Dit artikel is overgenomen uit mijn boek Het verschil, hoofdstuk 8.
Paulien Derwort is 29, en single. Ze wil een man. En niet zomaar een man, maar een echte, mannelijke man, een met genoeg testosteron. Ze gaat er van uit dat vrouwen, echte vrouwen, vrouwen die zich ‘over durven geven aan hun vrouwelijkheid’ niet zo’n halfzachte man willen zonder lichaamshaar, eentje die aan bikramyoga doet, of die met een kinderwagen door het park loopt, of die zich insmeert met nachtcrème. Ze weet precies hoe een mannelijke man moet zijn: een man die zich in de slaapkamer door zijn oerinstincten laat leiden, maar daarbuiten wel graag fijngevoelig is, in een restaurant de rekening betaalt en de deur voor haar openhoudt. En dit is nu het probleem: voor vrouwen als zij, grootsteeds en hoogopgeleid, zijn er onvoldoende geschikte partners, en dat wordt dus vechten om die paar alfamannetjes en de schaarse testosteronbommetjes. En wiens schuld is dat? Die van de agressieve feministen. Die hebben er voor gezorgd dat mannen halve vrouwen zijn geworden. Want in theorie is die emancipatie van vrouwen wel rechtvaardig, maar in de praktijk is het een ramp. Want vrouwen die ‘overgeëmancipeerd’ zijn hebben mannen de ruimte ontnomen om echte mannen te zijn.
Wat een interessante verzameling tegenstrijdigheden. Om te beginnen deze: hoezo is een man die zijn oerinstincten volgt en bij wie de testosteron hem de oren uitkomt ook nog op het juiste moment fijngevoelig? En heeft Paulien ooit seks gehad met een man die alleen maar zijn oerinstinct volgt, en derhalve weinig oog heeft voor de behoeften van degene op wie hij die uitleeft? Hoe krijgt een man het voor elkaar om bij mejuffrouw Derwort zijn diploma echte man te krijgen, waar moet die stakker niet allemaal aan voldoen, behalve de rekening betalen terwijl zij ook heel aardig verdient? Die mythische ‘echte’ man waar Derwort naar op zoek is, bestaat die? Heeft hij ooit bestaan?
En nog een vraag: hoe hebben die agressieve feministes het voor elkaar gekregen om van mannen halve vrouwen te maken? Hoe doe je dat? Gaat die man onder dwang naar yoga? Hoe hebben feministes hem zijn lichaamshaar afhandig gemaakt? Stiekem, terwijl hij sliep? Mag een man er geen plezier in hebben om met zijn kotertje door het park te lopen, omdat dat betekent dat hij dan geen ‘echte’ man meer is? Wie bepaalt er eigenlijk wat een echte man is?
Dit is de grootste interne paradox in het verhaal. Echte mannelijkheid is oer, puur natuur, ingegeven door hormonen. Tegelijk is diezelfde mannelijkheid kennelijk zo kwetsbaar dat die door een stelletje wilde feministes zo af te pakken is. Zou dat dan niet betekenen dat mannen helemaal niet zo onafhankelijk zijn?
Ik zat eens tegenover een boze psychiater, die er heel erg van overtuigd was dat feminisme niets anders was dan penisnijd. Nou heb ik het hebben van een piemel nooit als een erg groot voorrecht gezien: dat gedoe of je kleine vriend het op de juiste momenten wel doet of niet, lijkt mij nogal zorgelijk. Maar het misverstand begrijp ik wel: dat een piemel je in principe het recht geeft om president van Amerika te worden en je door een vrouw te laten verzorgen. Die psychiater priemde een fallische wijsvinger bijna in mijn borstkas (eet meer Freud!) en vroeg boos of ik het verschijnsel van de penisnijd wilde ontkennen. Nee, zei ik, penisnijd bestaat, ik ken veel mannen die er last van hebben.
Mijn vader en andere mannen
Laat ik voor ik begin aan een verhandeling over mannelijkheid, bekeken door de ogen van een feministe, iets vertellen over mijn verhouding tot mannen. Juist omdat het feminisme nogal eens wordt verweten dat we allemaal mannenhaters zijn. Een persoonlijk verhaal.
Het is op het strand van Petten, vlak na de oorlog. Mijn vader graaft een fort van zand, vlak bij de vloedlijn, met een geul er omheen. We gaan er op staan, mijn vader en ik, als de vloed opkomt en de golven steeds dichterbij komen, eerst de geul vullen, dan het fort afkalven, tot ik tot mijn knietjes in het water sta en ik het zand onder mijn voeten weg voel zakken. Het is eng, maar lekker eng, want ik kan me vast houden aan het blote been van mijn vader. En dan, voordat het water echt te hoog komt, tilt hij me op, zet me op zijn schouders, en draagt me naar het droge.
Zo’n persoonlijk oerbeeld vormde mijn beeld van hoe vaders zijn, en hoe vaders horen te zijn. Vandaar dat ik niet veel voelde voor de feministische theologen die van God een moederbeeld wilden maken. Voorzover wij mensen die in een god geloven niet om een mensbeeld heen kunnen omdat onze verbeeldingskracht tekort schiet voor een sekseloze kracht, heb ik liever een vader. Onze Vader.
De grote teleurstellingen en de woede over het te kort schieten van de mannen in mijn leven, inclusief die romantische en geïdealiseerde vader van toen ik klein was, kwamen later. Nee, ik heb mannen nooit gehaat, heel specifieke mannen wel, maar niet mannen als groep, maar mijn ervaringen leidden er wel toe om te vinden dat mannen het er ernstig bij lieten zitten. Ik werd als zestienjarige, zwanger, van school gestuurd en trouwde met de man die de vader van mijn zoon was. Het was niet echt helemaal een gedwongen huwelijk, maar het scheelde niet veel. Er was geen sprake van dat ik niet zou trouwen, hoewel mijn ouders ook wel wisten dat ik de jonge man in kwestie nooit langer dan een paar uur alleen had gezien – wel lang genoeg om zwanger te worden, dat wel. De man bleek gewelddadig, en toen hij niet alleen mij maar ook mijn zoontje mishandelde lukte het me om te vluchten. Ik bracht het er maar net levend af, en zo gek als een deur krabbelde ik weer naar het droge. Waarom ik dit vertel is niet alleen omdat dit een ervaring is die ik met veel vrouwen bleek te delen, maar omdat het erna geen man bleek te interesseren, ook mijn geliefden niet, wat een andere man mij had aangedaan. Het enige wat ze er op te zeggen hadden: ik ben niet zo. Met andere woorden: spreek mij er niet op aan dat andere mannen dat doen. Ook met mijn vader heb ik er met geen woord over gesproken. Ook binnen de linkse beweging waar ik actief in was had geen van de mannen enige interesse voor geweld tegen vrouwen. Zulke persoonlijke ervaringen pasten niet in hun socialistische en marxistische analyse. Ik vond dat een enorm gebrek aan medeleven, juist van de mannen die het woord solidariteit in de mond bestorven lag. Mannen, in mijn ogen, schoten vergaand tekort in wezenlijke humanitaire betrokkenheid, terwijl ze er intussen geen enkel bezwaar tegen hadden om zich te laten bedienen, seksueel en anderszins. Ja, mijn wantrouwen tegen mannen was groot, even groot als mijn teleurstelling. Kwaad, was ik dus. Maar haat? Nee. Ik nam mannen serieus. Ik vond dat ze het aan hun eigen linkse ideologie verplicht waren zich ook te interesseren voor wat vrouwen overkwam, en verplicht waren aan hun traditionele mannelijkheid – was er niet zoiets als vrouwen en kinderen beschermen? – om het niet af te laten weten en niet blind te blijven voor wat er onder hun ogen gebeurde.
