O SCHRIK! Het werd tijd, om met Lotje Linker Sok en Max naar de dokter te gaan, om zoals dat eufemistisch heet, ze te laten ‘helpen’. Want ze zijn inmiddels vijf en een halve maand, bijna oud genoeg om zich voort te planten, en in tijden van nood maakt het katten niet uit dat ze broer en zus zijn. Dus afspraak. Ik had nog extra een poezenrugzak gekocht, zodat ik ze niet samen in die ene tas hoefde te proppen, en met die rugzak hadden ze nog leuk gespeeld de vorige dag. Drin, druit, drin, druit. Maar nu ze er in moesten hadden ze opeens helemaal geen zin. Alsof ze het aan voelden komen.
Het lukte uiteindelijk en met twee verontwaardigd blèrende diertjes zat ik in de tram. In het stukje lopen naar het kliniek voelde ik Lotje op mijn rug heftig woelen, maar gelukkig, dacht ik, werd ze toen rustig. Tot ik bij de dokter aangekomen de rugzak afdeed, merkte dat het luikje al open was, en…. poes weg. O help o help o help, die had zich er onderweg uit gewurmd en was op straat gesprongen en ik had dat niet gemerkt. En nu was ze ergens buiten, op de drukke Overtoom met veel verkeer en lawaai, en ik dacht in paniek, die ben ik kwijt, die is gaan rennen, die vind ik nooit meer terug.
De straat op, dom Lotje Lotje Looooootje roepend. Ik was al totaal overstuur. En zag haar nergens. Tot ik vlak bij de tramhalte waar we waren uitgestapt. Ik riep nog eens Lotje waar ben je! En toen een klein wonder. Ze had mijn stem gehoord en antwoordde, met haar karakteristieke piepje: iiiieeeeeuw! Daar zat ze, in een plantenbak, klein zwart diertje, braaf te wachten tot ik haar zou komen halen. Ik nam haar in mijn armen. O Lotje.
Ze zijn geopereerd, alle twee, en ik nam ze nu onder veel minder protest weer mee naar huis. Daar waren ze weer helemaal blij. Eten, poepen, weer eens een plant omgooien, lekker tegen mij aan liggen en knetteren van geluk.
Op de foto ligt Lotje op haar zebrastoel, met een ruitje in haar buik.