De moslims: tussen participatie en radicalisme
In de meeste betogen over wat er allemaal mis zou gaan met de multiculturele samenleving en met de islamisering die volgens sommigen dreigt en volgens anderen al aan de gang is (“moskeeën rukken op”) wordt de aandacht vooral gevestigd op de moslims, op Turken en nog meer op Marokkanen. In mijn betoog, waarin ik in grote lijnen het boek van Tillie heb gevolgd begon ik voor de verandering eens met aandacht voor de ‘ontvangende samenleving’ , de ‘autochtonen’ die in een cargocult verkeren. Dat vinden die autochtonen zelf uiteraard niet prettig, want die hadden al besloten dat het probleem niet bij hen lag maar bij de migranten, de moslims. Van wederzijdse aanpassing of van zoeken naar gezamenlijkheid is wat hen betreft geen sprake: “zij hebben zich maar aan te passen en anders rotten ze maar op”. Maar uiteraard heeft het proces gevolgen aan beide kanten. Tillie besteedt een aantal hoofdstukken aan de moslims/migranten die in Nederland onder vuur liggen.
In deel 2 zei ik dat Tillie geen aandacht besteedde aan al die initiatieven die juist een gevolg zijn van het feit dat moslims steeds meer onder vuur zijn komen te liggen. Dat is niet helemaal waar. Het effect is tweeledig, zegt Tillie, aan de ene kant zien we politieke mobilisatie. De opkomst van Nederlandse moslims bij de gemeenteraadsverkiezingen is sterk gestegen. De cult vergroot, paradoxaal, de politieke integratie van allochtone Nederlanders. Maar tegelijk is ook een ander proces gaande. De angst binnen de cargocult genereert zijn eigen gelijk: het risico op moslimradicalisme en extremisme stijgt ook.
Aan de rechterzijde van het politieke spectrum maken veel autochtone Nederlanders zich grote zorgen over de integratie van moslims, en die zorg uit zich vaak in culturele termen: ‘ze’ willen vrouwen niet de hand schudden, zijn tegen de scheiding Kerk en Staat, onderschrijven de normen en waarden van de democratie niet, en voelen zich meer Marokkaan of Turk dan Nederlander. Voor nog rechtser, de Wildersaanhangers, is er maar één islam, en die is verkeerd, en zijn alle moslims potentiele terroristen. Terwijl gewoon rechts zich afvraagt of de moslims wel kunnen en willen integreren weet nog rechtser het zeker: dat willen ze niet en ze kunnen het niet. En zoals ik al zei, hier, die meningen blijven resistent tegen het aangedragen onderzoeksmateriaal en de zichtbare feiten: de meeste migranten met moslimachtergrond integreren uitstekend.
(Kijk bijvoorbeeld naar de schoolresultaten: uit Marjo Buitelaar, Van huis uit Marokkaans: Migrantenkinderen doen het even goed als kinderen van Nederlandse afkomst met dezelfde kenmerken. De groep ‘succesvollen’ neemt dan ook snel toe. Begon in 1955 nog maar 15% van de achttien- tot twintigjarigen van Marokkaanse herkomst aan een opleiding in het hoger onderwijs, in 2005 was dit meer dan verdubbeld tot 33%. Het instroompercentage autochtonen steeg in dezelfde periode van 43 naar 54%. De verschillen worden dus kleiner. Vn de studenten van Marokkaanse afkomst haalde in 2004 uiteindelijk 55% een eidn diploma, tegen 65% van de autochtone studenten. Ook dit verschil neemt af.)
De meeste moslims zijn hier thuis
Uit alle onderzoeken blijkt wat iedereen al kon weten die genoeg kontakt heeft met islamitische Nederlanders zelf: de meesten voelen zich geheel thuis in een democratie die ook hen vrijheid geeft, ze hebben veel meer behoefte aan de vrijheid om moslim te zijn dan dat ze zouden streven naar een islamitische staat. Waar ze last van hebben is het aanhoudende wantrouwen, en het gevoel dat ze voortdurend examen moeten doen – waar ze dan ook nog voor zakken als ze niet bereid zijn hun tweede paspoort meteen op te geven, geen zin hebben om homo’s te omarmen, hun ouders die er nog traditionele opvattingen op na houden niet af willen vallen, en op willen komen voor het recht van vrouwen om een hoofddoek te dragen, zelfs wanneer ze dat zelf niet doen.