Over deze ervaringen zou ik nooit hebben gesproken als we geen veilige plekken hadden gecreëerd waar vrouwen ongecensureerd met elkaar konden praten. De praatgroepen. Het was voor het feminisme erg belangrijk om eerst maar eens met vrouwen bij elkaar te komen om uit te zoeken wat ons dwars zat, en wat we nu eigenlijk wilden. Zonder die fase zouden we nooit op belangrijke thema’s als geweld en ongelijkheid in persoonlijke relaties zijn gekomen. Het was belangrijk om dat wat vrouwen deden: de emotionele arbeid, het man en kinderen verzorgen, een naam te geven. Dat hebben we gedaan. Maar ongewild heeft die noodzakelijke fase waarin we het zonder mannen deden ook de gedachte verspreid dat feminisme alleen gaat over vrouwen.
Je had de radicaalfeministes voor wie het verhaal daar ook ophield. Dat waren de vrouwen voor wie mannen en mannelijkheid zo samen vielen dat ze niet het idee hadden dat er achter het mannelijkheidsschild nog iemand zat die net zo kwetsbaar was als zijzelf, net zo onzeker, net zo behoeftig naar veiligheid en liefde. Het grappige is dat radicaal feministes het daarbij in wezen aardig eens waren met de meest conservatieve mannen die vinden dat mannen en vrouwen essentieel en van nature van elkaar verschillen, en dat, zoals Kinneging zegt, er uiteindelijk maar één kapitein op een schip kan zijn, namelijk hij. Exact, zo zijn mannen, zeiden de radicaal feministen, en dat was een goede reden om daar niets mee te maken willen hebben.
Hoewel ik veel inspiratie vond bij de radicaalfeministes die het niet abstract hadden over het systeem of het patriarchaat, maar gewoon ronduit de schuld gaven aan mannen – erg verfrissend vond ik dat – scheidden zich daar onze wegen. Het was mij te duidelijk dat we voor vrouwen te weinig zouden winnen wanneer er niets zou gebeuren met mannen. Het geweld zou dan gewoon doorgaan, een eerlijke verdeling van taken zat er zonder participerende mannen ook niet in. Ik bleef het trouwens ook in mijn persoonlijke leven met mannen proberen. En ik had een zoon. Ik herinner me Audre Lorde, een zwarte lesbische Amerikaanse dichter, die scheef: having a son keeps you honest. En ik was het eens met een feministische vriend die zei: ook jongens worden lief geboren. We moesten ons tot mannen verhouden. Niet in de klassieke en romantische zin van ‘mannen en vrouwen kunnen niet zonder elkaar’, maar omdat ik dacht dat de bekende uitspraak van Simone de Beauvoir, dat vrouwen niet als vrouwen worden geboren maar gaandeweg vrouwen worden, dus ook voor mannen zou moeten gelden. De Beauvoir zelf had die lijn nooit doorgetrokken, en bleef feitelijk, net als veel andere feministes, steken in de gedachten over wat vrouwen zelf konden doen. Niet trouwen, bijvoorbeeld, geen kinderen krijgen. Net als mannen je intellect niet verwaarlozen en je energie niet opmaken aan zoiets stoms als het huishouden. Dus woonde ze een groot gedeelte van haar leven in hotels, kookte nooit, en bewaakte haar zelfstandigheid. Wat haar er niet van weerhield om diep ongelukkig te worden in de liefde – maar daar las je alleen over in haar romans – en het zeer te betreuren dat er met het ouder worden voor haar geen minnaar meer was, terwijl die lelijke oude pad Sartre zich bleef omringen met jeugdige aanbidsters. De Beauvoir, hoe belangrijk ze ook was voor de ontwikkeling van het feminisme, had weinig te melden over mannen en mannelijkheid. Terwijl dit intussen duidelijk mag zijn: er is een grens tot waar vrouwen kunnen emanciperen als er niets gebeurt met mannen. Dat geldt in de wereld van de arbeid, waar mannen die dwangmatig de baas moeten blijven geen ruimte maken voor vrouwen, dat geldt in ons privéleven voor zover we dat delen met mannen, waar het nog steeds heel erg moeilijk blijkt om werk en zorg eerlijk te verdelen.
We hebben er dus belang bij om ons met mannen en mannelijkheid te bemoeien. Dat besefte ik intuïtief al in de jaren zeventig. Een van mijn eerste artikelen, in de Feministies-Socialistiese Teksten, 1978, heette ‘over politiek bewustzijn en de kwestie met de mannelijkheid’. Toen al zag ik dat mannen het met hun mannelijkheid niet alleen een rem waren op de emancipatie van vrouwen, maar ook hun eigen ontwikkeling belemmerden. Ik keek bijvoorbeeld naar de arbeidersbeweging van toen en zag dat mannen meer loon eisten, in plaats van betere werkomstandigheden, ik zag dat ze zich letterlijk kapot werkten in lichamelijk zware beroepen, omdat het als man te vernederend was om toe te geven dat ze door hun rug gingen van te zwaar sjouwen. Omdat ik me er erg van bewust was dat wij vrouwen in een vrouwelijk keurslijf waren gedwongen door onze socialisatie, en dat het moeite kostte om ons daaruit de bevrijden, ging ik er ook van uit dat dat ook voor mannen zou gelden. Wat ik alleen niet begreep: waarom hielden die mannen niet gewoon op met al die dwangmatige concurrentie, al dat holle machtsvertoon, wat hadden ze aan geweld als je daar je belangrijkste relatie mee kapot maakte? Het is een vraag waar ik nog geen volledig antwoord op heb, maar die me wel lange tijd heeft bezig gehouden.
Ik maakte met Marjo van Soest samen een boek met interviews: Mannen wat is er met jullie gebeurd, wat nog een aardige bestseller werd, en me ook in de vrouwenbeweging nogal op kritiek kwam te staan. Vrouwenboekhandel Xantippe wilde het in ieder geval niet verkopen. En ook daarna schreef ik over mannelijkheid in de politiek, en redigeerde een bundel artikelen onder de titel De eerste sekse. Gaandeweg begon ik meer te zien waar mannen last van hadden – de eerste mannengroepen hielpen daar ook bij.
Ik kreeg meer oog voor de socialisatie van jongens, en de beklemmende kanten van de mannelijkheidsideologie.
Ik kreeg meer oog voor het feit dat veel daders van geweld zelf ook slachtoffer waren geweest.
Ik begon te zien dat de diversiteit onder vrouwen ook voor mannen gold. Het patriarchaat is niet alleen een systeem dat mannen boven vrouwen plaatst, maar ook mannen boven mannen. Er is niet alleen voor vrouwen en andere Anderen weinig ruimte aan de top, het geldt voor het gros van de autochtone mannen ook. Dat betekende dat het weliswaar zo is dat mannen als groep meer macht hebben dan vrouwen, maar dat het overgrote deel van de mannen dat niet zo ervaart.
Ik maak me nog steeds regelmatig kwaad over het wegkijkende en wegwezerige gedrag van veel mannen. Maar haat? Nee. Anders dan de generatie van mijn moeder die zich er bij neerlegde dat mannen nu eenmaal zo waren, teleurstellend, je had niet zoveel aan ze, ga ik er nog steeds volledig van uit dat mannen in staat zijn tot gelijkwaardige relaties, en het ze aan zou moeten gaan dat we in een wereld leven waarin de zaken oneerlijk zijn verdeeld. Ook tussen de seksen. En ik ben blij met de mannen die zich inzetten voor genderrechtvaardigheid. Het is voor mij geen kwestie meer dat ook mannen van ganser harte feminist kunnen zijn. Wat mij betreft: meer dan welkom.
Wat is mannelijkheid?
