Vrouwen en vrede

Symposium in Utrecht van het Landelijk Beraad Vredes Organisaties. Over resolutie 1325 van de VN veiligheidsraad.
Veel van de oude rotten van de vredesgroepen aanwezig.

Ook mensen die ik niet kende. Mijn mede inleiders bijvoorbeeld. Ik vond het leuk om kennis te maken met Immanuel Korthals Altes, lid van de Taskforce Vrouwen Veiligheid en Conflict. Hij heeft gewerkt en veel gereisd in het voormalige Joegoslavie, vooral in Macedonie, waar ik maar even heb gewerkt. Herkenbare verhalen. En met Sahro Mohamed, uit Somalie, opgevoerd als ervaringsdeskundige. Zij vlocht haar eigen ervaringen, uit Somalie en Kenia door haar betoog over de resolutie heen – ik was het erg met haar eens. Als je de resolutie, die aanbeveelt om meer aandacht te vestigen op vrouwen als slachtoffers van gewapende conflicten, maar ook meer in te schakelen bij preventie en wederopbouw serieus wilt nemen moet je heel concreet kijken naar de situatie van vrouwen in verschillende landen.


(Immanuel Korthals Altes)


(Sahro Mohamed)

Ik was gevraagd om een inleiding te houden over de vraag wat de resolutie betekent voor de verhouding tussen mannen en vrouwen. Daar had ik even over gepiekerd. Ik weet helemaal niet wat de resolutie gaat betekenen, anders dan een mooie aanbeveling op papier, en al helemaal niet voor de verhouding tussen mannen en vrouwen. Welke mannen en vrouwen, waar? Dus besloot ik maar om een eigen verhaal te houden, over vrouwen en oorlog, aan de hand van de ervaringen die ik opdeed in mijn werk in conflictgebieden. En te hopen dat ik daarmee enige inspiratie zou bieden voor de discussie.

Dit was mijn verhaal (ongeveer, want ik werk bij voorkeur met steekwoorden en las het niet op van papier)

In de eerste plaats heb ik wat op te biechten, hier in het gezelschap van vredesactivisten. Ik ben niet zo’n pacifist van huis uit. Uiteraard ben ik voor geweldloze methoden om conflicten op te lossen – als dat kan. Maar soms kan het niet. Ik ben nooit vergeten dat ik zelf in de hongerwinter ben geboren, terwijl mijn familie min of meer ondergedoken was, en het onwaarschijnlijk is dat ik nog zou hebben geleefd wanneer Nederland niet bevrijd was – door een leger. Hadden die destijds gewacht tot er op vreedzame wijze een eind zou komen aan de Tweede Wereldoorlog, dan zou het verhaal erg anders zijn afgelopen.

En in de tweede plaats ben ik erg voor vrede, vind het fantastisch als vrouwen zich daar voor inzetten, maar heb nooit geloofd dat vrede specifiek een vrouwenonderwerp is. Ik geloof eerlijk gezegd niet dat vrouwen vredelievender zijn van nature – misschien komt dat omdat ik mezelf ken. Ik geloof ook niet dat de wereld er per definitie beter van wordt met vrouwen aan de macht: denk aan Margaret Thatcher. Denk aan het meest moorddadige regime van nu, ik weet niet of ik nu al op een paar tenen ga staan, maar ik meen het: de VS. Wat moeten we denken van Condoleezza Rice? Wat moeten we denken over onze eigen minister Verdonk? Is haar beleid humaner omdat ze een vrouw is?

Waar ik als oude feministe wel in geloof is dat vrouwen, die wereldwijd vooral de ‘caretakers’ zijn, een betere positie verdienen, ik ben, uiteraard, erg voor emancipatie, voor empowerment, en ik vind ook dat er meer aandacht moet zijn voor de rol van vrouwen in oorlogen. Ook daar heb ik uit mijn eigen geschiedenis de voorbeelden van. Ook als we terugdenken aan het verzet in onze eigen laatste oorlog, dan hebben we het vooral over de mannen. Er is altijd al te weinig aandacht geweest voor de naamloze vrouwen die zich inzetten, de ‘koerierstertjes’ die joodse kinderen in veiligheid brachten, mijn moeder was er ook zo een, en de vrouwen die onderduikers huisvestten. Ik weet uit de verhalen hoe dapper vrouwen waren in de laatste hongerwinter, om hun gezinnen nog van enig voedsel te voorzien. En variaties op dat verhaal hoor je wereldwijd.

Ik zal vertellen vanuit welke ervaringen ik vandaag spreek. Ik heb zo’n vijfentwintig jaar lang les gegeven aan hulpverleners over vrouwenhulpverlening. In het verlengde daarvan heb ik ook, samen met collega’s, trainingen gegeven, met name in Zuid Afrika en in de landen van het voormalig Joegoslavie, vooral langdurig in Servie en Kroatie. En daarnaast werk ik ook al weer tien jaar in de Gazastrook, daar niet specifiek voor vrouwen, maar voor een organisatie van gehandicapten.

