Dit lange artikel over zionisme is afkomstig uit mijn boek, Oorlog als er vrede dreigt. De genoemde voetnoten zijn terug te vinden in het boek.
‘Macht keine Dummheiten während ich tot bin.’
Theodor Herzl, 19041
‘Het lijkt wel of we overal aan gedacht hebben,
behalve aan de Arabieren.’
Judah Magnes, 19152
De oorsprong van het zionisme
In dit hoofdstuk wil ik terug naar de oorsprong van het zionisme, de gedachte dat er een joodse staat moest komen. En niet onbelangrijk: dat die staat er moest komen in Palestina.
Is het werkelijk nodig om zo ver terug te gaan in de geschiedenis? Ik denk van wel. Ik zal namelijk betogen dat de problemen waar Israël nu voor staat, met zo ontzettend veel vreselijke gevolgen voor de Palestijnen, maar uiteindelijk ook voor Israël zelf, nog steeds hun oorsprong hebben in de ontstaansideologie. Het zonnige zionisme van de kibbutzim en de volksdansende jongeren mag dan inmiddels bijgezet zijn als folklore, en velen mogen dan denken dat het koloniserende zionisme dat de Palestijnen verdreef en de staat stichtte ook tot het verleden behoort – al is het nooit ten volle onder ogen gezien – mijn stelling zal zijn dat het zionisme nog springlevend is, met name in het dogma dat Israël een jóódse staat moet blijven. Precies dat is wat verhindert dat er werkelijk vrede wordt gesloten, en ook verhindert dat Israël een normale democratie wordt. Wat we nu zien gebeuren is dat Israël toenemend gewelddadig wordt, met een steeds rechtsere regering, een op een handjevol moedige groepen en individuen na afwezigheid van een krachtige oppositie, een niet meer aan banden te leggen ultra-nationalistische en messianistische kolonistenbeweging, een leger dat zijn gang gaat. Israël verwordt tot een apartheidsstaat, een land dat zelfs veel van de oude zionistische pioniers niet meer zien zitten. Ik zal laten zien dat er al vanaf het begin van het zionisme kritiek was op het vestigen van een joodse staat, kritiek die nu met terugwerkende kracht profetisch klinkt. Kritiek die door de holocaust gesmoord werd – wie durfde nog te zeggen dat de joden geen recht hadden op een eigen staat na wat er gebeurd was? Maar die nu langzamerhand weer terug komt, nu niemand meer kan beweren dat dit Israël is wat in de zionistische droom voor ogen stond.
Er is heel veel geschreven over het zionisme, waaronder het standaardwerk van Walter Laqueur.18 Het zionisme als beweging ontstond aan het eind van de negentiende eeuw. In 1879 vond in Basel, Zwitserland, het eerste Zionistische Congres plaats. Het is duidelijk dat het zionisme een beweging was met vele gezichten en meerdere stromingen. Er zijn namen bij van zionisten die we nu nog steeds eren als het ‘goede’ gezicht van het zionisme: Judah Magnes, Martin Buber, de joden die het liefst een binationale staat hadden gewild, en in vrede samen hadden willen leven met de Arabieren.19 Er was het mainstream zionisme, van Ben Goerion en Weitzman, en aan de rechterkant van het zionistische spectrum treffen we namen aan als Vladimir (of Ze’ev) Jabotinsky en Menachem Begin, een rechtse terrorist die aanslagen pleegde met de Irgun, een ondergrondse terreurorganisatie, wat hem er niet van weerhouden heeft om later minister-president van Israël te worden (Albert Einstein weigerde om ‘die nazi’ te ontmoeten20). Jabotinsky was ervan overtuigd dat een joodse staat er alleen zou kunnen komen wanneer met het geweer in de hand het land veroverd zou worden op de Palestijnen. In feite, erkennen we terugziend, had hij gelijk: het is onwaarschijnlijk dat een joodse staat gesticht had kunnen worden zonder geweld en zonder de inheemse bevolking te verjagen.21 Jabotinsky blijkt destijds hardop gezegd te hebben wat ook gematigder lijkende zionisten als Ben Goerion dachten en uiteindelijk ook in daden omzetten.22 Maar dit is de onontkoombare conclusie: ondanks veel idealisme werd de stroming binnen het zionisme dominant die een exclusieve joodse staat nastreefde, en heel goed wist dat ze daartoe bereid zouden zijn om de Palestijnen ‘etnisch te zuiveren’, al heette dat toen nog wat eufemistischer ‘transfer’, overplaatsing.23