We denken over mannelijkheid als een vaststaand ding, zegt Michael Kimmel. Kimmel is een voorloper in de mannenemancipatie, hij heeft een plank vol belangrijke boeken over mannen en mannelijkheid en is voor mij een grote inspiratiebron. Mannelijkheid is niet een eigenschap die je hebt of niet hebt, zegt hij. We denken over mannelijkheid vaak alsof dat een natuurlijke, biologische eigenschap is van mannen, gekoppeld aan het hebben van een penis, gevolg van mannelijke hormonen en een mannelijk brein. Die mannelijkheid zou ahistorisch zijn: mannen zouden in wezen nog steeds dezelfde mannen zijn als tweeduizend jaar geleden. Nog steeds jagers. Dat klopt niet met de werkelijkheid, zegt Kimmel. Mannelijkheid is een voortdurend veranderende verzameling aan betekenissen. Mannen geven betekenis aan hun manzijn in relatie met anderen, en in wisselwerking met de wereld. Mannelijkheid is niet statisch, niet tijdloos, niet ahistorisch. Mannelijkheid komt niet als vanzelf bovendrijven uit een innerlijke ‘essentie’. Mannelijkheden worden gevormd binnen specifieke culturen. En wat die mannelijkheden inhouden wordt vrijwel altijd afgezet tegen de ‘anderen’, tegen vrouwen vooral, maar soms ook tegenover etnische minderheden of mannen met een andere seksuele leefstijl.
Je hoeft niet eens een historicus, een antropoloog of anderszins een geleerde te zijn om te zien dat mannelijkheid door de eeuwen heen erg aan verandering onderhevig is geweest. Een ommetje door een paar musea is voldoende. Daar zien we in het Frankrijk van de zeventiende eeuw in fluweel en kant geklede mannen, met pruiken op het hoofd en poeder op de wangen, zijden kousen aan, de voeten gehuld in zachte schoenen met verhoogde hakken. Nu zouden we die mannen verwijfd vinden, en twijfelen aan hun heteroseksualiteit, toen waren dat rijke en belangrijke heren. In de zeventiende eeuw was de pronte gulp in de mode. Karel V en Philips II droegen een ‘braguette’, een geprononceerd leren zakje om hun geslacht heen, dat hun zaakje voordelig uit liet komen. Ook dat hoef je nu niet meer te proberen.
Het is niet mogelijk om één sluitende definitie van mannelijkheid te geven. We zien ook in de tijd dat het feminisme opkwam – en nu – verschillende mannelijkheden naast elkaar. De burgerlijke en dominante vorm van mannelijkheid, van voor het feminisme, was die van de kostwinner, de afstandelijke en wat autoritaire vader, de man die zondags het vlees sneed. Maar tegelijkertijd zag je ook toen al de subversieve mannelijkheden opkomen: jonge mannen die dienst weigerden en hun haar lang lieten groeien. Boudewijn de Groot zong protestliedjes voor de vrije seksualiteit en tegen de burgerlijke mannelijkheid. We zagen in de queeste om de vrije liefde en vrije seks Jaap Fisher liedjes zingen over de schuchtere en verlegen minnaar, naast het harde en seksistische model nieuwe man in de boeken van Jan Cremer en Jan Wolkers. De Stones die ‘under my thumb’ zongen: ruige lower class mannelijkheid, naast de vriendelijke liedjes van de Beatles. Er hebben altijd verschillende vormen van mannelijkheid naast elkaar bestaan, ook nu. Mannelijkheden die haaks op elkaar lijken te staan: waar de dominante man in staat moet zijn om zijn agressie te beheersen, is het in de rauwere subculturen van mannen die geen kans hebben om ooit een positie aan de top te veroveren vaak het geweld waarmee ze status verkrijgen in hun groep. En het is meteen ook duidelijk dat de ware mannen niet alleen bezig zijn om indruk te maken op de vrouwtjes, maar vooral ook op elkaar.
We zien in de VS specifieke culturele mannelijkheden, zoals de gangster cultuur bij Italiaans-Amerikaanse subculturen, of de Afro-Amerikaanse getto cultuur met een mannelijkheid van ‘cool pose’ een poging om een alternatieve mannelijke waardigheid te vormen. Een manier om te ontkomen aan de vernedering van te minderwaardig worden geacht voor het witte establishment, door het scheppen van eigen codes, juist met de nadruk op superieure mannelijkheid – niet altijd even vrolijk voor de vrouwen. Ook binnen de homobeweging zien we verschillende mannelijkheden. Naast de spreekwoordelijke ‘nicht’ die zich vrouwelijk gedrag veroorlooft zagen we altijd al de homo’s die zich gedroegen als de perfecte schoonzoon. Keurig pak, niet van hetero’s te onderscheiden. Later zagen we juist de modes opkomen van de bodybuildende superman met snor, en veel zwart leer. We vergeten wel eens dat homo’s en lesbo’s meestal geboren worden in heteroseksuele gezinnen, en dus, als ze ontdekken of besluiten homo te zijn, op zoek moeten naar wat dat betekent. Er is geen teruggaan naar de roots, er is wel de mogelijkheid om subculturen op te zoeken. Vandaar dat we juist onder de LGBT mensen nog meer varianten kunnen vinden van mannelijkheid dan onder de hetero’s.
Mannelijkheid moet je leren
Dit is de fascinerende tegenstelling in het denken over ware mannelijkheid: dat het aan de ene kant wordt gezien als natuurlijk, aangeboren, onveranderlijk, terwijl het tegelijkertijd wordt gezien als hard werken. ‘Being a man is the continuing battle of one’s life’ schreef macho schrijver Norman
Mailer. Lees het boek van Dylan van Rijsbergen, Het onbehagen van de man, over de prijs van mannenmacht. ‘Mannenmacht is niet gratis’ zegt hij, en het zijn niet alleen vrouwen die er door te lijden krijgen in een traditioneel rolpatroon waarin ze geacht wordt zich te onderschikken. Mannen krijgen een enorme verantwoordelijkheid in dat patroon, ze horen als kostwinner een volle baan te hebben, ze dienen het inkomen thuis te brengen voor het gezin, terwijl ze zelf hun kinderen maar weinig te zien krijgen. Mannelijkheid is bovendien competitief, je wordt steeds maar weer afgerekend hoe sterk je in je schoenen staat. Het betekent angst om te falen. Het betekent onzekerheid over de altijd kwetsbare mannelijke identiteit maskeren, ook voor zichzelf. Het betekent emoties te onderdrukken en op te kroppen.
Het betekent ook, kan ik aanvullen, dat de zorg voor het eigen lijfelijke en emotionele welbevinden te veel wordt uitbesteed aan vrouwen. Te vaak zijn het vrouwen die moeten merken dat het met haar man niet goed gaat, is zij het die hem naar de dokter stuurt. Het is niet voor niets dat mannen nog steeds gemiddeld vier jaar minder lang leven, en dat mannen zonder partner het slechter doen dan mannen met.
