een zaak vooraf: willen wij witten serieus deel uitmaken van de oplossing, dan moeten we ook serieus onderkennen in welke mate we onderdeel zijn van het probleem. En daarvoor mogen we inderdaad wel, om te beginnen, een toontje lager zingen.
In kameraadschap,
Anja Meulenbelt