In dit boek zal ik niet uitgebreid ingaan op de geschiedenis van het zionisme, maar een paar zaken vind ik wel van belang. Dat er achter de nobele doelen die het zionisme voorstond een duistere kant school. Het zionisme was niet alleen een ‘bevrijdingsbeweging’ voor de joden, het was ook een koloniale onderneming. En daarmee komen we op de wijze waarop de zionistische beweging omging met het ‘Arabierenvraagstuk’. En een tweede punt: dat het zionisme in feite een spiegelbeeld vormde van het antisemitisme van toen – alsof er alleen bevrijding en vrijheid voor de joden verkregen kon worden door separatisme en nationalisme – alsof dat alleen ging door het eigen ‘bloed’ te verzamelen op eigen ‘grond’. Die kant van het zionisme, de gedachte dat de joden alleen veilig zijn wanneer ze een eigen staat hebben, een exclusief joodse staat (met hoogstens een minderheid aan niet-joden), is nog steeds springlevend.24
Der Judenstaat
Het oorspronkelijke zionisme is ontstaan als antwoord op het Europese antisemitisme, met name het antisemitisme in Midden- en Oost-Europa. Joden vluchtten voor de Russische pogroms. In Frankrijk was er de beruchte Dreyfus-affaire in 1894, waarbij een joodse Franse officier ten onrechte werd beschuldigd van spionage voor Duitsland. Het was voor de in Wenen levende journalist Theodor Herzl een beslissend moment: kennelijk kon je officier zijn in een Europees land, en ervan verdacht worden bij de vijand te horen alleen maar omdat je jood was. Was dat niet het bewijs dat werkelijke assimilatie, integratie zouden we nu zeggen, voor joden niet mogelijk was? Antisemitisme was ongeneeslijk, dacht Herzl, en er was maar één manier om voor eens en voor altijd een einde te maken aan de jodenhaat: een eigen joodse staat.25
Dit was het eerste, en nobele doel: er moest een veilige haven komen voor de joodse gemeenschappen die slachtoffer werden van een toenemend antisemitische omgeving, met de gedachte, terecht, dat het nog veel erger kon worden. En het tweede doel was om het jodendom een nieuwe vorm te geven, schrijft Ilan Pappé.26 In plaats van de orthodoxe religie, die door de eerste zionisten geassocieerd werd met de weerloosheid en achterlijkheid van de getto’s, moest er een nieuwe invulling van het jodendom komen: seculier, verlicht – en nationalistisch.27 En: er moest dus een eigen staat komen voor de joden, waarin ze eindelijk net zo joods konden zijn als Duitsers Duits waren. En daarmee zouden de joden, eindelijk ‘genormaliseerd’, het respect verdienen van de wereld en zou er een einde komen aan de vloek van het antisemitisme.28
Dat was een geweldig ambitieus plan, gezien het feit dat die joodse staat vrijwel uit het niets opgebouwd moest worden. De zionisten hadden niets om mee te beginnen, de joden waren verspreid, en vormden geen eenheid. De eerste taak van de zionisten was om de joden zover te krijgen dat ze naar Palestina wilden emigreren om mee te werken aan het zionistisch project. Dat was nog niet zo eenvoudig, want de meeste joden voelden er niets voor. De orthodoxe joden dachten er anders over, omdat het geheel tegen hun geloof in ging om een eigen staat te vestigen; veel geïntegreerde joden in westerse landen als Engeland en Duitsland dachten er anders over – zoals een man als Albert Einstein. Toen de holocaust zijn schaduw vooruitwierp had hij wel veel sympathie voor elke poging om joden te redden van de ondergang, maar hij bleef altijd veel bezwaar hebben tegen het nationalisme van de zionisten en sloeg later de uitnodiging om president van Israël te worden af.29 Einstein: ‘Afgezien van de praktische overwegingen, mijn besef van de eigenlijke aard van het jodendom verzet zich tegen de gedachte van een joodse staat, met grenzen, een leger en een wereldlijke macht, hoe bescheiden ook. Ik ben bang voor de innerlijke schade die het jodendom daardoor zal lijden, bijzonder doordat zich in onze rangen een enghartig nationalisme zal ontwikkelen, waartegen wij reeds hevig te strijden hadden, zelfs zonder joodse staat. Wij zijn geen joden meer van de tijd der Makkabeeën.’30 De joden die wel voor het zionisme opteerden waren vooral de meest vervolgde en minst geassimileerde joden uit Oost-Europa, stelt Rodinson.31 Tot na de holocaust gaven ook de meeste joden die uit Europa weg wilden de voorkeur aan Amerika, boven een land dat nog opgebouwd moest worden. In Amerika waren de economische kansen groter, en er was geen sprake van het antisemitisme dat in Europa groeide. Maar Amerika had, net als vele andere westerse naties, strenge toelatingseisen.32