Mannelijkheid zit vol tegenstrijdigheden. Aan de ene kant is een echte man niet afhankelijk van vrouwen. Maar wel moet een echte man seks. Daar heb je dan weer wel een vrouw voor nodig, tenzij je zo’n onmannelijke man bent die het met mannen doet. En wat als die vrouw niet wil? Dan herinnert ze hem er op dat moment aan dat hij meer afhankelijk is van vrouwen dan hij wil weten. Ik denk dat deze combi, ‘vrouwen mogen niets over mij te zeggen hebben maar ze moet er wel voor mij zijn’, de belangrijkste psychologische achtergrond vormt bij gewelddadige seks, verkrachtingen, en vijandschap tegenover vrouwen die nee zeggen – in veel gevallen behoorlijk riskant. Neem als extreem voorbeeld de man die zich Roosh V. noemt. Een Amerikaanse migrant met Armeense en Iraanse ouders. Hij is een nieuwe beweging begonnen, Return of the Kings, ofwel, neomasculinisme dat vooral het feminisme wil bestrijden. Zijn grootste zorg is dat mannen te veel van hun tijd doorbrengen in het gezelschap van vrouwen, en dat maakt ze verwijfd. En er zijn bijna geen plaatsen meer waar mannen veilig zijn voor de ondermijnende invloed van vrouwen, want dankzij de penisnijd van feministes zitten ze overal – op scholen, op je werk, in coffebars en zelfs bij de kapper. Waar mannen vroeger samen de hort op gingen zitten ze nu thuis op de bank met hun vrouw. De mannen verkleuteren. Ze worden homo’s, met het ‘anale huwelijk’ als dieptepunt. Het grote probleem voor mannen die nog echte mannen willen zijn is dat je vrouwen zo ver mogelijk van je vandaan moet houden, maar dat je ze als echte man wel nodig hebt voor de seks. Voor het oplossen van dit dilemma heeft Roosh wat adviezen: besteedt zoveel mogelijk van je vrijetijd met mannen, en ga alleen op vrouwen af als je seks nodig hebt. En pas op dat het geen relatie wordt. Voor de seks heb je twee soorten vrouwen: de slet voor een ‘fast bang’, makkelijk, goed voor je testosteron, maar niet geschikt voor meer dan een beurt of tien. Je kunt ook op zoek naar een betere kwaliteit vrouwen, liefst jong en maagdelijk, maar je doet er langer over voordat je haar kan neuken. En dan willen ze ook nog vaak dat je doet alsof je in haar geïnteresseerd bent, en dat is helemaal niet goed voor je testosteron. Het beste is dus af te wisselen, als een mooie meid moeilijk doet zoek je even een slet op voor een paar nummertjes, om bij te komen. En als die ook moeilijk doet: voer haar dronken.
Absoluut: een extreem voorbeeld. Laat dit ten overvloede gezegd zijn: de meeste mannen zijn niet zo. Toch heeft Roosh met zijn rancuneuze houding tegenover vrouwen, en zijn woede dat hij die ondermijnende schepsels toch nodig heeft een wereldwijde aanhang. Hij zegt openlijk wat een deel van de mannen, met name jonge mannen die niet aan de bak komen, heimelijk denken. Als we het hebben over de psychologische achtergrond van de rape culture, is hier de onderliggende tekst.
Dit zijn, samenvattend, de meest voorkomende thema’s in mannelijkheid:
Mannelijkheid staat tegenover vrouwelijkheid. Hoe minder vrouwelijk, hoe meer man. In dit denken is het niet mogelijk om tegelijk vrouwelijke en mannelijke eigenschappen te vertonen, en bijvoorbeeld, naar gelang de situatie, zorgend of gedecideerd te zijn. In werkelijkheid bestaan er geen mannen die alleen maar ‘mannelijk’ zijn, maar de norm heeft wel werking. De norm is waarmee mannen zichzelf en andere mannen beoordelen. En soms, zie de mevrouw aan het begin van dit hoofdstuk, zijn het ook vrouwen die mannen zo beoordelen.
Mannelijkheid gaat over presteren, in de sport, in het bedrijfsleven, in de seks. Mannelijkheid gaat over verdienen, winnen, versieren. Over kwantiteit. Verder, hoger, groter, meer.
Mannelijkheid moet in dit denken steeds opnieuw bewezen worden. En het kan op momenten van tanende waakzaamheid dus ook weer afgepakt worden.
Vermoeiend.
Een illustratie. Vader met drie jongens in een park. ‘Wie het eerste aan de overkant is’, zegt de vader, ‘de laatste is een meisje’. Vrouwen worden vaak verantwoordelijk gesteld om mannen de ruimte te bieden om echte mannen te zijn. Maar het werkelijke publiek, de jury die bepaalt of een man voldoet aan de normen, zijn andere mannen. ‘It is other men who evaluate the performance’ schrijft Kimmel. Vandaar dat opscheppen er bij hoort: de grootste vis gevangen, de meeste vrouwen versierd, de meeste seks gehad, de grootste hebben. Wil je je politieke tegenstander onderuit halen, suggereer dat hij een kleine piemel heeft, zoals met Trump gebeurt in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Mannelijkheid is dus voor een groot deel een homosociale voorstelling. En een waar je dood aan kunt gaan. Hemingway voelde zich als schrijver een sissy, romans schrijven was in die tijd, en in de VS, geen beroep voor een echte man, en hij schepte graag op dat hij in staat was om ‘to outhunt, outfish, outdrink and outfuck every other man’. Hij zoop te veel, wat ten koste ging van zijn talent, en pleegde zelfmoord. Mannen plegen vaker zelfmoord dan vrouwen. De redenen daarvoor zijn vaak vernedering. Falen. Sommige mannen springen nog liever van een gebouw af dan met hun mislukking te moeten leven. In een onderzoek werd mannen en vrouwen gevraagd waar ze het meeste bang voor waren. De vrouwen zeiden dat ze het meeste bang waren om verkracht of vermoord te worden. De mannen waren het meeste bang om te worden uitgelachen.
Maar geslaagde mannelijkheid heeft ook voordelen, waar veel mannen zich nauwelijks van bewust hoeven te zijn. Dit is het kenmerk van privileges, de privileges van de dominante groep, dat je die zelf niet ziet, maar ‘normaal’ vindt. Dat er voor je gezorgd wordt, bijvoorbeeld. Dat er naar je geluisterd wordt. Dat je respect verdient. Dit is wat ik waarneem: dat er mannen zijn die furieus kunnen reageren als die privileges worden afgenomen, of wanneer ze niet krijgen waar ze als man denken recht op te hebben. Zo denk ik dat het juist vaak mannen zijn die in de buitenwereld minder geslaagd zijn die binnenshuis de baas willen zijn. Ook voor mannen is het persoonlijke politiek. Het is niet voor niets dat we waar kunnen nemen dat het risico op geweld thuis toeneemt wanneer een man het gevoel heeft dat zijn positie in de buitenwereld hem wordt afgenomen. We kunnen het zien bij mannen die hun baan verliezen, bij mannen die als migrant niet langer de status hebben die ze in hun thuisland nog hadden. En alsjeblieft, ik zeg niet dat alle werklozen gewelddadig worden, ik zeg ook niet dat alle migranten gevaarlijk zijn, ik zeg alleen dat het risico dat het tot geweld komt stijgt wanneer mannen niet kunnen voldoen aan de geïnternaliseerde normen van mannelijkheid.
Dit is een feit: mannen hebben problemen. Mannen gaan vroeger dood, plegen vaker zelfmoord, hebben een slechtere gezondheid want ze drinken meer, roken meer en eten slechter, ze zorgen slecht voor zichzelf, komen vaker in de gevangenis, zijn vaker dakloos en jongens zitten vaker in het bijzonder onderwijs vanwege psychische problemen.
Dit is ook een feit: mannen veroorzaken problemen. Mannen zijn vaker daders van geweld, plegen eindeloze reeksen grotere en kleinere misdrijven, rijden te snel, veroorzaken ongelukken, slaan de boel kort en klein als ze te veel hebben gezopen, verdwijnen van school als het ze niet bevalt, verdienen hun geld als loverboys, en bezorgen de politie kopzorgen als voetbalhooligans, en slaan homo’s in elkaar. Dat wil zeggen: vooral die mannen die denken dat ze erg mannelijk moeten zijn, zegt hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak. Het is de opgefokte mannelijkheid die voor veel problemen zorgt. Voor de mannen zelf, en voor hun omgeving.