Maar het overgrote deel van de mensen die het gevoel hebben voortdurend onder vuur te liggen kiezen er voor om te reageren binnen de mogelijkheden van de democratie. Tillie stelt dat de hoge opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 een massaal democratisch antwoord zijn van de moslims.
Maar daarmee is het onbehagen nog niet weggenomen. Bij een kleine groep stijgt de gevoeligheid voor radicalisme en extremisme.
Aangezien we dergelijke termen vaak gebruiken zonder van elkaar te weten wat we er precies mee bedoelen lijkt het geen overbodige luxe om het daar over te hebben. Tillie geeft in zijn boek college, en ik volg hem. Radicalisme, is niets anders dan het streven naar diepgaande en vergaande veranderingen (radicaal betekent letterlijk: tot op de wortels). Dat kan met gebruik maken van niet-democratische middelen, maar het hoeft niet. Extremisme is de sterkste vorm van radicalisme en kenmerkt zich door het gebruik van geweld.
Radicalisme, dat soms de maatschappelijke orde zelf ter discussie stelt, kan een maatschappelijke functie hebben; soms wijst het ons op problemen in de samenleving die nog niet benoemd waren. Radicalen kunnen voorlopers zijn van maatschappelijke bewegingen. Denk aan radicale feministes – nu is het grappig genoeg rechts die vindt dat gelijkheid tussen de seksen de norm is waarmee de allochtone Nederlanders moeten worden gemeten. Denk aan de milieuactivisten – nu weet iedereen dat er een klimaatprobleem is. Denk aan homoactivisten, denk aan de eerste socialisten, denk aan de anti-oorlogsbewegingen, denk aan Malcolm X en de strijd tegen racisme – nu is er een gekleurde president in de VS. Radicalisme kan dus een maatschappelijke functie hebben die de democratie in beweging zet, extremisme is niet verenigbaar met de democratische rechtsorde.
Het radicaliseringsproces begint vaak bij groepen mensen of individuen die zich niet thuis voelen in de maatschappij, een samenleving waar men niet bij wil horen. Leidt dat tot extremisme, dan wordt niet alleen de maatschappij afgewezen, maar ook de democratische waarden en normen, en men presenteert de eigen ideologie als universeel geldende, die desnoods met geweld aan de bevolking moet worden opgelegd. Het is uniformiteit tegenover diversiteit, onverdraagzaamheid tegenover tolerantie, en bevel tegenover dialoog. We hebben een Europees voorbeeld gezien in het links-extremisme van de Rote Armee Fraction in de jaren zeventig in Duitsland.
Het is voor het functioneren van een democratie niet noodzakelijk dat alle burgers alle democratische waarden, zoals diversiteit, tolerantie, dialoog en de bereidheid om compromissen te sluiten even actief ondersteunen. Wel moet een groot deel van de bevolking deze waarden dragen, of op zijn minst passief ondersteunen. Overigens wordt nogal eens vergeten dat radicalisering niet per definitie een eenrichtingsverkeer is. Veel volwassen burgers van nu hebben in hun jeugd, in welke politieke richting dan ook, een radicale fase gehad.
Radicalisering heeft fases, het begint vaak met een vertrouwenscrisis, de kritiek wordt geformuleerd in ideologische termen, er wordt een eigen taal en een eigen gedragscode ontwikkeld. Dat kan dus net zo goed de taal van de koran zijn, met de daarbij behorende kledingsvoorschriften, als het leren jack van de kraakbeweging, of de lonsdalekleren van de skinheads. Tweede fase is een legitimiteitsconflict. De legitimiteit van het systeem zelf wordt ter discussie gesteld. De koranlezer gaat de islamitische staat verdedigen, de kraker wordt anarchist of communist, en de skinhead wordt neonazi. De kritiek ten aanzien van het systeem breidt zich uit naar de bewoners, die worden afgewezen, en de activisten zien zichzelf als strijders tegen het kwaad. Homoseksuelen worden ‘erger dan varkens’, ongelovigen worden ‘goddeloos’, leden van de heersende klasse worden ‘kapitalistische zwijnen’, en negers worden ‘een inferieur ras’. De beweging is geïsoleerd van de buitenwereld en leeft in een eigen realiteit.