Ons werk in voormalig Joegoslavie begon met onze zorg over de vrouwen die tijdens de oorlogen daar waren verkracht. Het werd duidelijk dat het niet ging om toevallige incidenten, maar dat de verkrachting van vrouwen (en mannen, voegde Immanuel later terecht toe) werd ingezet als een systematisch middel om de vijand te vernederen. De eerste pogingen om hulp te bieden aan vrouwen die waren verkracht waren goedbedoeld, maar tegelijk werd duidelijk dat het geen zin had om aparte hulpverlening alleen vanwege verkrachtingen op te zetten. De vrouwen gaven zelf aan dat ze meestal te kampen hadden met hele lijsten van problemen. Wat vooral duidelijk werd dat er behoefte was aan het opzetten van hulp bij het bestrijden van geweld binnen gezinnen na de oorlogen. Veel mensen dachten nog dat het leven wel snel weer normaal zou worden nadat de oorlog was afgelopen. Wij weten nu dat dat niet het geval is. Overal ter wereld neemt het geweld in gezinnen – ik noem dat niet graag huiselijk geweld want dat klinkt zo huiselijk en dat is het helemaal niet – na een conflict eerder toe dan af. Dat was ook zo in Zuid Afrika, na de apartheid. Daar is een aantal redenen voor: de eerste dat overal waar gezinnen te kampen hebben met veel problemen ook het risico van geweld toeneemt. De tweede is dat de relatie tussen mannen en vrouwen door de oorlog vaak was veranderd. Wij weten dat geweld vooral voorkomt wanneer de relaties tussen mannen en vrouwen erg ongelijk zijn, en minder is wanneer er meer gelijkwaardigheid is. Maar we weten ook dat in de conflictueuze fase tussen ongelijkheid en meer gelijkheid er eerst een geweldspiek ontstaat. Dat is niet zo moeilijk te begrijpen. In de oorlog hebben de vrouwen die met de kinderen hebben overleefd vaak een sterker gevoel van eigenwaarde ontwikkeld. De mannen, die thuiskomen en vaak hun oude gezagspositie kwijt zijn, soms ook hun werk, komen vaak in conflict met hun vrouw die sterker en zelfstandiger is geworden. Dat verhoogt het risico op geweld. En dan mogen we ook niet vergeten dat de mannen die in de oorlog hebben gevochten vaak kapot zijn. Als we het hebben over traumatisering denken we vaak eerst aan de slachtoffers. Maar ook de mannen, die vaak zowel slachtoffer als dader zijn geweest zijn vaak zwaar getraumatiseerd. De regering van de VS maakt het niet graag bekend, maar we weten dat er meer Vietnam veteranen na de oorlog zijn gestorven door zelfmoord dan er gesneuveld zijn in Vietnam zelf. De mannen hebben vaak een geheel verstoorde agressiehuishouding overgehouden, en dat wreekt zich vaak binnen de gezinnen. Je kunt zeggen dat de oorlog mee naar huis is genomen. Dat heeft natuurlijk een grote uitwerking, ook op de vrouwen. Wat wij daar van leerden, en dat wil ik hier ook graag als discussiepunt inbrengen, is dat wanneer je werkelijk wat tegen geweld en voor vrouwen wilt doen, je niet alleen aandacht moet geven aan de empowerment van vrouwen, maar ook wat moet doen aan de mannen. Doe je dat niet, dan blijft het dweilen met de kraan open. De getraumatiseerde mannen, als daar niet mee wordt gewerkt, zijn bovendien de beste garantie voor de volgende oorlog. Kortom: toen wij daar nog werkten vonden wij het belangrijk om behalve met vrouwengroepen ook met politie en justitie te werken, en programma’s te ontwikkelen om de mannen te bereiken. En dat is nog heel wat moeilijker dan om vrouwen te mobiliseren.

In het voormalige Joegoslavie kwamen we erg actieve en moedige vrouwengroepen tegen, sommigen daarvan waren de hele oorlog actief gebleven, en hadden zich ook ingezet tegen de oorlog. In die moeilijke jaren bleven ze contact houden met de vrouwengroepen aan de andere kant van de grenzen, ze lieten zich niet tegen elkaar opzetten. Maar het is niet gezegd dat vrouwen, alleen maar omdat ze vrouwen zijn, altijd aan de kant van de vrede staan.