De voorbeelden die ik noemde zijn extreem. Maar ook ‘gewone’ mannen kunnen last hebben van wat in de sociologische literatuur ‘genderstress’ heet. Van vrouwen weten we intussen wat stress kan veroorzaken: die van het huisvrouwenbestaan is onderzocht en benoemd: het isolement, de versnippering van de tijd, de onzichtbaarheid van het werk en het tekort in waardering als die ook al niet uitgedrukt wordt in een salaris. We hebben het inmiddels ook uitgebreid gehad over de mogelijke stress bij het combineren van twee gulzige systemen, werk en gezin, die bovendien weinig rekening houden met elkaar. Maar wanneer ervaren mannen stress? Ook dat is onderzocht. Veel mannen raken gestresst als ze onmannelijk worden gevonden, en als ze zichtbaar kwetsbaar zijn. Werkloos zijn, niet presteren is een zware stressfactor, niet genoeg verdienen is erg. Een vrouw als baas hebben scoort hoog, met een vrouw getrouwd zijn die meer verdient dan hij ook. Toegeven dat je ergens bang voor bent, om hulp moeten vragen, de weg niet weten, huilen terwijl de kinderen dat zien, ‘falen’ bij de seks, het zijn allemaal varianten op hetzelfde thema.
Ontkende afhankelijkheid
Ik zei het al: een kernconflict in al te rigide mannelijkheid is ontkende afhankelijkheid. Ik zal dat illustreren met twee voorbeelden, een over tamelijk mislukte mannen, een over een heel succesvolle. Socioloog Bram van der Stolk schreef over mannen die door hun vrouwen waren verlaten. Opvallend is dat het overgrote deel van de mannen het niet aan zag komen dat hun vrouwen er de brui aan zouden geven, ze snapten het gewoon niet. Ja, er was wel eens ruzie en er viel wel eens een klap maar waar heb je dat niet? De mannen raakten vaak geheel van slag en wisselden vaak van stemming, woedeaanvallen, laat dat zeikwijf toch barsten, en irreële fantasieën dat ze wel weer terug zou komen en dan was er niets meer aan de hand. Wat ze er zelf aan hadden bijgedragen dat ze het niet meer uithield bleef mistig, en wat ze zouden kunnen doen om haar terug te krijgen, behalve de keuken verbouwen, ook. De mannen die Van Stolk beschrijft zijn de grootgeworden jongens die zich bevonden zich in de achterhoede van het brede maatschappelijke ‘inschikkingsproces’ waarbij mannen leren zich aan te passen aan de veranderde sekseverhoudingen en de nieuwe verwachtingen die zich emanciperende vrouwen van hun relatie hebben. Wat ze vertoonden was een enorme angst voor gezichtsverlies, angst dat hun leven geen zin meer zou hebben, angst voor verloedering. Niet helemaal onterecht trouwens, nogal wat mannen gingen op dat moment aan de drank, bleven met de maten in de kroeg zitten om niet naar huis te hoeven, of reden de auto total loss. Rouwen om een verloren liefde zat er ook al niet in, je gaat niet zitten janken om een weggelopen vrouw. En, daar heeft Van Stolk het met zijn sympathie voor die mannen die geheel en al de weg kwijt zijn maar even niet over, ze konden levensgevaarlijk worden voor de vrouw die weg was gelopen. De krenking dat ze hem zo op zijn bek had laten gaan, en dat volgens hem helemaal zonder reden, was voldoende om fantasieën te krijgen om haar mores te leren, de bitch.
Juist voor mannen met een laag gevoel van eigenwaarde, een onverschillige, stoere presentatie, met maatschappelijk gezien weinig om trots op te zijn, werd hun op het moment dat hun vrouw ze liet zitten, vaak met meeneming van de kinderen, ook nog ontnomen dat ze tenminste een normale man waren met een vrouw thuis. En wat veel mannen niet verdroegen is dat ze op het moment dat ze werden verlaten soms voor het eerst onder ogen moeten zien hoe afhankelijk hij van haar was. Zo lang mogelijk had hij zich doof gehouden voor haar eisen, nu moest hij onderkennen dat hij er alleen voor stond. Niet alleen dat ze niet meer voor hem kookte en waste, maar ook dat er geen reden meer was om geld voor te verdienen. Zonder dat had zijn leven geen betekenis meer. Er waren mannen bij die in de ontkenning bleven hangen en gewoon zo snel mogelijk een nieuwe vrouw zochten. Er waren mannen die hun ex bleven stalken, en nog steeds dachten dat ze wel terug zou komen als hij haar de hemel beloofde. Er waren mannen bij die langzaam maar zeker aan lager wal raakten. En er waren een paar bij wie de kwartjes begonnen te vallen. Ze waren bereid tot ‘inschikken’, een andere rol op zich nemen. ‘Onder druk van hun vrouw die zo anders leek te worden veranderden ze zelf. Hun geweten raakte meer op haar hand’.
Voormalig profvoetballer en mooie jongen Evgeniy Levchenko vindt de emancipatie doorgeschoten: ‘Hollandse vrouwen gedragen zich als mannen’, stond er in de AD. ‘Lev’ ergert zich suf aan de Nederlandse vrouwen. Tegen de interviewster zegt hij dat hij zeker geen ouderwetse seksist is en dat ze hem ook echt niet in die hoek mag drukken. Hij is er niet tegen dat vrouwen werken en geld verdienen. En hij is ook niet zo’n vent die niets in het huishouden doet. Hij kookt graag. Juist omdat hij het fijn vindt om een vrouw te verwennen. Maar dit is wat hij niet verdraagt: Nederlandse vrouwen gedragen zich als mannen. Ze doen geen moeite om zich mooi te maken, en hij heeft zelfs vrouwen meegemaakt die zich ‘van onderen’ niet scheren. Hij zag een keer een man achterop de fiets bij een vrouw. Verschrikkelijk. En een stel dat zat te kibbelen over het delen van een rekening in een restaurant. Onverdragelijk! Dat zijn dus vrouwen die mannen niet de kans geven om man te zijn. Wat vrouwen wel moeten doen: hem laten rijden, daar zijn mannen toch al beter in. Hem de klussen op laten knappen, en de zware dingen laten tillen. Het ergste: vrouwen die zelf een man versieren in plaats van rustig af te wachten tot hij het initiatief neemt – tenslotte voelen mannen zich het best als ze op hun prooi kunnen jagen. Zo horen vrouwen zich te gedragen. Zo zijn Slavische vrouwen wel, die maken zich nog mooi, die laten mannen de grote beslissingen nemen zoals zijn vader dat deed. Maar Nederlandse vrouwen maken dat mannen zich overbodig voelen. De reden dat vrouwen dat doen? Nee, dat is niet alleen de wens om onafhankelijk te zijn, dat weet hij zeker. Het is allemaal angst, dat een man je zal verlaten of een ander krijgt. Het is onzekerheid.
Het interessante is de omdraaiing. Wat wie is hier nu eigenlijk onzeker?
Vrouwen horen zich mooi te maken, alle vrouwen, niet alleen welke hij hebben wil, maar allemaal, als eerbetoon aan zijn mannelijkheid. Ze horen niet zelf de vuilnis buiten te zetten (waar hij bij is) of een lamp in draaien of in een restaurant de rekening te betalen maar ze moeten zich hulpeloos opstellen zodat hij haar kan ‘koesteren’. Hij wil dat vrouwen hem nodig hebben. Of op z’n minst dat ze doen alsof. Ook hij als succesvolle man is kennelijk bang dat mannen overbodig worden als vrouwen steeds meer gedrag van mannen overnemen en veel zelf blijken te kunnen. Dat het er om gaat dat hij die koestering zelf nodig heeft, maar daar niet om kan vragen omdat dat niet mannelijk is komt niet bij hem op. Over zijn angst heeft hij het niet: dat vrouwen niet meer onder de indruk zijn van mannen die de rekening betalen. Omdat ze dat zelf ook kunnen. Ze moeten wel tegen hem op blijven kijken. Ze moeten zijn ego blijven strelen. En die Nederlandse vrouwen doen dat niet meer voldoende.
Ik noem dat ontkende afhankelijkheid. Naarmate vrouwen meer onafhankelijkheid tonen, wordt het voor zulke mannen moeilijker te ontkennen dat hij het eigenlijk zelf is die vrouwen nodig heeft om zich een echte man te kunnen voelen. Voor een machoman des te ongemakkelijker omdat afhankelijkheid aan vrouwen haaks staat op zijn eigen mannelijkheidsbeeld. Een echte man heeft vrouwen niet nodig, behalve voor de seks, nee, zij moet hem nodig hebben. Vandaar de boosheid, als vrouwen het spel niet meer meespelen, en niet langer, zoals Virginia Woolf dat zei: het ego van mannen op twee keer de ware grootte weerspiegelen. Want in werkelijkheid is Levchenko’s mannelijkheid te fragiel om een gelijkwaardige relatie met een sterke vrouw aan te kunnen.
Het einde van de man?
‘De vrouwen rukken overal op’, schrijft historicus Dirk-Jan Baar, die zich daar ernstig zorgen over maakt. Zeker nu de ‘geharde feministen’ ook nog de kant kiezen van de ‘onderdrukte moslimman’ tegen de witte man die in hun ogen niet deugt. En willen die vrouwen, die eens in tuinbroeken gekleed gingen, dat ze helemaal niet verantwoordelijk meer zijn voor de hormonenhuishouding die ze bij mannen, testosteronbommen of niet, in beweging kunnen zetten? Baar huilt mee met de ‘gewone man’ die in deze hoogopgeleide samenleving helemaal onderaan staat. Hij is waardeloos, als soldaat voor de vrijheid, als weggesaneerde arbeider voor de bpn, als beschermheer van onze vrouwen op straat. Alleen als teddybeer en brave kindervriend heeft hij nog toekomst. Niks gendergelijkheid, de gewone man is in stilte afgeschreven. Want het feminisme rukt op. Baar is niet de enige die denkt in deze termen. Ik heb een stapel artikelen liggen met koppen als ‘het einde van de man’, en zorgelijke beschouwingen over hoe mannen hun mannelijkheid verliezen nu ze zelf de knoopjes aan hun overhemd moeten zetten. Ook vrouwen als Paulien Derwort die geen knaapje wil op gympen maar een echte.
Interessant, hoe Baar, die als historicus ook nog beweert dat men zich nooit eerder in de menselijke geschiedenis druk maakte over de gelijkheid tussen man en vrouw, de feministen er voor verantwoordelijk wil maken dat ‘gewone’ mannen geen gelegenheid meer hebben om zich als echte mannen te manifesteren, nu de toch al uitgeklede krijgsmachten tegenwoordig ook onder leiding kunnen staan van een vrouw, en er in Spanje zelfs een minister van Defensie was die godbetert zwanger was. Het lijkt nu ook al de schuld van feministen als mannen als arbeider worden weggesaneerd. En ook al niet meer gewenst zijn als de beschermheer van ‘onze vrouwen’ op straat. Ik moet wat gemist hebben in de tijd dat mannen nog beschermheer waren.
Het is interessant om na te gaan waar deze backlash tegen vrouwenemancipatie vandaan komt, waarom nu? Dit is een historisch gegeven: elke stap voorwaarts die vrouwen als groep maken, elke beweging richting meer gelijkheid, gaat gepaard met ketelmuziek over de nakende ondergang van de mannen. Susan Faludi gaat er in haar boek Backlash van uit dat dit soort alarmistische berichten altijd populair zijn in periodes dat vrouwen, symbolisch of echt, een stap vooruit maken. Opeens breekt de paniek uit dat de vooruitgang van vrouwen ten koste gaat van de mannen – en van de gehele samenleving, en krijgt het feminisme van van alles de schuld: de toename van echtscheidingen en van kinderen zonder vader, vrouwen die geen kinderen meer willen krijgen – of er te laat bij zijn. Maar vooral de mannen zijn de nieuwe slachtoffers. In hoeverre gaat het echt slecht met mannen, en wat hebben vrouwen daar aan bijgedragen? Is de emancipatie van vrouwen te ver doorgeschoten, zoals we in veel van die klaagzangen kunnen horen? Is het werkelijk zo dat in de seksenstrijd maar één sekse kan winnen, en dat elke vooruitgang van vrouwen ten koste gaat van mannen?
Het is voor een oude feministe als ik boeiend om zoveel macht toegekend te krijgen: kennelijk was het onze bedoeling om van mannen ‘halve mannen’ te maken, en zijn we daar geweldig in geslaagd. De man is getemd, het matriarchaat is begonnen, en dat is slecht nieuws voor het ‘sterke geslacht’ dat slap en verslagen in de touwen hangt. Dat jongens het slecht doen op school zou komen door de ‘verjuffing’ van het onderwijs (In werkelijkheid blijkt het geen verschil te maken of leerkrachten mannen of vrouwen zijn). Als kostwinner zijn mannen niet meer nodig, vrouwen verdienen zelf hun geld en voor de seks heeft mevrouw tegenwoordig een vibrator, die altijd kan. Tot overmaat van ramp wordt van mannen verwacht dat ze net als vrouwen ‘moederen’, de doodsklap voor de echte vaders – en wie brengt de jongens nu nog gezag bij? De ‘feminisering’ van de maatschappij maakt depressieve watjes van de mannen, het maakt ze ziek, het maakt ze zielig.
Zou het echt?
Kijken we naar het boek dat in de VS insloeg als een bom, Hannah Rosin met de onheilspellende titel The End of Men, and the Rise of Women. De titel is misleidend, maar wie het boek leest begrijpt wel dat er sprake is van ernstige problemen voor een deel van de mannen, met name die mannen die hoorden tot de traditionele arbeidersklasse, die de grootste klappen kregen van de economische crisis. Door die crisis werd een proces dat toch al gaande was versneld: de banen die gebaseerd waren op lichamelijke kracht, en opgedane beroepservaring verdwenen, door automatisering en outsourcing naar lagere lonen landen. En daarmee verdween voor de vele duizenden mannen die hun baan kwijtraken de mythe van de American Dream, dat je als man met eerlijke arbeid kon rekenen op een inkomen tot je dood, een huis en een gezin. Vrouwen hadden het aanvankelijk minder moeilijk, omdat er veel minder ontslagen vielen in de dienstensector, serveerster, verpleegster, schoonmaakster – onderbetaald werk, maar het was er nog. De crisis binnen de arbeidersklasse had niet alleen gevolgen voor de arbeidsmarkt maar ook voor de relaties. Steeds meer vrouwen werden alleenstaande moeder, die naast een zware en slechtbetaalde baan ook nog eens de kinderen op moesten voeden en het eten op tafel krijgen. Want de mannen die werkloos werden, en in hun vernedering ook niet erg gemotiveerd waren om thuis de handen uit de mouwen te steken werden voor de vrouwen een blok aan hun been. Het liep uit op een massa echtscheidingen. Dit is dus het punt: de traditionele mannelijkheid maakte het voor veel mannen moeilijk om de bocht te nemen en meer ‘vrouwelijk’ werk te gaan doen, en ook nog om dan tenminste hun vrouw te ontlasten door meer thuis en met de kinderen te gaan doen. Ook de vrouwen voelden zich in de steek gelaten. Ook hun American Dream sneuvelde: dat je op een man kon rekenen om je te beschermen en te onderhouden. En zo raakten veel mannen aan lager wal, gingen aan de drank, raakten dakloos, pleegden zelfmoord, soms door risicovol gedrag en ‘road rage’. Is dat winst voor vrouwen? Je zou heel cynisch moeten zijn om de situatie waar veel vrouwen in terecht kwamen, dat ze er met de kinderen alleen voor stonden en noodgedwongen hoofdkostwinner werden te zien als de ‘opkomst van het matriarchaat’ en een winst voor het feminisme. Dit is niet wat de vrouwen wilden, helemaal niet.