Islamitisch radicalisme is een religieus geïnspireerde vorm van radicalisme. Maar daarbinnen zijn weer grote verschillen. Salafisme is het beste te vertalen als orthodox-religieus. Veel hedendaagse otrthodoxe moslims noemen zich salafi, waarmee bedoelt wordt dat men probeert zo vroom te leven als de moslims ten tijde van de profeet. Salafi’s bepleiten de terugkeer naar de zuivere islam, met de koran en de hadieths (overleveringen) als enige bronnen van geloof. Vernieuwingen en interpretaties zijn taboe – (hoewel in de praktijk blijkt dat elke lezing van de koran een interpretatie is)
Net als radicalisme heeft ook fundamentalisme uiteenlopende betekenissen. De grondslag van het fundamentalisme is de opvatting dat de religieuze gemeenschap belegerd wordt door vijanden, dat religie naar de marges van de samenleving wordt gedrukt door het seculiere, verdorven westerse gedachtengoed, en om dit tegen te gaan moet de religieuze gemeenschao worden versterkt. Fundamentalisme is dus anders dan salafisme geen stap terug, maar een ‘innovatief traditionalisme’, de bedreiging van het geloof vraagt om een neiuwe antwoord, dat ondersteund wordt met de heilige teksten. Kenmerk van fundamentalisme is de neiging tot absolutisme, het eigen geloof vormt de enige waarheid, een absolute indeling in goed en kwaad, en een geloof in de eigen onfeilbaarheid. Ook de fundamentalisten leven in een cargocult, met het geloof in de verrijzenis van het goede, gepaard gaand met de ondergang van de wereld.
En met de term islamisme wordt bedoeld een politiek georienteerde ideologie, die feitelijk een breuk vormt met de niet-politieke traditie van de islam. (Zie hierover ook het stuk gebaseerd op het boek van Roy, hier) Het islamisme is gebaseerd op het gedachtengoed van het salafisme, maar gaat verder qua politieke invulling. Zij zien de islam als basis voor de samenleving en al haar instituties, een islamitische staat, waarin het rechtssysteem gestoeld is op de sharia, en alle vormen van onrecht en corruptie worden bestreden.
De gevoeligheid voor radicalisering en de vicieuze cirkel van de cargocult
De meerderheid van de Nederlandse moslims is niet radicaal en niet fundamentalistisch. De groep die neigt tot radicalisering is klein, en ook onder hen bestaan nog grote verschillen. De apolitieke salafisten, bijvoorbeeld, volgen hun religieuze leiders en accepteren het feit dat ze in een niet-islamitische samenleving leven. Ze hebben als groep geen politieke ambities. Maar politieke salafi’s – salafi-jihadi’s, vinden het urgent dat het verval van de moslimwereld een halt wordt toegeroepen en willen de vestiging van een islamitische staat. Ook als daar geweld voor nodig is.
Tillie heeft een onderzoek gedaan naar de gevoeligheid voor radicalisering, dat wil zeggen, moslims zijn gevoelig voor radicalisering als ze een orthodox-islamitisch gedachtengoed combineren met politiek activisme in de strijd voor de islam in Nederland. Een groot deel van de onderzochte Amsterdamse moslims heeft of religieuze denkbeelden, of het gevoel dat de islam een politiek strijdpunt is, maar niet beide tegelijk. Een kwart van de groep is zeer gematigd orthodox en vindt het islamdebat weliswaar negatief, maar is niet van plan om actief te worden. En bij ongeveer 2% van alle Amsterdamse moslims, gaat het om een relatief sterke orthodoxie die samengaat met de wens zelf iets te doen aan het negatieve islamdebat. Deze groep is het gevoeligst voor radicalisering, wat dus nadrukkelijk niet zegt dat dat ook gaat gebeuren.
Orthodoxie en politiek activisme zijn twee onafhankelijke variabelen. Iemand kan een politiek activist zijn maar niet orthodox, iemand kan orthodox zijn maar geen politiek activist. Er is dus geen enkele reden voor, zegt Tillie, om bang te zijn voor de organisatie van orthodox-islamitische moslims, die een plek zouden willen in het democratische proces. (Ik kom daar nog op terug in het laatste stuk). Orthodoxie op zich zegt nog niets. Wat wel iets zegt: dat radicalisering vooral voorkomt bij jongeren die een sterke verbondenheid voelen met de etnische groep, zich gediscrimineerd voelen, een groot politiek wantrouwen hebben en in een groot isolement zitten.