‘De joden zijn een volk, één volk,’ zei Herzl. Het probleem was dat ze dat nog moesten worden, zoals Herzl zelf ook wel onder ogen zag: de joden waren een heel diverse groep mensen, ze woonden in veel verschillende landen, spraken veel verschillende talen, waren al dan niet gelovig, sommigen leefden nog in een eigen subcultuur, anderen hadden individueel hun eigen plek gevonden in het land waar ze woonden. En bovendien waren de meesten aanvankelijk helemaal niet overtuigd van de noodzaak van een joodse staat. Voor de orthodoxe joden was het belangrijk dat ze de ruimte hadden om hun geloof in vrijheid te belijden, maar daar hadden ze geen eigen land voor nodig – ondanks het in gebeden uitgesproken verlangen naar Jeruzalem waren in de eeuwen dat het mogelijk was weinig van hen naar Palestina geëmigreerd. De joden die erin geslaagd waren om een redelijke positie te verwerven in het land waar ze woonden waren tegen, ze zagen niet waarom ze zich zouden moeten opsluiten in een nieuw, zij het zelfgekozen, getto.33 De joden in de Arabische landen hadden een geheel andere geschiedenis en waren er om te beginnen in het geheel niet bij betrokken. Het zionisme was een puur Europese onderneming. ‘De vijand dwingt ons, geheel buiten onze wil om, om een volk te worden,’ schreef Herzl34 en dat hij besefte dat het niet zo makkelijk zou gaan blijkt uit een van de taken die hij voor het zionisme zag: het joodse nationale gevoel en bewustzijn te kweken en te versterken.35
En er was een tweede grote taak: de steun krijgen van de grootmachten, want de zionisten hadden geen leger, geen vloot, zelfs niet het begin van een staat en nog geen land, en ze wisten dus dat ze aangewezen waren op de steun van een van de staten die dat wel hadden. Op het zionistische congres van 1897 in Basel verklaarde Herzl dat de enige manier om het zionistisch doel te laten slagen was om de steun te krijgen van een regering. Erg kieskeurig waren de eerste zionisten nog niet in het zoeken van bondgenoten: elke koloniale mogendheid die de zionisten zou helpen een eigen staat te stichten, waarvoor zij in ruil kon rekenen op de medewerking van de zionisten in het uitbreiden van haar imperialistische rijk, was in principe in orde.36 Vanaf het begin presenteerde Herzl het zionistisch project in de koloniale taal van toen als een bruggenhoofd van westerse beschaving, een vooruitgeschoven post tegen de barbarij van Azië.37 Herzl schreef in 1902 naar Cecil Rhodes, de stichter van Rhodesië – dat leverde weinig op. Moses Hess geloofde meer in samenwerking met de Franse kolonisatoren. Er werd contact gezocht met de Turken, de Russen, en met de antisemitische Duitse keizer. Zelfs met de beruchte von Plehve, de Russische minister die verantwoordelijk was voor de pogroms tegen de joden, ging Herzl praten.38
Het eerste succes kwam met het contact met de Britten, die het mandaatgebied Palestina na het ineenstorten van het Ottomaanse Rijk onder zich kregen. De Britten zigzagden in de jaren voorafgaand aan het cruciale jaar 1948 tussen het bevriend houden van de Palestijnse Arabieren, aan wie min of meer zelfbeschikkingsrecht was toegezegd, en hun sympathie voor de zionisten.39 Of misschien moet dat geen sympathie genoemd worden, een motief om het zionisme te ondersteunen was het nauwelijks verhulde antisemitisme bij de Britten en de angst overspoeld te worden door verpauperde ‘Ostjuden’. In 1917 schreef Balfour namens de Britse regering een brief aan lord Rothschild, de beroemde Balfour Declaration.40 Daarin werd de zionisten toegezegd dat zij de steun zouden krijgen bij het inrichten van een ‘nationaal tehuis’ in Palestina, op voorwaarde dat de burgerrechten en de religieuze rechten van de niet-joodse bevolking niet zouden worden geschaad.41 Het is duidelijk dat met de stichting van Israël die burgerrechten van de Palestijnen wel degelijk werden geschonden, maar om te beginnen beschouwden de zionisten de Balfour Declaration als een grote overwinning en een vrijbrief om hun gang te gaan. En het is ook duidelijk dat de verklaring er vanuit een Palestijns oogpunt anders uitziet. Had een Europese macht wel het recht om een niet-Europees land weg te geven aan een andere Europese groep, over de hoofden van de eigenlijke bevolking heen, vraagt Edward Said zich af.42
Maar er was nog een derde vraagstuk, toen eenmaal gekozen was voor Palestina als de plek waar de joodse staat moest komen: en dat was wat er moest gebeuren met de plaatselijke bevolking: de Palestijnse Arabieren. Binnenskamers was het al snel duidelijk dat die bevolking in de weg liep van het zionistische project. Geheel in de stijl van die tijd werd de inheemse bevolking niet erg serieus genomen – het leek de zionisten absoluut nog niet het grootste probleem.43 Waar ze, achteraf gezien, erg ongelijk in hebben gekregen.
Het is voor iedereen die de historische documenten heeft ingezien duidelijk dat de dominante stroming in het zionisme vanaf het begin van plan was om een joodse staat te vestigen, en ook dat ze beseften dat daartoe de Arabische bevolking moest verdwijnen.44 Maar zolang er geen joodse meerderheid in Palestina was, was het beter om niet al te luid en duidelijk aan de wereld te verkondigen wat de werkelijke plannen waren.45 Zo lang mogelijk moest verborgen worden gehouden dat het zou gaan om een joodse staat. Moshe Sharett, een zionistische ‘duif’, vroeg eens advies aan Ben Goerion – was het wel verstandig als de zionistische leiders het in hun speeches en publicaties hadden over een ‘joodse staat’? Besloten werd dat dat maar beter niet zo gezegd kon worden.46 Deels om de steun van de Britten niet te verliezen, die in ieder geval lippendienst bewezen aan de toegezegde zelfbeschikking voor de Arabieren, en deels om de Palestijnen niet te argwanend te maken tegenover de bedoelingen van de zionisten. Die zich overigens niet lieten foppen, maar over het verzet van de Palestijnen tegen de zionistische invasie later. Chaim Weizman liet zich tijdens een conferentie in Londen, twee jaar na de Balfour Declaration, ontvallen dat het de bedoeling was dat er een joodse staat zou komen, en dat Palestina net zo joods zou worden als Engeland Engels en Amerika Amerikaans was, maar die passage werd uit latere edities van het boek dat hij schreef verwijderd.47
Een van de weinige stemmen die binnen de zionistische beweging waarschuwde dat het ‘Arabische vraagstuk’ niet zomaar zou verdwijnen was van een leraar, Yitzhak Epstein, die zich al in 1886 had gevestigd in Palestina, in Rosh Pina, en dus de lokale bevolking van dichtbij had meegemaakt. Hij hield in 1905 een lezing voor het zionistische congres, en het stuk getiteld ‘Het verborgen vraagstuk’ werd gepubliceerd in 1907. ‘In het land van onze dromen woont al een volk,’ schreef hij. Epstein beschreef de Palestijnse bevolking als de ware eigenaars van het land, zij die de bodem bewerkten en daar al honderden jaren woonden – zij zouden zeker niet van plan zijn om te vertrekken. Hij pleitte ervoor om de Arabieren als partners te beschouwen, en deelgenoot te maken van het zionistische project, hoewel ook hij vond dat de joden daarbij de leiding in handen zouden moeten houden. Maar zijn visie kwam niet aan bij de meerderheid van de zionisten, die zijn integratiemodel afwees. De meerderheid hing het denkbeeld aan dat de joodse staat zich verre moest houden van elke ‘vreemde’ – dus Arabische – cultuur, en zag het zionistische project als een puur joodse en dus separatistische onderneming.48
Een andere uitzondering was Ahad Ha’am, het pseudoniem van Asher Ginsberg, die in 1891 op bezoek ging in Palestina.49 Hij was vol lof over de zionistische pioniers, maar ook realistisch over de inheemse bevolking. Het zijn geen barbaren die niet snappen wat er om hen heen gebeurt, zei hij: ‘Het zijn semieten, net als de joden, en dus slim. Wanneer ze bedreigd worden zullen ze zich weren,’ was zijn waarschuwing, ‘ze zullen hun plaats niet zomaar afstaan.’50
Epstein en Ha’am hoorden bij de kleine minderheid binnen het zionisme die had gewild dat de zionisten zouden samenwerken met de inheemse Arabieren. Interessant genoeg waren het een paar van hun opposanten die de Arabieren ook niet onderschatten, zoals Jabotinsky, en Moshe Dayan – al trokken zij een andere conclusie uit hun waarnemingen.
Jabotinsky deelde de gewone racistische opvattingen van zijn tijd – de Arabieren lopen eeuwen achter en hebben niet een fractie van onze wilskracht en doorzettingsvermogen, schreef hij, maar tegelijk besefte hij heel goed dat die Arabieren aan hun land gehecht waren en niet zomaar zouden verdwijnen. ‘Elk inheems volk, of ze nu beschaafd zijn of primitief – ziet zijn land als zijn nationale tehuis. Nooit zullen ze zich vrijwillig onderschikken aan een nieuwe meester. De mensen onder ons (zionisten) die hopen op een compromis proberen ons ervan te overtuigen dat de Arabieren idioten zijn die je voor de gek kunt houden, en dat je ze zover kunt krijgen dat ze hun eerstgeboorterecht op Palestina weg zullen geven voor wat economische of culturele voordelen. Ik wijs dit idee over de Palestijnse Arabieren compleet af. Zij beschouwen hun land net als de Azteken in Mexico of de Sioux op de prairies met een instinctieve liefde en ware hartstocht.’51
Dayan sprak Arabisch, als een van de weinige zionisten. Hij mocht graag de bedoeïenenleiders opzoeken in hun tenten.52 Ook hij begreep, net als Jabotinsky, dat de Palestijnen gewoon mensen waren, die geen enkele reden hadden om vrijwillig voor de zionisten te verdwijnen. Palestijnen moest je serieus nemen, ze zouden terugvechten. En dat kon je ze in feite niet kwalijk nemen. In 1956 sprak hij een grafrede uit voor een door Palestijnen bij Gaza vermoorde Israëli: ‘Laten we de moordenaars niet bedelven onder beschuldigingen. Hoe kunnen we klagen over de diepe haat die ze tegen ons koesteren? Acht jaar lang hebben ze in de vluchtelingenkampen van Gaza gezeten, en voor hun ogen hebben wij het land in bezit genomen waar zij en hun voorouders op geleefd hebben… Wij zijn de generatie van kolonisten, en zonder de stalen helm en de loop van een geweer kunnen we geen boom planten en geen huis bouwen… Laat ons niet terugdeinzen voor de haat waarmee het leven van honderdduizenden ons omringende Arabieren is vervuld. Laat ons onze ogen niet afwenden, opdat onze hand niet verzwakt. Dit is het lot van onze generatie. Onze keuze moet zijn om paraat en gewapend te zijn, sterk en onverzettelijk, want als de vuist om ons zwaard verslapt, zullen onze levens verpletterd worden.’53
Rechtse zionisten als Jabotinsky en zijn volgeling Begin waren veel eerlijker over de werkelijke bedoelingen van het zionisme dan hun linkse idealistischer klinkende tegenvoeters die verkondigden dat het wel mogelijk zou zijn om een joods tehuis te vinden in Palestina zonder de Arabieren daarbij te schaden.54 Jabotinsky maakte nooit een geheim van de werkelijke bedoeling, en had het schamper over die zionistische leiders die niet wilden toegeven dat het zonder militair geweld niet zou lukken als ‘die vegetariërs’55. Hij wist heel goed dat er in het toekomstige joodse land Palestijnen leefden en dat zij onderworpen zouden moeten worden of beter nog: geheel moesten verdwijnen. Al in 1923 zei hij exact waar het op stond:
‘De ijzeren wet van elke koloniserende beweging, een wet die geen uitzonderingen kent, een wet die van alle tijden is en onder alle omstandigheden geldt, is dat je wanneer je een land wilt koloniseren waarin al mensen leven, een garnizoen tot je beschikking moet hebben. Zonder strijdkrachten is kolonisatie onmogelijk. Zionisme is een avontuur van kolonisatie, en het staat en valt dus met een strijdmacht. Het is belangrijk om te kunnen bouwen, het is belangrijk om Hebreeuws te kunnen spreken, maar helaas, het is belangrijker om te kunnen schieten.’56
De rechterzijde van het zionisme begreep dus heel goed dat de Palestijnen niet vanzelf op zouden schuiven of verdwijnen. Maar hun antwoord was: geweld. Een sterk leger. Misschien wel voor altijd.
Zionisme als kolonialisme
Het zionisme wordt vaak gezien als een bevrijdingsbeweging, hoewel je meteen de vraag kunt stellen: bevrijd van wat? In Israël wordt jaarlijks ‘de onafhankelijkheid’ gevierd. Daarmee lijkt Israël zich te scharen onder de naties die zich vrij hebben moeten vechten van vreemde overheersing, maar vrij van wat en wie precies? De Britten werkten weliswaar niet op elk moment mee zoals de zionisten wensten, maar vertrokken toch zonder al te veel strijd vanzelf. En dit is een vreemde omdraaiing, want in Israël woont niet het volk dat zich vrij moest vechten van een koloniale mogendheid, zoals, zeg, Algerije. Derdewereldlanden gooiden de koloniale overheersers eruit. Israël gooide de inheemse bevolking eruit. ‘We vochten tegen de Britten,’ zeggen ze volgens Beit-Hallahmi nog steeds trots.57 Dat deden andere staten in wording ook. Maar Israël vocht niet tegen een koloniale overheersing, ze werden zelf kolonisatoren die een ander volk overheersten.
Zowel Benjamin Beit-Hallahmi als Maxime Rodinson, twee belangrijke auteurs over Israël/Palestina, aarzelt niet om het zionisme een koloniaal project te noemen. Nu was ‘koloniaal’ in de tijd dat de staat Israël werd gesticht nog geen vies woord, en de vroege zionisten gebruikten die term zonder excuses. Zonder gêne staat er dan ook in het manifest van het Eerste Zionistische Congres in Basel (1897) dat het doel is om Palestina te koloniseren.58 Vrijwel alle Europese landen hadden in die tijd nog koloniën, maar stuk voor stuk lieten ze die los, vrijwillig of na een harde strijd van de inheemse bevolking.
Het belangrijke punt is dat het zionisme ontstond, en sympathie vond bij de westerse mogendheden, in een tijd dat het koloniale denken nog heel normaal en acceptabel was. Ook denkers als John Stuart Mill en Karl Marx, fervente tegenstanders van onderdrukking en onrecht, vonden niet dat hun principes over vrijheid toegepast hoefden te worden op de volken in ‘de Oriënt’.59 Het is waar: het zionisme was geen ‘gewone’ koloniale onderneming. Kolonialisme was het middel, niet het doel. Het was niet de bedoeling om de inheemse bevolking te onderwerpen en uit te buiten om eraan te verdienen, zoals de Europese landen hadden gedaan. De zionisten waren geïnteresseerd in het land, niet in de bewoners. Ben Goerion zei dat in 1915 duidelijk: ‘We zijn niet geïnteresseerd in Palestina om over de inheemse Arabieren te heersen, en we zijn niet op zoek naar een afzetmarkt voor de producten van de joodse economie in de diaspora. Wat we willen is Palestina, als land.’60
Toen de staat Israël uiteindelijk werd gevestigd was het koloniale tijdperk vrijwel voorbij. ‘De tragedie van de staat Israël bestaat hierin, dat hij werd ontworpen en voorbereid in een koloniaal denkend Europa, maar tot stand kwam in een wereld die het kolonialisme al had verworpen,’ schreef Maxime Rodinson.61 De tragedie van het zionisme was dat het pas op de internationale kaart verscheen toen er geen leeg land meer was, schrijft Walter Laqueur in zijn standaardwerk over het zionisme.62 Dat is niet helemaal waar, zegt Norman Finkelstein. Andere nieuwe staten werden ook niet gesticht in ‘leeg land’, het probleem was dat de tijd voorbij was dat het uitroeien van de inheemse bevolking nog een legitieme optie was.63 Feitelijk waren er maar een paar strategische opties mogelijk om met ‘het Arabierenvraagstuk’ om te gaan, wilden de zionisten hun doel bereiken en een joodse meerderheid in Palestina krijgen – zo snel mogelijk zo veel mogelijk joden naar Palestina laten emigreren, maar daar maakten eerst de Ottomaanse Turken en later in een bepaalde mate ook de Britten bezwaar tegen. De meeste joden wilden bovendien liever naar de vs. Dan waren er nog twee opties over: om van de joodse staat een apartheidsstaat te maken met een minderheid van joodse kolonisten die over een meerderheid van de inheemse bevolking zou heersen, maar dat was in strijd met het democratische ideaal van de meeste zionisten; dan wel het land opdelen. Maar in dat geval zou het joodse gedeelte nog steeds grote aantallen Arabieren tellen. De meest logische strategie zou dus zijn om ervoor te zorgen dat de inheemse bevolking zou verdwijnen, goedschiks of kwaadschiks.64
De late komst van Israël als koloniale mogendheid betekent dat Israël zich meer dan voorgaande kolonisatoren moet rechtvaardigen. Alle staten hebben hun eigen mythen, waarin hun ontstaansgeschiedenis altijd gunstig afsteekt bij die van hun vijanden. Geen land geeft eerlijk toe dat ze hun land hebben geroofd, of verworven door brute overheersing, geen land geeft makkelijk toe rijk te zijn geworden door uitbuiting. Maar veel van die nationale mythen zijn geleidelijk gegroeid. Israël moest in de vorige eeuw, toen het kolonialisme al op zijn retour was, een rechtvaardiging voor zijn bestaan en een ontstaansmythologie ontwerpen – en is daar feitelijk nog steeds mee bezig. En een van de zaken die uiteindelijk moeilijker bleken dan verwacht, was om de Palestijnen te laten verdwijnen. En, toen die zich niet zoek lieten maken, te legitimeren waarom zij geen recht hadden op het land waar ze eens in woonden, en waarom elk verzet tegen onteigening en verdrijving gelijkstaat aan terrorisme.
Een ideologische redenering om de onderneming te verantwoorden in een tijd dat het kolonialisme op zijn retour raakte, was om te claimen dat zij, de zionisten, niet bezig waren om een nieuw land te bezetten, maar om ‘terug te keren’ naar hun eigenlijke vaderland, het land van hun voorouders. Daarvoor moest de geschiedenis wel grondig worden herschreven en naar hun hand gezet. Een aantal vaste onderdelen van de zionistische mythen zijn deze: het land komt exclusief de joden toe, omdat er eens, eeuwen geleden, een joods koninkrijk was gevestigd. Of, en dit is interessant aangezien de zionistische pioniers niet gelovig waren, en zich juist afzetten tegen het orthodoxe judaïsme, omdat in de Bijbel staat dat God het ‘beloofde land’ aan de joden had geschonken. Daarover zo meer.