Ook in Nederland zien we de angst van mannen om terug te vallen, en voelen ze aan dat ze vrouwen niet veel te bieden hebben. Jan Latten, demograaf bij het Centraal Bureau voor de Statistiek schreef onder de kop ‘Mannen krijgen nu de klappen’ dat laagopgeleide mannen minder verdienen, vaker werkloos zijn, minder vertrouwen hebben in anderen, en vaker zelfmoord plegen. Laagopgeleiden mannen rond de dertig zijn vaker ex-echtgenoot of ex-vriend, ook als ze vader zijn. Laagopgeleide vrouwen zijn vaker alleenstaande moeder. En het zijn nog steeds vaker vrouwen die een echtscheiding aanvragen. Er is nog heel weinig onderzoek naar gedaan, maar ik vermoed dat het de mannen zijn in de onderlaag, of de mannen die bang zijn om daarin terecht te komen, die het meest gevoelig zijn voor populistisch rechts, dat ze de kans geeft om hun angsten te projecteren op asielzoekers die hun banen af zouden komen nemen, of op die feministen die gemene zaak maken met de moslims, tegen hen, de gewone witte mannen die hun status aan het kwijtraken zijn. Als ik gelijk heb, is het dus een kwestie van twee processen die met elkaar verweven zijn: mannen die dreigen het niet meer te redden met hun traditionele mannelijkheid, omdat ze daar geen status meer mee kunnen veroveren op de arbeidsmarkt, tegelijk met de eis van vrouwen, die vaak noodgedwongen en niet altijd uit vrije wil voor zichzelf moeten zorgen, dat ze ‘inschikken’ en niet alleen met een pilsje op de bank blijven zitten. Ook als het gaat om mannelijkheid is het persoonlijke dus politiek. Ik kom er nog op terug.
Keerpunt
Mochten er al mannen zijn die dit boek ter hand hebben genomen, en tot hier zijn gekomen zonder het in een hoek te kwakken, dan mag ik aan nemen dat er toch wel gevoelens over zijn waarom ik zo ‘negatief’ over mannen schrijf. Is dat niet het omgekeerde van vrouwen bashen? Moeten nu alle mannen er aan geloven? Ik probeer duidelijk te maken dat ik het heb over de gevolgen van een rigide mannelijkheid. Achter die facade, achter dat repertoire zit een mens die niet zo anders is als ik, in de wezenlijke behoeften die we hebben: dat we kunnen liefhebben en dat er van ons gehouden wordt. Dat we ons kunnen verwezenlijken in het leven, dat we worden gezien en gerespecteerd om wie we zijn. De moeilijkheid daarbij is dat zoveel mannen zich met ‘mannelijkheid’ identificeren, dat ze het gevoel hebben dat er niets meer van ze over blijft wanneer ze niet aan de mannelijkheidscoderingen kunnen voldoen: beter en anders zijn dan vrouwen, onder andere. Waarmee ik al tot de vijand behoor omdat ik vind dat vrouwen praktisch alles wat mannen kunnen ook kunnen en ook zouden mogen doen. Er zit in traditionele mannelijkheid veel wat waardevol is, en wat we niet kwijt zouden hoeven. Kinneging noemt de mannelijke eigenschappen op, ‘een man zijn betekent: je niet laten intimideren, je niet bang laten maken, niet bij het minste of geringste opgeven, niet laf zijn, maar moed tonen, mentale kracht, wilskracht, onverstoorbaarheid, doorzettingsvermogen, onverzettelijkheid’. Mooie eigenschappen, als die onverstoorbaarheid geen facade wordt, en de onverzettelijkheid niet rigide. Maar wacht even, ik kom met dat rijtje ook een heel eind. Ik ben bepaald niet laf, en aan mijn doorzettingsvermogen zou niemand hoeven te twijfelen. En ben ik geen vrouw?
Dit is het misverstand: dat dit niet alleen specifieke manneneigenschappen zijn, maar ook moeten blijven. En dat vrouwen de complementaire rol moeten blijven spelen, zodat mannen zich stoer kunnen blijven voelen. En bovendien: wie heeft bedacht dat je niet én moedig kunt zijn, én zorgzaam en invoelend? Mijn zoon heeft mij een keer een geweldig compliment gegeven, zonder dat dat de bedoeling was. Hij werd geïnterviewd, als zoon van een feministe, met de kennelijke bedoeling om daar een verhaal aan over te houden hoe lastig het was als jonge man de zoon te zijn van een bekende feministe. Daar had mijn zoon andere ideeën over. Op de vraag wat hij van mij had geleerd zei hij: ‘dat vrouwen tegelijk sterk en kwetsbaar kunnen zijn’. Kijk, en datzelfde denk ik ook over hem als man. En wens dat andere mannen ook toe.
Er zijn mannen die dat allang zelf hebben ontdekt. Die niet alleen bondgenoten zijn met het feminisme uit een gevoel van rechtvaardigheid, of, wat voor leven ze zich hun dochters toewensen., maar omdat zij zelf volledig mens willen zijn, hoe wollig dat ook klinkt. Omdat ze er willen zijn voor hun kinderen, omdat ze willen dat hun vrouw of vriendin net zo goed bij hem kunnen schuilen als hij bij haar. Omdat ze, zoals het zo mooi in de koran staat, elkaars mantel willen zijn, elkaars bescherming. En omdat ze als man al hun menselijke eigenschappen willen ontplooien, niet alleen dat door Kinneging goedgekeurde rijtje. Dat roept bij veel mannen kennelijk angst op dat ze straks overbodig zullen zijn, als ‘echte’ mannelijkheid het niet meer doet. Of dat er als mannen en vrouwen meer op elkaar zouden lijken, ‘alles hetzelfde wordt, het leven saai en flauw als een glas doodgeslagen bier’ zoals Eelco Smit, die het Boek voor mannen schreef, en nog helemaal gevangen zit in de mythe dat de feministen hem zijn mannelijkheid willen ontnemen, en dat vrouwen het veel makkelijker hebben in deze feminien geworden wereld: ‘een basaal verschil tussen het vrouw-zijn en man-zijn, is dat een vrouw altijd een vrouw is, terwijl een man een man moet worden’. Mijn stelling is dat mannen en vrouwen hun eigenheid niet verliezen wanneer ze minder vast zitten in de gendercoderingen, maar stuk voor stuk veelzijdiger worden, flexibeler in hun gedrag, stoer als dat leuk is, en lief als dat gewenst is. Een stuk verrassender dan de cliché mannetjes en vrouwtjes, Barbie en Ken, Tarzan en Jane, Jan Klaassen en Katrien.
Gary Barker noemt zichzelf een mannelijke feminist. Maar waarom zouden mannen geïnteresseerd moeten zijn in meer gelijkheid tussen vrouwen en mannen, wat hebben ze er bij te winnen? Barker heeft het over zijn eigen geschiedenis, over zijn jeugd in Texas, toen er maar twee modellen waren voor mannelijkheid: je was een hippie of een stoere cowboy. Zelf had hij het geluk een vader te hebben met een nogal ‘vrouwelijk’ beroep, als maatschappelijk werker. Hij kwam dus veel in aanraking met wat toen nog vrouwenzaken gevonden werden: geweld binnen gezinnen, kinderen die daar ook onder leden. Mannen in alle soorten van crises. Er was toen nog geen taal om al die verschijnselen te begrijpen en in verband te brengen met gender. En dat is wat het feminisme ons gegeven heeft, zegt Barker, tegen zijn publiek in een zaal in Felix Merites in Amsterdam. Het feminisme gaf ons woorden om de werkelijkheid mee te onderzoeken. Ook de werkelijkheid van mannen. Bijvoorbeeld dat wij niet genetisch voorbestemd zijn om gewelddadig te worden, maar dat we agressie hebben aangeleerd.