Neem het conflict Israel – Palestina. In Israel ken ik buitengewoon sterke vrouwengroepen. Om een voorbeeld te noemen: de vrouwen van Machsom Watch. Dat zijn joodse vrouwen van een zekere leeftijd, die bij de checkpoints gaan staan om toe te zien op de behandeling van Palestijnen door Israelische soldaten. We kunnen dat doen, zeggen ze, omdat we de leeftijd hebben van hun moeders en ze ons niet bedreigend vinden en vaak wel naar ons luisteren. Dat is een mooi voorbeeld van hoe vrouwen hun sekse in kunnen zetten. Maar er is ook een ander verhaal. Bijvoorbeeld dat van een koloniste uit de kleine nederzetting Kfar Darom in de Gazastrook, dat nu niet meer bestaat. Die vrouw, moeder van een groot gezin, maakte het mee dat een paar van haar kinderen zwaar verwond werden in een aanslag op een bus die kinderen naar school bracht. Wat bleek: diezelfde kinderen hadden twee jaar daarvoor ook al een aanslag op een bus overleefd. Ik vraag me dan af wat een moeder doet die haar kinderen meeneemt bezet gebied in en ze blootstelt aan herhaald geweld. Toen een journaliste die vrouw vroeg of het nu geen tijd werd om haar gezin te evacueren naar Israel zei ze nee, “want als wij weg gaan krijgen die Arabieren alles”.
Ik bedoel maar: ook die vrouw was actief, maar is dit een voorbeeld van vrouwelijk activisme waar we achter kunnen staan?

Ook aan de Palestijnse kant zie ik tegenstrijdigheden in het emancipatieproces. Aan de ene kant is juist door de nood die veroorzaakt is door de bezetting een groot deel van het emancipatieproces stopgezet. Er zijn goede vrouwengroepen die voor de rechten van vrouwen opkomen, maar ze zijn op dit moment nauwelijks actief. Het gaat nu veel meer om samen te overleven, dit is niet de tijd dat vrouwen in gevecht gaan met de mannen. Aan de andere kant schept de nood ook weer een niet bedoeld emancipatieproces, al was het maar omdat alle vrouwen die werk kunnen krijgen dat aan zullen nemen, en mannen daar veel minder dan vroeger bezwaar tegen zullen maken.

En daarmee kom ik aan een ander punt. Ik ga er van uit, dat wanneer we werkelijk iets willen doen aan een rechtvaardige vrede in het Israelisch-Palestijnse conflict, we er niet omheen kunnen om politiek stelling te nemen. Het is niet voldoende om alleen te zeggen dat we voor vrede zijn, het is niet genoeg om alleen te blijven hameren op geweldloze middelen, het gaat daar niet om twee gelijke partijen die met elkaar in gesprek gebracht moeten worden, al denken veel mensen daar nog steeds wel zo over. En al hebben we in Nederland de neiging om makkelijk terug te vallen op een oud gezegde dat waar er twee vechten er ook twee schuld hebben. We hebben te maken met een bezettende mogendheid, met een staat en een leger aan de ene kant, en een bezet volk, dat alleen lijfelijk in verzet kan komen aan de andere kant. Het gaat om vergaande schendingen van de mensenrechten, van de conventies van Geneve, met de steun van Amerika. Wat ik daarmee bedoel te zeggen is dat ook vredesgroepen niet om politieke stellingname heen kunnen.

Kortom, ik zie een aantal punten:
– Dat het uit het oogpunt van emancipatie mooi is als er meer vrouwen worden opgenomen in het leger, maar dat dat van geen kant garandeert dat datzelfde leger daarbij vreedzamer of rechtvaardiger wordt ingezet.
– Dat er zeker meer aandacht moet komen voor vrouwen als slachtoffers in oorlogen, maar ook meer ingezet moeten worden, meer training en erkenning moeten krijgen als de opbouwers van het land. Niet omdat ze dat van nature beter zouden kunnen, maar omdat zij nu eenmaal de belangrijkste caretakers zijn, zij zijn degenen die hun gezin door de oorlog heenslepen. Zonder dat zij een belangrijke rol krijgen in de wederopbouw, gaat het met een land ook na de oorlog niet goed.
– En dat verwijst naar een minstens zo belangrijk politiek agendapunt en dat is de bestrijding van armoede. Dat kan alleen wanneer er wereldwijd meer aandacht komt voor de reproductieve rechten van vrouwen. Dat wil zeggen: wanneer vrouwen niet meer zeggenschap krijgen over hun lichaam, hun vruchtbaarheid, het aantal kinderen dat ze willen krijgen, zul je nooit aan een effectieve bestrijding van armoede toekomen. Ook weten we ondertussen dat vrouwen inschakelen in de economie, bijvoorbeeld door het verstrekken van mini-kredieten aan vrouwen die eigen bedrijfjes op kunnen zetten een veel grotere garantie geeft dat het verdiende geld echt ook bij de kinderen terechtkomt, en daarmee veel meer doet aan het bestrijden van armoede, dan wanneer het alleen aan mannen en hun organisaties wordt verstrekt.
– Als we het dus hebben over vrouwen en vrede, dan is dat de richting waar we in moeten. Vrouwen aan de top, ik ben daar niet tegen, maar laten we niet vergeten dat het er wel om gaat wat die vrouwen aan de top doen. Vrouwen in de politiek, ook mooi, maar het feit dat iemand een vrouw is garandeert op zich nog helemaal niets.

’s Middags was er een paneldiscussie. Ik hoop dat daar nog een verslag van zal verschijnen.

Zie voor meer info: www.humanistischvredesberaad.nl en www.vrouwenvoorvrede.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *