Na drie jaar weer terug in Gaza, samen met Brechtje van Bergen en psychiater Glenn Helberg, die er voor het eerst kwam. Ik kan niet meer tellen hoe vaak ik er was, vijftig, zestig keer, vanaf die eerste keer, in de winter van 1994/95. En ik meteen wist: Gaza gaat mij niet meer los laten. Ik liet het reizen naar Gaza een tijd lang over aan de ‘jongeren’ van Stichting Kifaia. Het is niet dat het me niet meer interesseerde, het is ook niet dat ik Gaza ooit in de steek zou laten, maar ik was een beetje opgebrand. Het wanhopige gevoel dat we nu al meer dan twintig jaar, opkomend voor de rechten van Palestijnen, actief zijn, en in die tijd de situatie in Gaza alleen maar slechter hebben zien worden. Voor mij was het punt, dat ik het gevoel kreeg steeds maar weer hetzelfde verhaal te moeten vertellen, en geen antwoord meer kon geven op de vraag waar de oplossing nou vandaan moest komen. Het gevoel dat ik niet langer effectief was. En ik het dus maar een tijdje over moest laten aan de mensen die nog niet zo moedeloos waren geworden als ik.
Het was dus voor mij meer dan het zoveelste bezoek aan Gaza, het was ook een testcase. Wat zou het met me doen? Wat het met me deed is zo tegenstrijdig als Gaza zelf: ik was opnieuw gegrepen door de ellende, de armoede, het onrecht, de eindeloze verhalen over wat er nodig is om een beetje normaal leven te kunnen leiden, en wat ze door Israël, maar feitelijk door de hele wereld onmogelijk wordt gemaakt. Maar tegelijk werd ik ook opnieuw gegrepen door de strijdvaardigheid. Een vastbesloten doorgaan waarvan ik dacht dat het voorbij was. Het is weer terug. Een van de mensen, Ahmed, van de PMRS, de organisatie die ons ondersteunde, kon dat prachtig vertellen. Weten jullie dat Napoleon Bonaparte al over de Palestijnen van Gaza zei dat we net waren als de vogel Feniks die weer verrees uit zijn as? Dat zijn wij: Fenix.
Na de gruwelijke aanval op Gaza van 2014 hadden we de indruk dat de bevolking nu echt gebroken was. Definitief ontmoedigd. Van bijna iedereen hoorden we dat geprobeerd werd om hun kinderen die oud genoeg waren weg te krijgen uit Gaza, om elders in de wereld een nieuw begin te kunnen maken. Liever nooit meer je kinderen in je armen kunnen houden, dan nog eens zo’n bombardement mee te moeten maken, en je kind te moeten begraven. Ook in de paar jaar daarna had ik het gevoel dat er een enorme grauwsluier over Gaza bleef hangen. En kijk, de nieuwe opstand van de jongeren van Gaza, de wekelijkse grote March of Return bij de grenzen, waarbij elke vrijdag mensen gewond raken, of dood worden geschoten, heeft een nieuwe, militante sfeer geschapen. De jongeren vragen niet alleen om de opheffing van de belegering van Gaza. Ze willen hun land terug. Ze willen hun leven terug. De generaties voor hen, die nog geprobeerd hebben om een compromis te vinden, een verdeling van het land, twee staten naast elkaar, hebben gefaald om een beter leven voor hen te maken. Ook Hamas heeft gefaald. Naast de demonstraties aan de grens met Israel zijn er dus wekelijks demonstraties in de Gazastrook tegen Hamas, waarvan gezegd wordt dat die te weinig doen voor de bevolking en te veel voor zichzelf houden. Demonstraties waarvan behoorlijk hardhandig geprobeerd wordt om die tegen te gaan, er zijn demonstranten in elkaar geslagen, er zijn jongeren de gevangenis in gegooid. Maar de sfeer is haast vrolijk, en het steekt ook de ouderen aan.
Zoals Abu Akram, een oude veteraan die als kind de Nakba van 1948 nog heeft meegemaakt, die met glinsterende ogen vertelt hoe de jongeren radicaliseren. Ze laten zich door niemand meer vertellen dat ze zich netjes moeten gedragen en zich aan moeten passen. Ze hebben toch geen toekomst, ze hebben geen perspectief, wat hebben ze nog te verliezen?
De PMRS heeft een grote extra taak erbij, door alle gewonden van de demonstraties bij de grens met Israël. De Israëlische scherpschutters die vrijdags aan de grens worden opgesteld weten exact wat ze doen. Ze schieten mensen dood, waaronder ook journalisten en medisch hulppersoneel, die duidelijk zichtbaar zijn en die volgens het internationale rechten ontzien moeten worden. Wat dus niet gebeurt, maar op de lijst van oorlogsmisdaden kan dat er ook nog wel bij. Maar ze schieten vooral ook mensen kreupel, doelbewust, gericht op de benen. Op een van de huisbezoeken die we meemaken zien we zo’n jongen, de kogel ging door zijn ene been, en explodeerde toen in zijn andere been. Dat maakt gruwelijke wonden, die moeilijk genezen, ook omdat het bot vaak kapot is en niet meer goed aan elkaar kan groeien. En vaak wordt dat been dus geamputeerd. We hebben heel wat jonge mensen gesproken die nu voor de rest van hun leven gehandicapt zijn. En toch, opnieuw, vrijdags deelnemen aan de demonstraties.
En zo zaten we bij een van die jongens, die net behandeld werd voor zijn wond. Het deed pijn. Er zijn niet genoeg medicijnen voorhanden om daar wat aan te doen. Onze Glenn werd het even te veel. Hij was in tranen. En dat moment, de jongen die dat zag, even verbaasd, gaf Glenn toen een zakdoekje om zijn tranen te drogen. Er was een andere jongen, gewond in zijn nek. Paraplegic, wat wil zeggen, voor zijn leven tot aan zijn nek verlamd. Alleen nog hoofd. Die toch nog kon lachen.
En dit was de patiënt waar ik het ook niet meer had. Een man die doelbewust in zijn kruis was geschoten.
We waren bij de Gaza Mental Health Programme, die ik nog ken van lang geleden, toen Eyad Sarraj de enige gediplomeerde psychiater was in Gaza, inmiddels overleden. We spraken met dr. Sami en dr. Karim, twee psychiaters die meteen in een geweldig levendig gesprek raakten met Glenn, die tenslotte ook gespecialiseerd is in de traumatische gevolgen van kolonialisme en slavernij. Hoe de trauma’s door generaties heen worden doorgegeven. En daar was de patiënt. Een man van in de dertig. Hij ging één keer met zijn broer mee naar de March of Return, en bleef achteraan, en uitgerekend hij werd neergeschoten, met een kogel die explodeerde in zijn onderlichaam. Kapotte anus, kapotte geslachtsdelen. Nog net niet doodgebloed. En dit is wat we ons niet realiseren als we horen over ‘gewonden’. Deze man zou niet meer kunnen werken, hij kon ook na enkele operaties nog maar net zitten. Hij kreeg een stoma, een kunstmatige uitgang voor zijn darmen, want hij kon niet meer gewoon naar de WC. En zijn seksleven was voorbij. Drie keer probeerde hij zichzelf van het leven te beroven, want hij wilde niet meer. In de God die hem dit was aangedaan geloofde hij ook niet meer. En dat voor hem als moslim, voor wie zelfmoord zwaar taboe is. Hij werd doorverwezen naar de psychiater, die met engelengeduld de man weer zover kreeg dat hij een beetje perspectief zag, de zin om door te blijven leven, voor zijn vrouw, voor zijn vier kinderen. Want dit was er met hem gebeurd: hij voelde zich nutteloos, als man. Hij kon geen geld meer mee naar huis nemen. Hij kon niet eens kinderen meer maken. Hij kon de kinderen die hij al had niet eens optillen. Hij kon zich niet voorstellen dat zijn vrouw en zijn kinderen nog van hem konden houden, zo kwetsbaar en nutteloos als hij nu was. Hij weigerde een tijdlang om zijn vrouw en zijn kinderen te zien. En nu is hij weer thuis. Zijn lieve vrouw verzorgt twee keer per dag zijn stoma. Ze is een goede vrouw, zegt hij, en voor het eerst dat we er bij zitten breekt er een verlegen glimlach door. Glenn praat met hem. Weet je wel hoe belangrijk je voor je kinderen bent, vraagt hij. Dat je er voor ze bent, ook als je ze niet op kunt tillen? Hij knikt, verlegen.
We hebben geaarzeld of we dit verhaal zouden vertellen, en of we foto’s mochten maken van deze man. Maar ook toen we nog eens vroegen of hij het goed vond, kregen we te horen: vertel het verhaal. Dit is ons verhaal. Ook al doorbreekt het taboe’s over zelfdoding, seks, wanhoop. Ons verhaal moet verteld worden.
Het verhaal van een man die zich helemaal geen held voelt, die alles kwijt is, zelfs zijn gevoel van waardigheid. En hoe ze hem helpen om dat terug te vinden en te willen blijven leven.
Wordt vervolgd.