Een keerpunt in zijn leven was toen hij meemaakte hoe een jonge man een andere jonge man had doodgeschoten, en hij begon te begrijpen dat dat drama iets te maken had met de manier waarop mannen zichzelf zagen, en hoe ze dachten dat ze zich gedragen moesten. Mannelijk geweld begint er meestal mee dat jongens thuis meemaken dat hun moeder wordt geslagen. Het is belangrijk dat mannen een veilige plek hebben waar ze kunnen praten over wat ze als jongen zelf mee hebben gemaakt. Over de machteloosheid die ze toen voelden, over het stoere gedrag dat ze zich toen gingen aanmeten, en wat dat nu weer betekent voor hoe ze met vrouw en kinderen omgaan. En het is ook belangrijk om te begrijpen dat er ook mannen zijn met een beroerde jeugd die niet gewelddadig worden.
Barker werkt met jonge mannen in de favela’s, de armoedegetto’s in Brazilië, waar mannen vaak ten onder gaan aan een machopatroon van drank en drugs, van werkloosheid en criminaliteit, van geweld, tegen elkaar en tegen vrouwen, en waar mannen vaak in de gevangenis belanden. En wat wacht er dan op hen als ze daar weer uitkomen? Vaak is hun leven zo naar de knoppen dat ze alleen aansluiting vinden bij een van de criminele bendes.
Dit is de invalshoek waarmee Barker en zijn medewerkers proberen de mannen te bereiken: het vaderschap. De meeste mannen willen een beter leven voor hun kinderen dan ze zelf hebben gehad. Door met mannen te beginnen over hun kinderen raak je ze in hun hart. En een van de boodschappen die Barker voor die mannen heeft is dat je een beter leven krijgt als je andere keuzes maakt, een keuze voor verantwoordelijkheid. Een keuze voor hun kinderen. Uit alle onderzoeken, of dat nu India, Kroatië of Brazilië is, blijkt dat mannen gelukkiger zijn als ze een aardige relatie met hun kinderen hebben – en ook met hun vrouwen. Ook de seksuele relatie knapt er van op – melden de vrouwen. Dit in tegenstelling tot het aloude stereotype dat vrouwen een macho aantrekkelijker zouden vinden dan een man die zijn kind een flesje geeft en ook wel eens stofzuigt. Let wel, zegt Barker, zorgen voor kinderen is geen garantie op een gelukkig seksleven, maar het verhoogt de kans wel aanzienlijk, en ook daarvoor zijn mannen gevoelig.
In de favela’s werken ze om te beginnen met mannengroepen, volgens het aloude praatgroepmodel, dat ook in de vrouwenbeweging zo succesvol is geweest. Je moet die mannen een beetje overhalen, ze lokken met wat te drinken en te eten, niet meteen beginnen over geweld, zegt Barker. We zeggen bijvoorbeeld dat we het er over gaan hebben hoe ze een beter seksleven kunnen krijgen, dat slaat meer aan. Dat vervolgens blijkt dat het erg helpt met de seks als ze ophouden met slaan komt dan later. Eerst is het de zaak om een veilige sfeer te scheppen, waarin mannen eerlijk kunnen zijn tegen elkaar en niet meer zo stoer hoeven te doen. Een sfeer waarin ze kunnen vertellen dat ze wel eens bang zijn, dat ze op hebben geschept over seks en dat het in werkelijkheid nogal tegenvalt. Ze moeten het kunnen hebben over hun teleurstelling, als die leuke meiden liever een gangster willen met veel geld en een motor, die er tenminste voor kan betalen wanneer ze zwanger is.
Vrouwen kunnen er dus veel aan doen om bij te dragen aan de rehabilitatie van mannen. En er moet veel meer over nagedacht worden hoe je mannen zover krijgt dat ze zich verantwoordelijker gaan gedragen. Dus: schakel de mannen niet geheel uit. Als die het gevoel hebben dat ze niet meer nodig zijn als kostwinner laten ze het er helemaal bij zitten. Geef ze een kans om werkelijk verantwoordelijk te zijn voor hun gezin. Vergeet niet dat mannen daar ook hun trots aan ontlenen, hun gevoel voor eigenwaarde. Kijk eens hoeveel mannen depressief worden, hoe ze zich schamen als ze hun gezin niets te bieden hebben, hoe vaak ze dan hun toevlucht zoeken in drank, hoe vaak het dan tot geweld komt. Armoede is slecht voor vrouwen, maar het is ook slecht voor mannen. Mannen kunnen ook hun eigenwaarde ontlenen aan een voorbeeld zijn voor andere mannen, meehelpen om het geweld tegen vrouwen terug te dringen. “Some men hurt women, all men can help.”
Barker maakt mee hoe mannen een doorbraak hebben, eindelijk eerlijk durven zijn over hoe mislukt ze zich voelen, hoe ze hun vader hebben gemist, eindelijk kunnen huilen. We krijgen een kleine film te zien van een man die terug uit de gevangenis het vaderschap heeft ontdekt, en hoe lief hij met zijn kind omgaat. Ik denk dat veel mensen in de zaal tranen in hun ogen hebben, ik in ieder geval wel.
En zo is er Byron Hurt, een zwarte Amerikaanse man, die een stuk schreef: “Why I am a male feminist’. Hij was als jongetje getuige van het ongelukkige huwelijk van zijn ouders. Zijn vader sloeg niet, hij heeft dat tenminste nooit gezien, maar ze hadden vaak ruzie en zijn vader had altijd de overhand. Als kind had Byron een speciale band met zijn moeder, maar het deed hem zeer dat ze zo met zich liet doen. Dit was de boodschap die hij van zijn moeder meekreeg: ‘Byron, behandel jouw vrouw nooit zoals je vader mij behandelde.’ Maar toch, toen hij ouder werd bleek hij veel van het gedrag van zijn vader overgenomen te hebben. Hij kon er niet tegen als een meisje hem bekritiseerde, en hij werd er een meester in om meisjes onzeker te maken door lullige opmerkingen over hun gewicht of hun kleren. Een beetje per ongeluk kwam hij bij een Mentors in Violence Prevention Project terecht toen hij een baan zocht. De vraag die hem door de leider werd gesteld hakte er meteen in: ‘Vertel jij eens, welke bijdrage levert de gewelddadigheid van mannen tegen vrouwen binnen de Afro-Amerikaanse gemeenschap aan die gemeenschap?’ Byron had er nog nooit over nagedacht dat al die mannen die hun vrouwen de baas wilden blijven, de mishandeling, de aanrandingen en verkrachtingen niet alleen heel schadelijk waren voor de vrouwen, maar voor de gehele zwarte gemeenschap.
Zijn ogen gingen open toen in een gemengde groep aan de mannen werd gevraagd wat zij allemaal deden om zich te beschermen tegen seksueel misbruik en geweld. Nou, niks. En toen de vrouwen. Die kwamen met een waslijst van alles wat ze deden om minder gevaar te lopen, nooit oogcontact maken met mannen op straat, omlopen als je er een stel aan ziet komen, een sleutelbos in de hand om te kunnen slaan, er aan denken wat je aan doet, nooit zonder vriendin ‘s nachts over straat – Byron had er nog nooit over nagedacht. Hij werd trainer. Hij begon de boeken te lezen van zwarte feministes als Angela Davis en bell hooks. Want hij had altijd gedacht dat feminisme iets was van witte lesbische mannenhaters. Die boeken brachten hem respect bij voor die vrouwen, voor hun moed en eerlijkheid. En sindsdien heeft hij besloten dat het feminisme er ook is voor hem, dat het mannen kan bevrijden uit het keurslijf van traditionele mannelijkheid. Want hij dacht terug aan zijn moeder. ‘Wanneer we vrouwen pijn doen, beschadigen we ook onszelf. En onze gemeenschap’. Ook zijn vader leerde om milder te zijn. Voor zijn vader stierf, in 2007, droeg hij met trots het petje dat zijn zoon voor hem had meegebracht: Stop Geweld Tegen Vrouwen, stond daar op. Dus hoezo zouden mannen geen feministen kunnen zijn?