Een tweede vast onderdeel van de mythologie is dat de Palestijnen het verdelingsplan van de vn in 1947 niet accepteerden, en daarmee het recht op een eigen deel van het land verloren. Een derde argument is dat het de Arabieren waren die een oorlog tegen de jonge nieuwe staat begonnen, die verloren, en dat de Palestijnen zelf vluchtten, daartoe opgeroepen door hun eigen leiders. Een staatsideologie die vooral tot doel heeft de ‘erfzonde’ van het zionisme, de onteigening en verdrijving van de inheemse bevolking, te verdonkeremanen.65 Andere staten zijn hun erfzonden al lang vergeven, zoals de vs, Canada, Australië, ze zijn geschiedenis geworden. Dat dat in Israël niet zo is, en er verwoede pogingen gedaan worden om de zionistische staatsideologie te handhaven66, tegen de historische feiten in die onderhand bekend geacht kunnen worden, heeft ermee te maken dat het zionistische project nog steeds niet is afgelopen. Nog steeds vechten de Palestijnen voor hun recht om ten minste het laatste deel van hun land te kunnen behouden. En nog steeds doet Israël zijn uiterste best om de verantwoordelijkheid te ontkennen en de schuld voor hun noodlot bij de slachtoffers zelf te leggen.
Zelfs Ben Goerion, als hij eerlijk was, begreep wel dat de Arabieren er niet veel voor hadden gevoeld om vrijwillig een groot deel of hun hele land af te staan. In 1956 vond een vertrouwelijk gesprek plaats met Nahum Goldmann, die het heeft opgetekend. Ben Goerion zei: ‘Waarom zouden de Arabieren vrede met ons sluiten? Als ik een Arabische leider was zou ik nooit een overeenkomst sluiten met Israël. Waarom zouden ze? Wij hebben hun land afgepakt. Natuurlijk, God had het ons beloofd, maar wat kan hun dat schelen? Onze God is niet hun God. Wij kwamen uit Israël, dat is waar, maar dat was tweeduizend jaar geleden, dat heeft voor hun toch geen betekenis? Zeker, er was antisemitisme, de nazi’s, Hitler, Auschwitz, maar was dat hun schuld? Zij zien maar één ding, wij zijn hier gekomen en hebben hun land gestolen. Waarom zouden ze dat accepteren? Misschien vergeten ze dat met een of twee generaties, maar daar is nu nog geen kans op. Dus het is simpel: wij moeten sterk blijven en een krachtig leger op de been houden. Dat is onze belangrijkste strategie. Anders vegen de Arabieren ons van de kaart.’67
Het zou de zionisten nooit zijn gelukt om hun onderneming door te zetten en daar zoveel westerse steun voor te krijgen wanneer de westerse mogendheden niet bereid waren geweest om de ‘inboorlingen’ als irrelevant te zien. Soms met een slecht geweten. Er waren onder de Britten ook mensen die de Arabieren kenden, en vonden dat ze in principe recht op zelfbeschikking hadden – het was ze ook beloofd – en er waren onder diezelfde Britten ook antisemieten, maar uiteindelijk, toen de keuze moest worden gemaakt, werd de steun gegeven aan het zionistische project.68
Ook toen het kolonialisme op zijn retour was, en de ene na de andere westerse mogendheid zich uit de koloniën terugtrok, bleef de steun voor Israël. Dat is te begrijpen, zei de Palestijns-Amerikaanse geleerde Edward Said. Na de verschrikkelijke jodenvervolging was er veel sympathie voor de nieuwe joodse staat. Ook was er bewondering voor de manier waarop het was gelukt om die nieuwe staat op te bouwen, de economische successen, de spectaculaire militaire overwinningen. Toch blijft het opvallend hoe moeilijk het is gebleken om tot het westerse bewustzijn door te laten dringen wie daarvoor de grootste prijs hadden betaald, en met hoeveel geweld en onrecht ten aanzien van de Palestijnen dat geweldige succes behaald was.69
Halverwege de vorige eeuw ontworstelden de andere Arabische landen zich aan de koloniale overheersing en ze kregen daarbij de steun van links en progressief Europa. Alleen de Palestijnen niet. En waarom niet? Omdat hun kolonisatoren joden waren. En dat wist iedereen in Europa: een zwaar beschadigd en getraumatiseerd volk. Absoluut slachtoffers van de geschiedenis. En ook links Europa keek in meerderheid de andere kant op. En vergat dat ook de Arabieren hun historische wonden hebben, overgehouden aan eeuwen vreemde overheersing, terug tot de kruisvaarders. En nu moesten de Palestijnen de rekening betalen voor het onrecht dat de joden in Europa was aangedaan. Zoals Edward Said het zei: de Palestijnen hadden de historische pech om ‘de slachtoffers van de slachtoffers’ te zijn.70
Verder naar deel 2, hier.