Het belangrijke punt dat Tillie maakt, is dat juist de hysterie van het debat over de multiculturele samenleving het gevoel van discriminatie, van isolement, en het politieke wantrouwen voedt. “Zo baart de cult zijn eigen radicale baby’s. Tillie:
Het collectieve autisme en het sociale isolement leiden niet alleen tot sociale desoriëntatie onder de autochtone Nederlandse bevolking en tot verhoogde kans op radicaliseringsprocessen bij de Nederlandse moslims. Dit komt omdat het klimaat van de Nederlandse cargocult de psychologische onveiligheid van de moslims vergroot. Vergroting van de psychologische onveiligheid roept een mechanisme in leven dat sterk lijkt op de sociale desoriëntatie die we bij de autochtone Nederlanders zagen.
De cargocult houdt zichzelf, als een vicieuze cirkel, in stand. Sociale desoriëntatie bij de autochtone Nederlander leidt tot psychologische onveiligheid bij de moslimbevolking. Psychologische onveiligheid bij de moslims vergroot de gevoeligheid voor radicalisme en extremisme, wat weer de sociale desorientatie bij de autochtone bevolking versterkt. Deze vicieuze cirkel wordt gevoed door een hysterisch debat over de multiculturele samenleving en een angstige politieke elite die niet wil of durft in te grijpen. Het politieke wantrouwen in Nederland stijgt en de legitimiteit van de democratie ligt onder vuur. Voor democraten is dit, zacht uitgedrukt, een onwenselijke situatie. Dus is de vraag: hoe de cargocult te doorbreken?
Laatste deel volgt. Hier eerst tussendoor: Buitelaar over Marokkaanse migrantendochters.
Mw. Meulenbelt, mijn complimenten. Een goede en duidelijke uitleg. Het zal best wel weer reacties opleveren van mensen die niet WILLEN begrijpen, maar ik hoop dat het ook voor velen een eye-opener zal zijn.
Bregje
In 2006 heeft de BBC een driedelige documentaire uitgezonden die: “The Power of Nightmares” heet. Ik vond het bijzonder verhelderend om te leren waarom autochtone mensen bang zijn voor de Islam. Veel mensen zien het verschil tussen Islam en IslamiSme niet. Als je de angst voor het onbekende kunt wegnemen, zullen wellicht meer mensen ‘ontdekken’ dat je buren niet alleen van bv.v. Marokkaanse afkomst zijn, maar ook nog eens bijzonder aardige mensen blijken te zijn. Wel zou ik heel graag zien dat er oplossing komt voor die jongens (en steeds meer meisjes, jammer genoeg) die zich vaak zeer storend gedragen en soms zelfs gewelddadig worden. Daar heb ik schrik van, want met een aantal zijn ze soms behoorlijk bedreigend. Gewoon praten gaat echt niet, dan. Als je ze alleen, of met zijn tweetjes treft, blijken het vaak best leuke kids te zijn. Peer pressure kan dus negatief werken op die pubers en door dat gedrag – ze zijn vaak negatief in het nieuws – worden mensen weer angstig voor ‘Moslims’, omdat ze meestal geen een Moslim kennen. Onbekend maakt onbemind is een oud spreekwoord, maar gaat wel op. Ik hoop met jullie dat aan beide zijden meer begrip voor elkaar ontstaat en dat die angst voor wat we niet kennen, gaat verdwijnen.
Vanmiddag naar de NMO gekeken, interessante uitzending, over jongeren ‘zoekend naar je islam’. Om verschillende redenen kunnen jongeren, adolescenten, op zoek gaan naar wat de islam voor hen persoonlijk betekent. Soms is dat door de omstandigheden – 9/11, of de ‘islamdiscussie’ in Nederland, soms is dat ook typisch de leeftijdsfase, de eigen weg zoeken, het anders willen dan de ouders. Die juist niet willen dat je een baard draagt, of juist wel willen dat je een hoofddoek draagt. Vooral het verhaal van Omar Bantvawala vond ik interessant. Bij hem begon het met 9/11, en hij zegt zelf dat hij begon te radicaliseren, tot hij teruggevoerd werd naar de werkelijke islam. Het illustreert vooral wat hierboven al staat: orthodox worden is niet hetzelfde als radicaliseren.
De uitzending wordt opnieuw uitgezonden op zaterdag 2 mei 2009, om 10.20 Nederland 2.
Of op de website http://www.nmo.nl